Gelukkig ben ik van Jezus

15 september 2013

Mijn enige zekerheid in dit leven is dat ik van Jezus ben. En die zekerheid maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is.

Lezen: Jesaja 40:1-11, Johannes 8:1-11

Tekst: Zondag 1

Ik wil deze preek beginnen door eens even heel kort samen te vatten wat er nou staat in Zondag 1. De vraag is: ‘Wat is jouw troost?’ En troost betekent: bemoediging, houvast, zekerheid. Dus wat is jouw zekerheid in dit leven? Antwoord: ‘Dat ik van Jezus ben.’ Dat is heel v/a 1. Dan naar v/a 2. Daar wordt gevraagd: ‘Hoe maakt dat mij gelukkig?’ Je voelt op een bepaalde manier wel aan dat ‘van Jezus zijn’ je gelukkig maakt of kan maken, maar hoe precies? Nou, dat ik van Jezus ben maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is.

 

Voor ik daar verder op inga eerst even dit: het gaat in de Catechismus dus over gelukkig zijn. Lees daar niet over heen. Het gaat gewoon over -ik zou haast zeggen- zoiets aards als gelukkig zijn. Blij zijn. Dat je ontspannen bent, vrolijk. Dat je met een lach op je gezicht loopt en iedereen die je tegenkomt eigenlijk wilt laten delen in jouw geluk. Soms heb je dat, het gevoel dat je hart barst van geluk. Je wilt dansen, springen, je bent gelukkig, diep gelukkig. Daar gaat de Catechismus over, daar draait het om in de Catechismus, dat jij gelukkig bent.

 

Thema voor deze preek is dan ook:

Gelukkig ben ik van Jezus

 

Dus wat is mijn zekerheid, mijn houvast in dit leven? Waar trek ik mij aan op, wat bemoedigt mij? Nou, dat ik van Jezus ben. De Catechismus gebruikt de term ‘eigendom’. Ik ben niet van mijzelf maar van Jezus. En als je verder leest ontdek je ook dat je niet van de duivel bent, niet meer van de duivel bent, maar van Jezus. In Romeinen 14:8 zegt Paulus tegen de christenen in Rome: ‘Zolang wij leven, leven we voor de Heer; en wanneer wij sterven, sterven we voor de Heer. Dus of we nu leven of sterven, we zijn altijd van de Heer.’ Jezus heeft ons vrijgekocht en voor ons betaald. Of in een ander beeld: Jezus heeft ons bevrijd, verlost, buit gemaakt op de vijand.

 

En waarom maakt mij dat gelukkig? Van iemand zijn is toch niet prettig? Waarom maakt het mij gelukkig dat ik van Jezus ben? Ja omdat ik weet wie Jezus is. Denk even aan het volgende voorbeeld. Een meisje trouwt en zegt: ik ben zo gelukkig want ik ben nu van hem, ik hoor bij hem en hij is de liefste man van de hele wereld. Daarom ben ik zo gelukkig! En omgekeerd kan een man dat natuurlijk ook over zijn vrouw zeggen: ik ben zo gelukkig want ik ben nu van haar en zij is de liefste op de hele wereld. En zo geldt dat ook voor Jezus. Ik ben zo gelukkig dat ik van Jezus ben want Hij is de liefste man op de hele wereld. De liefste maar ook de sterkste, de geduldigste, de meest trouwe, wijze, goede, opofferingsgezinde ter wereld.

 

In de bijbel ontdek je wie Jezus is. Ik moet denken aan het slot van Romeinen 8: ‘Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard?’ (Romeinen 8:35). Natuurlijk niet! Jezus is machtiger dan alles wat geschapen is. Jezus is zelf God. Ongeschapen. Hij hoort zelf niet bij de schepping maar staat daar boven. Door Jezus is alles geschapen. Hij hoort bij de Schepper. Maar je dacht toch niet dat er dan iets in de schepping was dat Hem de baas zou zijn of dat Hem boven het hoofd zou groeien? Denk ook aan hoe Jezus de golven en de wind tot bedaren roept. Hij spreekt de storm bestraffend toe en het meer komt geheel tot rust (Matteüs 8:23-28). Denk aan hoe Jezus zijn vriend Lazarus uit het graf roept: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ (Johannes 11:43). Paulus zegt: ‘Ik ben ervan overtuigd dat de dood niet en ook het leven niet en engelen niet en de toekomst niet, dat niets van wat er in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God’ (8:38-39). Het zijn allemaal geschapen dingen: storm, heden en toekomst, engelen en machten, leven en dood. Wat dacht je? Dat Jezus het niet kan opnemen tegen het werk van zijn eigen vingers? Gelukkig ben ik van Jezus!

 

Ook uit bijvoorbeeld Kolossenzen 1 weet ik wie Jezus is. Twee weken geleden stonden we bij die tekst stil, Kolossenzen 1:15-20. ‘Beeld van God is hij, eerstgeborene van heel de schepping.’ En dat gedeelte liep erop uit dat God door Jezus alles met zich wil verzoenen. ‘In hem -in Jezus- heeft heel de goddelijke volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.’ Dat ik van Jezus ben maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is: Hij is mijn verlosser. Telkens als het in de bijbel gaat over wie Jezus is dan blijkt Hij mijn verlosser te zijn. Hij verlost van de storm, Hij redt van de dood, Hij verzoent mij met de Vader. Het zat ook al in Romeinen 8:33-34: ‘Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God zelf spreekt hen vrij. Wie zal hen veroordelen?’ Niemand! Want: ‘Christus Jezus, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en aan de rechterhand van God zit, pleit voor ons.’

 

Ik denk ook nog aan het boek Openbaring. Juist ook in dat boek ontdekken christenen wie deze Jezus is van wie zij zijn. Openbaring 1 tekent Jezus in al zijn goddelijke majesteit, glorie, heerlijkheid, macht en heiligheid. En als je dan verder leest in het boek Openbaring zie je Jezus als koning op de troon van God. Als koning die de loop van de wereldgeschiedenis in handen heeft. Die regeert in liefde en trouw, rechtvaardig en vanuit zijn goedheid. Hij zorgt voor zijn volk, Hij bewaart de zijnen in deze wereld. Hij heeft geduld met zijn tegenstanders maar bereikt uiteindelijk wel zijn doel: een wereld vol van mensen die Hem aanbidden en die in vrede met elkaar samenleven.

 

Gelukkig ben ik van Jezus. Daar trek ik mij altijd weer aan op in dit leven: ik ben van Jezus. En ik weet wie Hij is, Jezus is mijn verlosser en koning. Ik ben niet zomaar van iemand, ik ben van mijn verlosser en koning. Dat roept de vraag op waarvan ik dan verlost moet worden. De kern van v/a 2 is wat mij betreft nog steeds: ik kan gelukkig leven en sterven omdat ik weet wie deze Jezus is van wie ik ben. Het zal in de Catechismus ook veel gaan over Jezus. Maar op het moment dat ik ontdek dat Hij mijn verlosser is komt ook die vraag op naar mijn ellende. V/a 2 zegt: ‘Wat moet u weten om door deze troost, deze zekerheid gelukkig te leven en te sterven? Antwoord: Ten eerste hoe groot mijn zonden en ellende zijn.’ Maar heel bewust begon ik dus bij Jezus. Eigenlijk is dat het ‘ten tweede’: ‘Ten tweede hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost word.’ En het zijn ook geen dingen die na elkaar plaatsvinden: ellende, verlossing, dankbaarheid - want dat is het derde, dankbaarheid. Alsof je het op een gegeven moment niet meer over je ellende of over je verlossing hoeft te hebben omdat dat achter de rug is. Het ‘ten tweede’ is geformuleerd in de tegenwoordige tijd: ‘hoe ik van al mijn zonden en ellende verlost word.’ Ook het ‘ten eerste’ staat trouwens in de tegenwoordige tijd: ik moet weten ‘hoe groot mijn zonden en ellende zijn.’ Ellende, verlossing, dankbaarheid, het zijn de drie kanten van een driehoek. Ze kunnen niet zonder elkaar. Mijn zekerheid, mijn houvast in dit leven hier op aarde is dat ik van Jezus ben. En dat maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is: Hij is mijn verlosser en koning. Dat roept de vraag op: waarvan moet Hij mij dan verlossen?

 

Wat mij onzeker maakt in dit leven, wat mij ontmoedigt, is die eindeloze stroom ellende die over de wereld gaat. Maakt dat jou niet onzeker? Je weet niet hoe dingen uitpakken rond Syrië. Het politieke spel is ondoorgrondelijk en zit vol onverwachte wendingen. Ten goede maar ook ten kwade. Denk je eens in in wat voor onzekerheid de Syrische christenen leven. Hoe hun toekomst eruit ziet kan niemand vertellen maar het ziet er sowieso donker uit. Maar ook dichter bij huis, dichter bij onszelf: ziekte slaat zomaar toe. De berichten daarover houden niet op. In de gemeente niet, in je familie niet. Elk leven moet door dat kanaal van afbraak, van inleveren, van aftakeling en uiteindelijk de dood. En wie raakt er niet ontmoedigd door de gebrokenheid die menselijke relaties zo vaak kleurt? Denk aan gebroken huwelijken, denk aan ruzies die onoplosbaar lijken, aan conflicten tussen ouders en kinderen die leiden tot verwijdering. Je steekt er energie in maar het lijkt niets te helpen. Maakt dat niet moedeloos? Wat een ellende.

 

Ons leven op aarde is dus bepaald geen paradijs. We leven sinds de zondeval buiten het paradijs. Dat paradijs zou je ons vaderland kunnen noemen. Daar komen we vandaan en daar zijn we thuis. Maar dat betekent dat we nu in ballingschap zijn. We leven in een vreemd buitenland. En dat is ellende. Ellende komt van het woord ‘uit-landig’. Niemand voelt zich op zijn gemak in een vreemd land waar de hele omgeving vijandig voor je is. Dat maakt onzeker. Het gedeelte dat we gelezen hebben uit Jesaja staat ook tegen de achtergrond van ballingschap. Het volk van God is in ballingschap. Weggevoerd uit hun land. Ze zijn te beklagen, ja maar ze zijn ook aan te klagen. Want die ballingschap is Gods reactie op hun zonde. Ze zeiden: wij kunnen wel zonder God. En dan zegt God: dan vertrek ik uit de tempel (Ezechiël 11:23) en geef ik jullie over aan jullie vijanden.

 

Daar ligt ook de kern van onze misère, van onze ellende. Wij leven in ballingschap. Tussen zondeval en wederkomst leven wij in ballingschap. De wereld waarin wij leven is geen paradijs. Maar in Jezus komt God naar zijn volk toe. Dat is de troost van Jesaja 40. Daar wordt gezegd: ‘Troost, troost mijn volk.’ Wat een juweel van bemoedigende Godsopenbaring is dit gedeelte. ‘Troost, troost mijn volk.’ God komt naar Jeruzalem. Maak de weg klaar. God komt naar zijn volk want de schuld is voldaan. De straf is uitgezeten. Een dubbele straf, dat wil zeggen: het is voldoende en afdoende; Gods kinderen hoeven er niet aan te twijfelen dat voor God de schuld voldaan is. Laat je daardoor bemoedigen. God komt naar Jeruzalem. En zo is het toen ook gebeurd (Ezechiël 43:1-5). En tegelijk mogen wij vanuit de evangeliën weten dat dit zijn diepere vervulling heeft gekregen in Christus (Marcus 1:2-3; Lucas 4:16-21). En let dan op vers 5 van Jesaja 40: ‘De luister van de HEER zal zich openbaren voor het oog van al wat leeft.’ God toont zijn heerlijkheid in het komen naar zijn volk. God toont daarin zijn wijsheid, zijn liefde, zijn trouw, zijn geduld, zijn genade en goedheid, zijn rechtvaardigheid en barmhartigheid. Wij zien al die heerlijkheid van God in Jezus en in zijn offer aan het kruis. God openbaart zijn heerlijkheid. En uiteindelijk rust de zekerheid in mijn leven op die openbaring van Gods heerlijkheid. Dat vond ik een hele mooie ontdekking. Mijn houvast in het leven in deze wereld is dat ik van Jezus ben. Dat maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is: mijn verlosser. Hij voldoet mijn schuld. In Hem komt God naar mij toe met vrede. En daarin toont God mij zijn heerlijkheid, zijn goddelijke wijsheid, zijn liefde en trouw, zijn goedheid en genade. En dat bemoedigt mij. Dat God zo is maakt mij gelukkig, blij, ontspannen, opgelucht en vrolijk.

 

Dat God zo is wordt ook zichtbaar in het verhaal over Jezus en die vrouw die op overspel is betrapt, Johannes 8. Schriftgeleerden en Farizeeën willen Jezus klem zetten. Hoe kan Hij genadig zijn voor deze vrouw zonder de wet van God los te laten? Eerst wijst Jezus de aanklagers erop dat zij dezelfde straf verdienen als deze vrouw. Dat weerhoudt hen ervan om voor zijn heilig oog het vonnis te voltrekken. Als ze afgedropen zijn zegt Jezus: ‘ook ik veroordeel u niet.’ En Jezus zegt dat niet omdat Hij er voor terugdeinst om het oordeel te voltrekken. Ook niet omdat Hij haar zonden door de vingers ziet. Ook niet omdat Hij de wet van God loslaat. Maar in zijn genade laat Hij haar oordeel op zichzelf neerkomen; dat maakt genade zo kostbaar. Maar zo is God. In Jezus openbaart God zijn luister voor het oog van al wat leeft.

 

En omdat God ons wil bemoedigen, omdat God ons geluk op het oog heeft zegt Hij: laat je bemoedigen door te kijken naar de openbaring van mijn heerlijkheid. Of te wel, kijk naar Jezus, je verlosser, je koning. Maar hoe is dat, ervaar jij die bemoediging? Ik vraag het maar gewoon. Maakt het je gelukkig dat je van Jezus bent? Dus leeft de belijdenis van Zondag 1 voor jou? Mijn enige houvast is dat ik van Jezus ben en dat maakt mij gelukkig omdat ik weet wie Jezus is. Ik kan me voorstellen dat voor onze Syrische broeders en zusters dit ontzettend leeft. En voor al die andere christenen die te maken hebben met vervolging. Als je je leven hier op aarde niet zeker bent, als je niet weet of je de avond nog haalt, dan is het toch geweldig om te weten dat je van Jezus bent? Dat zelfs de dood niet tussen jou en Hem in kan komen? Als ik als christen in Syrië zou wonen en ik zou de onzekerheid iedere dag aan den lijve voelen, dan zou ik zielsblij zijn dat ik van Jezus ben. Dat wij dat hier in Nederland vaak minder sterk ervaren komt omdat er zoveel nep-zekerheden zijn. Nep-zekerheid, want alle zekerheid buiten het ‘van Jezus zijn’ is nep en broos. Het zijn zekerheden die de mens zelf heeft bedacht en opgebouwd. Het zijn zekerheden die niet opgewassen zijn tegen de ontwrichtende ellende die in de schepping is gekomen door de zonde. Als je daarin houvast en zekerheid blijft zoeken kom je op een dag bedrogen uit. Ik zeg dat niet om iemand bang te maken. Maar proef het verschil met de zekerheid van het ‘van Jezus zijn’. Die zekerheid komt van buitenaf. Die zekerheid heb je niet gezocht maar die ontving je. Wat een wonder eigenlijk: wij zijn niet anders dan de mensen om ons heen. Hun ellende en onze ellende is dezelfde. Wat een wonder dat jij houvast ontving, zekerheid. Een zekerheid die je niet zelf hebt gecreëerd maar die God creëerde.

 

Maar hoe zit het dan met blijvend ongeluk in het leven van een christen? Want dat is er toch gewoon? Gelukkig ben ik van Jezus. In Hem laat God mij zijn heerlijkheid zien. Dat bemoedigt. Maar ondertussen leef ik nog steeds in ballingschap hier op aarde. God komt naar mij toe in Jezus, ja maar dat betekent nog niet dat Hij mij uit deze wereld weghaalt. En ook in mijn nieuwe leven voor God breekt het kwaad er soms dwars door heen. Opvallend genoeg gaat het er in Jesaja 40 allereerst over dat God naar Jeruzalem terugkeert, nog niet dat het volk ook terugkeert. Dat komt pas later. Jesaja zegt: ‘Hij komt met kracht, zijn arm zal heersen. Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien (Jesaja 40:10-11). Ook daarvan mogen we de vervulling zien in Jezus, de Goede Herder. Onze Verlosser en onze Koning. De koning van het boek Openbaring. Er komt herstel, vernieuwing. Daar werkt Hij nu aan. Er komt een tijd dat God weer zal regeren in Jeruzalem. Die vernieuwing benoemt v/a 2 van de Catechismus in het ‘ten derde’. In dat derde deel van de Catechismus, waarin het gaat over onze dankbaarheid, hebben de 10 geboden en het Onze Vader een plaats gekregen. In beiden gaat het om het heen leven naar het koninkrijk van God. Dat we God dienen in een nieuw leven, nieuw omdat Hij erbij is. In wet en gebed gaat het om de vernieuwing van ons leven. En daarbij zeggen we tegen elkaar: gelukkig ben ik van Jezus. Gelukkig ken ik de kracht van zijn verlossing en koningschap.

 

Probeer nu in de week die komt in je leven van iedere dag de bemoediging van het ‘van Jezus zijn’ te ervaren. Dat het je gelukkig maakt. Dat je daarvan wilt dansen. Dat je eigenlijk iedereen die je tegenkomt in jouw geluk wilt laten delen. Probeer dat door je te concentreren op Jezus. Lees over Hem in de bijbel. Leer Hem steeds meer kennen. Zoek Hem in gebed. Zie Gods heerlijkheid in Hem. En kijk ook naar de symbolen in je leven waarin je laat zien dat je van Jezus bent. Ik bedoel dat kettinkje om je hals met een kruis eraan. Of het ichthus-visje in je oor of op je auto. Of misschien die tattoo ergens op je huid. Vergeet in ieder geval niet het symbool waar God mee kwam: je doop. Gelukkig ben jij van Jezus! Amen.