Het stellig weten van het geloof

19 januari 2014

Hoe weet je zeker dat je straks het paradijsgeluk terugkrijgt? Omdat je God kent als liefdevol en betrouwbaar.

Lezen: Hebreeën 6:9-20

Tekst: Zondag 7

Wij hebben zojuist ons geloof beleden. Ik hoop dat je meedeed. Dan heb je het gezegd: ik geloof in God de Vader, ik geloof in Jezus Christus, ik geloof in de heilige Geest. Je voelde vast ook iets van het gewicht van die woorden, dit zijn niet woorden die je zomaar even uitspreekt. Misschien kwam dat door de vorm. Nu wilde ik door die vorm de woorden alleen maar dieper laten binnenkomen. Het gewicht zit in de woorden zelf. Zeggen dat je in God gelooft is niet niks.

 

Het kan zijn dat je juist daarom niet meedeed. Omdat je de woorden te groot vindt voor jezelf. Je vraagt je af: geloof ik dit echt? Geloof ik echt dat deze Vader de wereld geschapen heeft? Geloof ik echt dat Hij een Zoon heeft die voor mij geboren is, gestorven, begraven, opgestaan en dat Hij nu in de hemel regeert? Geloof ik echt in de heilige Geest en dat ik bij de kerk hoor, vergeving krijg en eens zal opstaan om eeuwig te leven? En omdat je die aarzeling in jezelf voelt zeg je de woorden liever ook niet.

 

Zelf voel ik ook iets van die aarzeling. Want als ik naar mijn eigen geloof kijk dan vind ik dat geen sterk geloof. Ik kijk op naar mensen die in mijn ogen een groot geloof hebben. Ik zou willen dat mijn geloof mijn leven nog veel meer beheerste. Mijn geloof gaat op en neer, soms is het heel sterk maar soms is het ook verder weg. Glipt het me door de vingers. Voelt het zomaar alsof het los kan laten. Ik bedenk tegelijk dat die mensen tegen wie ik opkijk in zichzelf ook moeite kunnen hebben met hun geloof. Alleen weet ik dat niet, zie ik daar niks van, hoor ik dat niet. Misschien dat ik het ontdek als ik hen beter leer kennen. In ieder geval denk ik dat een preek over hoe je zekerheid vindt in het geloof voor ieder van ons belangrijk is. Ook als je net heel overtuigd meedeed met de geloofsbelijdenis.

 

Het is de eerste vraag en antwoord van Zondag 7 die laat zien waarom geloven zo belangrijk is. Waarom zekerheid in het geloof zo belangrijk is. V/a 20 gaat over de manier waarop mensen het heil terugkrijgen. Wij kennen dat woord ‘heil’ uit de nieuwjaarswens: veel heil en zegen. Dan betekent het: geluk. Ik wens je een gelukkig Nieuwjaar. In Zondag 7 betekent heil: het geluk met God zoals de mensen dat in het paradijs hadden. Adam en Eva leefden gelukkig met God. Ze waren blij met Hem en Hij met hen. En nu vraagt v/a 20: krijgen alle mensen dat paradijsgeluk met God terug door Christus, door die Middelaar van Zondag 5 en 6? Nee, zo is het niet. Mensen delen wel automatisch in de veroordeling van Adam maar ze delen niet automatisch in het herstel door Christus. Er is wel erfzonde maar geen erfgeluk. Dat past niet bij dit geluk want het gaat hier over een relatie en die duw je iemand niet door de strot. Hoe deel je dan wel in het herstel door Christus? Antwoord 20 zegt: doordat je bij Christus gaat horen. Doordat je bij Hem wordt ingelijfd. Een tijdje geleden hadden we het over ‘in Christus zijn’. Christus is rechtvaardig en in zijn persoon jij ook. Christus is kind van de Vader en in zijn persoon jij ook. Daar gaat het over in antwoord 20. Ingelijfd zijn bij Christus. In zijn persoon vertegenwoordigd zijn. Dan gelden zijn weldaden, de dingen die Hij gedaan heeft, voor jou. Antwoord 21 vat die weldaden zo samen: de vergeving van de zonden, eeuwige gerechtigheid (dat het voor altijd goed is tussen God en jou) en eeuwig heil (dat je voor eeuwig gelukkig bent met God). En v/a 20 zegt: hoe word je nou bij Christus ingelijfd? Hoe neem je nou die weldaden aan? Door geloof. De manier waarop een mens het paradijsgeluk met God terugkrijgt is door Christus. Hij heeft dit herstel bewerkt. En dat wordt van jou door geloof.

 

Maar juist op dit punt kun je onzeker worden: is mijn geloof wel goed genoeg? Niet geloven betekent: het paradijsgeluk niet terugkrijgen, dat begrijpen we. Wel geloven betekent: dit geluk wel ontvangen, dat snappen we ook. Maar hoe is het nou met mijn geloof? Geloof ik echt? Soms twijfel ik, geloof ik op dat moment dan niet? Soms voel ik mijn geloof echt in me maar op andere momenten ook weer niet. Dus hoe weet je nou zeker dat jij dat paradijsgeluk straks terugkrijgt?

 

God kennen maakt je geloof zeker

Weet je wat het probleem is met die zekerheid en onzekerheid over of jij het paradijsgeluk terugkrijgt? Het probleem is dat wij voor zekerheid vaak kijken naar ons geloof. Is dat wel groot genoeg, is dat wel een echt geloof, is dat wel een sterk geloof? Maar de oplossing is dat we leren kijken naar God. En dat is natuurlijk ook veel mooier. De vraag is niet: is mijn geloof wel sterk maar is God sterk? De vraag is niet: blijf ik mijn hele leven trouw maar is God trouw? De vraag is niet: heb ik God lief maar heeft God mij lief? Die andere vragen doen er wel toe maar daarin vind je nooit zekerheid. Want ons geloof is niet sterk en wij zijn niet trouw en onze liefde schiet tekort. Maar God is wel sterk en trouw en liefdevol.

 

    Waar je zekerheid niet moet zoeken

En toch kijken we vaak voor zekerheid naar onszelf. Misschien herken je jezelf in een van de volgende schetsen. Ik denk dat veel mensen zekerheid over hun geloof zoeken in wat ze doen. De vraag ‘geloof ik wel echt?’, beantwoorden ze voor zichzelf met: ‘nou ja, ik vloek niet, ik drink niet teveel, ik ga naar de kerk.’ Maar elke keer als jou wel een vloek ontvalt, al is het binnensmonds, elke keer dat je wel teveel drinkt en elke keer dat je een dienst verzuimt, vraag je je dan toch weer af: geloof ik wel echt?

 

Je kunt zekerheid over je geloof ook zoeken in je omgang met de kerk en de leer. De vraag ‘geloof ik wel echt?’, beantwoord je voor jezelf met: ‘ik zit in de goede kerk, ik houd vast aan de leer van de bijbel, ik wijk daar niet van af.’ Maar als je merkt dat je anders gaat denken over bepaalde onderwerpen of als er in de kerk waar je lid van bent dingen veranderen en je gaat daarin mee, vraag je je dan toch weer af: geloof ik wel echt?

 

Veel mensen zoeken ook zekerheid over hun geloof in wat ze voelen en ervaren. Soms voelen ze door iets dat ze meemaken Gods aanwezigheid heel sterk. Door een lied of door een preek of door iets anders. Ze zijn op dat moment diep overtuigd van hun geloof. Ze voelen het dwars door zich heen gaan. Het beneemt hen bijna de adem. Soms heb je dat: opeens ervaar je God en zijn aanwezigheid op het tastbare af. Maar als dat gevoel er niet is? Als alles weer gewoon is en je God niet kunt voelen, wat dan? Vraag je je dan toch weer af: geloof ik wel echt?

 

En wat ik nu niet beweer is dat dit er allemaal niet toe doet. Voelen en ervaren is belangrijk in het geloof. De leer en de kerk zijn belangrijk in het geloof. Je daden zijn belangrijk in het geloof. Maar wat je niet moet doen is je zekerheid eraan ontlenen. Want dan ga je voor de bijl. Dat gaat niemand lukken. Wat je dan doet is naar je eigen geloof kijken voor zekerheid. Maar die kijkrichting klopt niet. Wil je zekerheid over het paradijsgeluk en dat jij dat krijgt dan moet je naar God kijken. Want Hij belooft dat Hij je dat geluk wil geven. En wat is dit ontspannend. Voel eens wat er hier van je afvalt. Zekerheid in het geloof hangt niet van jou af maar die zekerheid ligt in God.

 

    Gooi je anker uit naar God

Ik ga een voorbeeld geven. En dat is het voorbeeld van een anker. Elke boot heeft een anker. Dat anker voorkomt dat je op drift raakt, afdrijft en uiteindelijk ergens te pletter slaat. Zolang je dat anker in je hand houdt biedt het geen houvast. Zolang jij dat anker onderzoekt of het wel stevig is biedt het geen houvast. Je kunt de stevigheid van het anker testen door er met een hamer op te slaan of door het met röntgenapparatuur door te meten. Maar al die tijd ligt het anker nog aan dek en drijf jij af. En steeds wanhopiger vraag je je af of het anker wel zekerheid biedt. Maar je zoekt op de verkeerde plek. Gooi het anker in zee en merk dat het houdt. En weet je waarom het anker de boot op zijn plek houdt? Omdat de ondergrond stevig is. De zekerheid dat je niet afdrijft vind je op de bodem van de zee. Als die zeebodem houvast biedt zul je niet langer afdrijven.

 

En die zeebodem is God. Bij het geloof geldt: zekerheid dat je niet afdrijft, op drift raakt en uiteindelijk te pletter slaat, vind je in God. Onderzoek niet je geloof op zijn stevigheid maar geloof in God en merk dat het houdt. Dit is het slot van Hebreeën 6, dat anker voor onze ziel dat we in dit geval omhoog gooien, de hemel in, waar Christus is. In God vind je zekerheid. Hij is de grond waarin het anker van ons geloof houvast vindt. In het gedeelte dat we gelezen hebben wil God ons moed inspreken. Geloofsmoed. Want God weet dat we dat nodig hebben. Dat is al een bemoediging op zich. God wil ons door Christus deel geven aan zijn hemelse heerlijkheid. Aan de vrede met Hem, het paradijsgeluk van leven met Hem in wederzijdse vreugde. God belooft ons dat. God belooft dat zij die in Christus geloven het allerheiligste van zijn hemelse wereld zullen binnengaan. Dat dit de belofte is zie je in vers 20, Jezus is die hemelse heerlijkheid al binnengegaan en Hij wordt onze voorloper genoemd. Je ziet het ook in hoofdstuk 7:19 waar het gaat over de hoop ‘waardoor wij weer dichter tot God kunnen naderen’. Daar hopen wij op, op grond van ons geloof. Wij zien daarnaar uit, wij hopen dat te krijgen. Want God heeft het ons beloofd. En bij een belofte geldt: zekerheid of je datgene wat beloofd werd ook krijgt hangt af van degene die het belooft. Heeft hij of zij de mogelijkheden om het je te geven? Als een van mijn kinderen mij duizend euro belooft dan heb ik daar eerlijk gezegd mijn twijfels over. Als mijn vader het me belooft heb ik meer zekerheid dat ik het ook echt krijg. Dus heeft degene die iets belooft de mogelijkheden om het mij te geven? En ook heel belangrijk, houdt hij of zij zoveel van mij dat hij of zij zich aan die belofte houdt? Zie je dat de zekerheid van een belofte alles te maken heeft met degene die belooft? En dan is het God die een belofte doet, onze hemelse Vader! Dat geeft toch 100% zekerheid?

 

    God belooft en zweert

En toch gaat God nog verder. Dat is opvallend. Gods belofte is betrouwbaar want Hij is God. Maar toch gaat God nog verder: Hij zweert dat Hij ons zal laten delen in zijn toekomstige heerlijkheid. Dus God doet twee dingen, Hij belooft en Hij zweert. Het voorbeeld in Hebreeën 6 is dat van Abraham. God beloofde Abraham rijkelijk te zegenen en hem heel veel nakomelingen te geven, ‘als sterren aan de hemel en als zandkorrels op het strand’. Je leest dat in Genesis 12:2 en 15:5. Maar in Genesis 22:16-17 krijgt Abraham diezelfde belofte opnieuw en dan zegt God het zo: ‘Ik zweer bij mijzelf (…) ik zal je rijkelijk zegenen en veel nakomelingen geven.’ En in Hebreeën 6 wordt daarvan gezegd: God zweert bij zichzelf omdat Hij bij niemand kan zweren die hoger is dan hijzelf. Mensen zweren altijd bij wat hoger is dan zichzelf. Dat zegt iets over mensen die Gods naam als vloek gebruiken. Onbedoeld erkennen zij God als hoger dan zichzelf. Gods naam als krachtterm gebruiken is niet goed maar de onbedoelde erkenning daarin van Gods kracht juichen we toe. Maar God belooft en zweert dat Hij Abraham zal zegenen en tot een groot volk zal maken.

 

En luister dan eens naar vers 17-18: ‘Toen God de erfgenamen van de belofte ervan wilde doordringen hoe vast zijn voornemen was, stelde hij zich op dezelfde manier met een eed garant. Met deze twee onomkeerbare daden -die uitsluiten dat God liegt- heeft hij ons krachtig moed in willen spreken.’ Onder die erfgenamen mogen wij ons rekenen. Want de zegen die God aan Abraham beloofde is gekomen met Christus. Door Hem worden alle volken gezegend. Door Hem krijgt Abraham een ongedacht groot nageslacht: allen die geloven. Dus in vers 17-18 gaat het over ons. Kortom: hoe weet je nou zeker dat jij het paradijsgeluk terugkrijgt door Christus? Omdat God die belofte gedaan heeft. En je kent Hem toch? Je weet toch dat Hij het waar kan maken? Je kent toch zijn liefde voor jou? En God heeft daar ook nog een eed bij gegeven. Hij zweert bij zichzelf: Ik zal dit doen. Ik zal jou thuisbrengen in mijn heerlijk koninkrijk. Door Jezus mijn Zoon. En bij dat zweren mag je denken aan Psalm 110:4 waar staat: ‘De Heer heeft gezworen, en komt op zijn eed niet terug: ‘Je bent priester voor eeuwig, zoals ook Melchisedek was.’ Dat gaat over Jezus. Daar gaat het in Hebreeën 7 verder over: Jezus die in de hemel voor ons pleit als onze hogepriester. Paulus zegt in 1 Korintiërs 1: ‘Christus belichaamt het ja (van God). In hem worden alle beloften van God ingelost’ (19-20). God belooft ons het paradijsgeluk terug te geven. En de eed die Hij doet is het geven van zijn Zoon.

 

    Gods liefde als diepste grond van zekerheid

Daarmee is de grond van onze zekerheid ten diepste Gods liefde. God wil ons bij zich hebben in een leven van vreugde en vrede. Vers 17 zegt: dat is zijn vaste voornemen. Nou, is er iets dat meer zeker is dan Gods wil, Gods plan, Gods liefde? Als God zich iets heeft voorgenomen dan gaat het toch gebeuren? Geloof je dat? God belooft het en zweert dat Hij dit zal doen. Dat wekt toch vertrouwen op? Geloof is de natuurlijke reactie op een belofte. Het is ook de enige passende reactie op een belofte. Zoals zien bij licht hoort en horen bij geluid. Net zo wekt Gods belofte geloof op. Dat je de belofte van God gelooft is dan ook noodzakelijk om het beloofde te krijgen. Je vertrouwt erop, kan ik ook zeggen. Vertrouwen is de enige manier om dat beloofde geluk te krijgen. Dus knijp je ogen niet dicht en hou je handen niet voor je oren. Kijk en luister. Gods belofte wekt geloof op. Geloof dat nodig is om het beloofde te krijgen. Een andere manier is er niet. Maar zo wil God het juist. Geloven is vertrouwen zonder te zien. Bij vertrouwen op God ligt je zekerheid vast in God, in wie Hij is. Daarom doet het zoeken van zekerheid in jezelf en in de kracht van jouw geloof zo tekort aan God. God wil juist dat je je toevertrouwt aan Hem en zijn beloften, dat je daar blind op vaart. Omdat je daarmee God erkent als liefdevol en betrouwbaar.

 

    Het stellig weten van het geloof

Daarmee zijn we uitgekomen bij het kernwoord van Zondag 7, je vindt het in v/a 21. Misschien wel de bekendste vraag en antwoord na v/a 1. ‘Wat is waar geloof? Waar geloof is een stellig weten waardoor ik alles voor betrouwbaar houd, wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft. Tegelijk is het een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest door het evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving van de zonden, eeuwige gerechtigheid en eeuwig heil door God geschonken zijn, enkel uit genade, alleen op grond van de verdienste van Christus.’ Vaak wordt dit zo samengevat: geloven is een stellig weten en een vast vertrouwen. Maar als je niet goed oplet is de valkuil levensgroot dat je dan toch weer naar jezelf gaat kijken. Want weet ik het allemaal zo stellig? En is mijn vertrouwen zo vast? Maar wat weet ik dan zo stellig? Haal dat stukje er eens tussenuit, dan wordt de eerste zin zo: ‘Waar geloof is alles voor betrouwbaar houden wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft.’ Dat klinkt logisch, toch? Daar sluiten v/a 22 en 23 ook op aan. Die gaan over de openbaring, het evangelie van God, dat Hij als Vader de wereld geschapen heeft, dat Jezus de wereld verlost heeft en dat de heilige Geest die verlossing in mensenlevens bewerkt. Dus geloven is voor betrouwbaar houden wat in de bijbel staat. En dat stellige weten dat slaat op God, dat gaat over het kennen van God. Je kent God als liefdevol en genadig, als trouw en vol van goedheid. Omdat je weet dat God zo is houd je alles voor betrouwbaar wat Hij zegt. Omdat je weet dat God zo is vertrouw je op de inhoud van wat Hij zegt, namelijk dat de heilige Geest met het evangelie in je hart werkt en jij vergeving van zonden, eeuwige vrede en eeuwig geluk ontvangt.

 

Dus geloven richt zich naar buiten. Niet naar binnen maar naar buiten. Het gaat niet om wat jij gelooft maar om wat God laat weten over zichzelf. Het gaat om het evangelie dat je leest in de bijbel en dat je naspreekt in de geloofsbelijdenis. Bij God vind je zekerheid. Leer Hem daarom steeds meer en steeds beter kennen. Lees daarom veel in de bijbel, ga naar de kerkdiensten, zoek elkaar op voor Bijbelstudie. Dat is niet dor en droog maar zo leer je God kennen. God kennen maakt je geloof zeker. Die eerste zin van antwoord 21 kun je zo lezen: Waar geloof is alles voor betrouwbaar houden wat God in zijn Woord geopenbaard heeft omdat je God kent als betrouwbaar. En wat God geopenbaard heeft is dit: Ik beloof en Ik zweer je door Christus het paradijsgeluk terug te geven! Amen.