Liefde geeft richting: niet ik, maar de ander

25 januari 2009

1 Korintiërs 13 is hét hoofdstuk over de liefde. In deze preek -die in samenwerking met jongeren van de gemeente is gemaakt- gaat het over deze liefde en de betekenis ervan voor de gemeente van Christus.

Lezen: 1 Korintiërs 13

Tekst: 1 Korintiërs 13

Wat is liefde? Daar zijn vele boeken over vol geschreven. Mooie boeken. En toch blijft het iets ongrijpbaars. Want liefde is er in vele vormen. Misschien denk je bij liefde allereerst aan de gevoelens van diepe genegenheid tussen man en vrouw. Maar wie de liefde bedrijft op de wallen in Amsterdam heeft zich juist ver van die diepe genegenheid verwijderd! Het woord liefde kent vele nuances. Enige bekendheid geniet de cartoon ‘Liefde is...’ Blijkbaar is het makkelijker om van liefde een concreet plaatje te geven dan een algemene omschrijving. Zo eindigde een artikel in een boek dat ik bij de voorbereiding van deze preek gebruikte met de bemoedigende opmerking: ‘Wat liefde is? Geen mens die het weet.’

 

En toch wil de jeugd het weten. Iedereen, hoop ik. De jongeren met wie ik deze dienst voorbereidde kozen met overtuiging voor 1 Korintiërs 13. Nu wordt er nog wel eens uit 1 Korintiërs 13 gepreekt of gelezen bij huwelijksbevestigingen. Daardoor kun je op het verkeerde been worden gezet. Want daar gaat 1 Korintiërs 13 nou eigenlijk net niet over. Natuurlijk is veel van wat er in dit hoofdstuk staat, misschien wel alles, ook op de relatie tussen man en vrouw te betrekken. Maar de oorspronkelijke setting is anders. Paulus schrijft immers een brief aan een gemeente. De gemeente in de havenstad Korinte in Griekenland. Het gaat in dit hoofdstuk dus over de liefde in de kerk. Of, de liefde zoals die er in de kerk zou moeten zijn. Dat is gelijk ook een verschil met de liefde tussen man en vrouw, die liefde gaat vaak voor een deel vanzelf, want je houdt van de ander. Maar wie zegt nou uit zichzelf: ik hou zo van mijn broeders, en zusters? Dit verschil zie je ook wanneer je het bijbelboek Hooglied naast 1 Korintiërs 13 legt. In Hooglied wordt de liefde gevoeld, ze is zelfs als een vlammend vuur dat vele wateren niet kunnen blussen. In 1 Korintiërs 13 lijkt de liefde net buiten ons bereik te liggen en moet het vuur juist opgestookt worden.

 

Maar als het in 1 Korintiërs 13 niet gaat over de romantische liefde, over welke liefde gaat het dan wel? Is daar een naam voor? Of een omschrijving? Het laatste vers van hoofdstuk 12 reikt ons iets aan. Paulus schrijft: ‘Ik wijs u een weg die nog voortreffelijker is’. In 1 Korintiërs 12 gaat het erover dat men in de gemeente aan elkaar verbonden is doordat de één een gave wel heeft en een ander niet. We hebben elkaar in de gemeente nodig, want niet iedereen heeft alle gaven. En door onze verschillen als puzzelstukjes in elkaar te passen raken we stevig verbonden. Maar nu is de liefde een nog veel betere weg! Een nog betere route om met elkaar verbonden te raken. De liefde in 1 Korintiërs 13 is dus geen romantische liefde die verbindt wat elkaar gevonden heeft, nee de liefde van 1 Korintiërs 13 is als een weg die afstanden overbrugt en het onverbondene bij elkaar brengt. Door deze liefde kom ik bij de ander thuis, raak ik in gesprek, leer ik de ander kennen. Deze liefde smeedt banden in de gemeente die er anders niet zouden zijn geweest. De liefde van 1 Korintiërs 13 is geen romantiek, maar een route. Je vindt de ander. De weg die je bij elkaar brengt in de kerk heet ‘liefde’.

 

Het thema voor de preek is dit:

Liefde geeft richting: niet ik, maar de ander

 

In de kerk hou je het alleen met elkaar uit als er liefde is. Want liefde verandert je blikrichting, je doel, je oriëntatie. Ons innerlijk kompas wijst sinds de zondeval naar onszelf. Het gaat om onszelf. We vinden het moeilijk om ons in anderen te verplaatsen. En wanneer we dat proberen doen we dat vanuit onze eigen kaders en beleving. Doordat we vasthouden aan onze belangen scheppen we afstanden, wie ons niet kan volgen laten we achter. We zijn veel met onszelf bezig. Wanneer we tijd of geld geven is het wel óns geld en ónze tijd. Het lijkt er op dat we er ook na het geven over blijven beschikken: er moet wel iets mee gebeuren wat ik wil. Wanneer we ons leven bij langs lopen schrikken we gemakkelijk van de gerichtheid op onszelf die overal doorheen zit. Tot in het huwelijk aan toe: ik wil graag een fijn huwelijk, waar ik wat aan heb. Hoeveel mensen trouwen niet om zichzelf?

 

Dus zelfgerichtheid schept afstand. Toen de mens bij de zondeval voor zichzelf koos ontstond er niet alleen een breuk richting God, maar ook tussen mensen onderling. Bij de zondeval koos de mens niet voor ‘de mensheid tegenover God’, nee hij koos echt voor zichzelf: ik wil zijn als God. Tussen Adam en Eva ontstaat ook direct verwijdering in de vorm van schaamte en verwijt. Het is ieder voor zich. De zondeval maakt de mens eenzaam. Hij wordt omringt door een gapende afgrond en ziet in de verte, aan de overkant de medemens. Maar hem of haar bereiken lukt niet meer.

 

Maar dan zegt God: liefde bouwt de brug naar de ander. Want wat is liefde? Hoe ziet liefde er uit? Volgens God dan? Daarvoor kijken we naar vers 4-7 van 1 Korintiërs 13. En dan staat er allereerst:

 

De liefde is geduldig. Ik jaag een ander in de gemeente dus niet op tot iets waar hij of zij nog niet aan toe is. En omgekeerd: ik spring niet direct op de ketting wanneer er iets gebeurt waar ik minder blij mee ben.

De liefde is vol goedheid. Ik denk dus niet als eerste het verkeerde van iemand, maar ik ga ervan uit dat hij of zij iets goeds wilde.

De liefde is niet afgunstig. Wat een ander in de gemeente heeft, of kan, of mag doen maakt me niet jaloers. Nee, ik gun het hem of haar en zie die ander er graag van genieten.

De liefde kent geen ijdel vertoon. Ik loop niet met mezelf te koop in de gemeente. Niet met mijn geloof, niet met mijn gaven, niet met mijn positie. Ergens mee te koop lopen betekent dat je het laat zien zodat anderen tegen je gaan opkijken. Maar om geloof, gaven en posities moet God altijd gedankt worden, want Hij gaf het. IJdel vertoon stelt zich tussen de ander en God.

De liefde is niet zelfgenoegzaam. Wie zelfgenoegzaam is heeft genoeg aan zichzelf. De hele wereld kan verdwijnen; de hele gemeente ook, ik ben tevreden met mezelf. Eigenlijk is het effect van de zondeval dan ten volle werkelijkheid geworden: ik heb God en de medemens niet nodig, echt niet. Het is voor jou genoeg om liefde van jezelf te ontvangen.

 

De liefde -we zitten ondertussen in vers 5- is niet grof. Wanneer ik met broeders en zusters omga probeer ik me bewust te zijn van hun gevoeligheden. Ook omgangsregels die ik zelf niet heb respecteer ik. Daar stuiter ik niet dwars door heen.

De liefde is niet zelfzuchtig. Nee, ze is op zoek naar de ander! Niet mijn belang, maar dat van de ander wil ik behartigen. Maar dit is de wereld op zijn kop. Dit maakt het compromis overbodig, want ik zoek het belang van de ander en zet dat van mezelf opzij. Dit scheelt echt ellenlange discussies in de gemeente.

De liefde laat zich ook niet boos maken. Soms wordt je in de gemeente tot het uiterste geprikkeld, geïrriteerd. Dat kan. En misschien heb je nog wel gelijk ook. En toch, je laat je niet boos maken. Niet omdat je het allemaal maar van je af laat glijden, maar uit de liefde. Want boosheid schept afstand, liefde is de weg naar de ander. En je wilt de ander in de gemeente niet kwijtraken.

De liefde rekent ook het kwaad niet aan. Je kunt onrecht lijden in de gemeente. Je bewust of ook onbewust aangedaan. Maar blijf je daarmee rondlopen? Laat je dat tussen jou en de ander instaan? De liefde maakt verschil tussen het kwaad dat je werd aangedaan en de persoon die dat deed. Is degene die je kwaad berokkende nu voorgoed slecht?

 

In vers 6 en 7 gaat de tekening van wat liefde is nog verder. Uiteindelijk komen we op 15 punten uit.

De liefde verheugt zich niet over het onrecht. En hiermee hangt samen: ze vindt vreugde in de waarheid. In de kerk vertel ik niet alleen mijn kant van het verhaal maar speel ik open kaart. Bij afwegingen leg ik ook dingen die in mijn nadeel zijn gewoon op tafel. In de liefde gaat het immers niet om mij en mijn zin, maar om het goede voor de ander en voor de gemeente als geheel. De waarheid wordt niet alleen aangetast door de leugen, maar ook door expres gegevens verborgen te houden. Maar dat is liefdeloos.

De liefde verdraagt alles. Dus ik slik nog een keer als er dingen in de gemeente gebeuren waar ik niet zo blij mee ben. Niet alles hoeft te gaan zoals ik het wil. En zonder dan afstand te nemen ga ik toch mee en blijf ik meedoen. Ik incasseer omwille van het vasthouden van de relatie met de ander.

De liefde gelooft alles. Het gaat in dit hoofdstuk over de onderlinge relaties in de gemeente, we lezen hier dus: je vertrouwt de ander. Ook zonder bewijs neem ik aan wat een ander zegt.

De liefde hoopt alles. Ik stap niet met negatieve verwachtingen op mijn broeder of zuster af, hoeveel aanleiding ik daar misschien ook voor heb, nee ik ga er weer voor en ik laat me verrassen.

En tot slot, de liefde volhardt in alles. ‘Niet 7 maal, maar 70 maal 7’ zei Jezus. De onderlinge relaties in de gemeente kennen geen verzadigingspunt. Ik geef mijn broeder of zuster geen tegoedbonnen, die een keer op zijn, maar ik geef hem of haar mijn hart!

 

Deze liefde kent maar één richting: de ander, en niet ikzelf. Liefde geeft richting: niet ik, maar de ander. Nu kun je je afvragen: zal er dan geen misbruik van me worden gemaakt? Zullen ze dan niet over me heen lopen? Stoot ik op deze manier niet voortdurend mijn neus? Dat kan. Liefhebben maakt je kwetsbaar. Want je liefde kan onbeantwoord blijven. Maar is dat voldoende reden om dan ook zelf niet meer lief te hebben? Als iedereen zo redeneert is de liefde dood. Liefde is ook een kracht die liefde oproept. Liefde kan verbitterde mensen mild maken. Juist onder verbittering zit vaak het diepe verlangen naar liefde. Liefdeloosheid roept liefdeloosheid op en versterkt en verspreidt alleen zichzelf. Dat is ook het typische van het kwaad: het roept kwaad op. Maar met de liefde is het net zo: liefde roept liefde op. Liefde stelt niet eerst de voorwaarde: ‘jij moet mij ook liefhebben’, of ‘zul je mijn liefde wel beantwoorden?’ Nee, liefde geeft en zoekt en bouwt de brug over de kloof van het ‘ieder voor zich’ heen.

 

Die gerichtheid op de ander verdween bij de zondeval. Daarvoor was alles liefde. Liefde is de basis onder Gods schepping: Hij schiep de wereld uit liefde. Hij was daarin gericht op ons, op de mens. Vaak zeggen we: God schiep de wereld en de mens om er zelf van te genieten. En dat is ook zo. Maar God dacht ook echt aan ons, dat de mens zou genieten. Zou God anders zijn Zoon hebben gegeven voor het herstel van onze vreugde? God schiep de wereld en de mens omdat zijn liefde Hem richtte op iets buiten zichzelf. Die liefde, zegt 1 Korintiërs 13:8 zal nooit vergaan. Want God zal altijd blijven bestaan. Maar ook onder mensen zal die liefde de grondregel blijven. En ook de enige manier om met elkaar verbonden te blijven. Profetieën, klanktaal en kennis zullen verdwijnen. Want wanneer het koninkrijk van God gekomen is, en we oog in oog met Hem staan, dan is het alsof we terugkijken op onze kinderjaren. En wat je als kind zei en dacht en voor waar hield, daarvan zie je later toch in hoe ver je ernaast zat. Dat betekent niet dat een kind niet meer moet nadenken en praten, als ouders laat je je kind soms ook in de waan dat iets zus of zo is. Maar waar je je in de opvoeding op richt is samen te vatten met het woord liefde. Leren luisteren, respect tonen, delen en geven, kortom: je bent niet alleen op de wereld, maar er zijn ook anderen, hou rekening met hen: liefde. En zo geldt in de gemeente van Jezus dat we nadenken en praten en conclusies trekken en afspraken maken, maar het is beperkt van kwaliteit en duur. Want in Gods koninkrijk is maar één ding nodig, en dat is liefde. Heb je dat geleerd? De liefde is daarom ook meer dan al onze inzet, vers 1-3, want het geheim van de liefde is de richting: niet ik, maar de ander. Inzet alleen kan zo op jezelf gericht zijn.

 

De liefde bestond dus al van voor de zondeval. De zonde zelf staat haaks op de liefde, omdat het bij de zonde draait om mijzelf, wat ik wil, en waar ik zin in heb. Toch zal de liefde de wereldgeschiedenis overleven en weer de enige zijn in het koninkrijk van God. Voor de tijd daartussen geeft God geloof en hoop. Geloven is uitgaan van wat je niet ziet. En hopen is verwachten wat je nog niet hebt. Voor de zondeval hoefden geloof en hoop niet te bestaan. Want God was er en Adam en Eva zagen Hem en hadden een relatie van liefde met Hem. Maar wanneer Jezus terugkomt en zijn nieuwe hemel en aarde sticht, ook dan zien we God en genieten we de relatie met Hem. Tot die tijd resten ons geloof, hoop en liefde. Deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde. Want liefde droeg en draagt de schepping: God is liefde, Hij is de bruggenbouwer bij uitstek. Hij bouwt zelfs de brug naar wie niemand ooit een brug zal bouwen: zijn vijand! God is volmaakt in gerichtheid op de ander. Dat kleurt zijn rijk. En voor wie daarheen onderweg is dient de liefde nu al de essentie te zijn van het bestaan.

 

Maar hoe kom je aan de liefde van 1 Korintiërs 13? En hoe behoud je het? Hoe maak je deze liefde je eigen? En hoe spoor je elkaar er toe aan? Dat waren vragen van de jongeren met wie ik deze dienst voorbereidde. ‘Want,’ zeiden ze, ‘er is liefde in de gemeente, maar tegelijk mist er ook liefde in de gemeente’. En ik denk dat het klopt. Hoeveel onvermogen is er niet om met elkaar om te gaan? Hoeveel ik-gerichtheid? Hoeveel eenzaamheid, letterlijk en geestelijk? En wie van ons worstelt er niet mee dat hij of zij in zichzelf meer liefde voor zichzelf ontdekt dan voor God en de naaste? De liefde van 1 Korintiërs 13 gaat dus niet vanzelf. Dat hadden we ook al gezien: het is geen romantische liefde. En de noodzaak van de liefde van 1 Korintiërs 13 is duidelijk: afstand is er tussen mensen, bruggen zijn noodzakelijk. En bovendien: we zijn onderweg naar Gods rijk waarin je niet zonder liefde kunt. Paulus zegt daarom in hoofdstuk 14:1: ‘Jaag naar de liefde’. Het is immers het middel om verschillen tot één geheel te brengen en elkaar vast te houden.

 

Nu hadden de jongeren ook bedacht dat dit onderdeel de helft van de preek moest beslaan. De eerste helft uitleg over de liefde, de tweede helft over hoe je daar aan komt, en het behoudt, en elkaar ertoe kunt aansporen. Dat kan twee dingen betekenen: of we zitten nu op de helft van de preek of in de eerste helft zat het antwoord op die tweede vraag al verborgen! Het is dat laatste, want vul in de verzen 4-7 overal waar liefde staat eens in ‘God’. Dan lees je dit: ‘God is geduldig en vol goedheid. God kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. God is niet grof en niet zelfzuchtig, Hij laat zich niet boos maken -niet onterecht- Hij rekent het kwaad niet aan, Hij verheugt zich niet over het onrecht maar vindt zijn vreugde in de waarheid. Alles verdraagt Hij, alles gelooft Hij, alles hoopt Hij, in alles volhardt Hij.’ God is liefde. En daarom is het antwoord op de vraag ‘Hoe kom je aan de liefde van 1 Korintiërs 13?’ dit: je moet het ontvangen van God! En je kunt deze liefde alleen behouden in de verbinding met God. Het is de liefde van Jezus die door de heilige Geest van jou mag worden. De liefde die wij in de gemeente aan elkaar zullen geven, moeten we eerst van God ontvangen. We geven dus eigenlijk alleen maar liefde door. En onze liefde richting God is een kwestie van zijn liefde beantwoorden.

 

Maar de vraag blijft: Hoe kom je aan die liefde die dus van God ontvangen moet worden? Daar mag je om bidden. ‘Heer, geef mij uw liefde!’ Nu geeft God zijn liefde in het evangelie van het kruis. Daar, aan het kruis op Golgota, toonde en gaf God zijn diepste liefde voor de mens. Zijn volmaakte gerichtheid op de ander, op ons. Lees daarom in de bijbel over die liefde van God! ‘Wij hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad’ - 1 Johannes 4. En ‘Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven’ - Kolossenzen 3. En in Efeziërs 5 staat: ‘Ga de weg van de liefde, zoals Christus; die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer’. De brug naar de ander slaan lukt alleen als we kijken naar de brug die God naar ons sloeg. En Hij sloeg de brug die niemand ooit zou slaan: de brug naar zijn vijand, de mens. Daarom kan Jezus ook zeggen: ‘Heb je vijanden lief’. Wie de liefde van 1 Korintiërs 13 in zijn leven wil ontvangen en behouden moet over Gods liefde lezen en blijven lezen in de bijbel. Bekijk die liefde van God van alle kanten, in al zijn aspecten, in de weg naar Golgota toe, en in hoe het evangelie zijn weg door de wereld ging. De verwondering en blijdschap over Gods liefde motiveert om de medemens lief te hebben. Ja en vervolgens moet je gaan oefenen. Zo maak je de liefde je eigen. In Johannes 15:10 zegt Jezus: ‘Je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt’. Dat klinkt vreemd, want wat hebben geboden met liefde te maken? Wat Jezus zijn leerlingen hier meegeeft is een meetinstrument. Een liefhebbende leerling is herkenbaar aan zijn gehoorzaamheid: in liefde is hij trouw. Omgekeerd houdt dit ook een waarschuwing in: wie niet uit liefde leeft, heeft blijkbaar of de liefde van God niet willen ontvangen, of wil de liefde van God niet doorgeven, waardoor je de liefde zelf onwaardig wordt. De liefde waarmee God je thuis wilde brengen in zijn rijk.

 

Voed dus telkens je verwondering over Gods liefde, te zien in het offer van Jezus aan het kruis, waarover je leest in de bijbel. Dat is ook de manier waarop je elkaar kunt aansporen tot liefde. Dat was de laatste vraag van de jongeren. Wanneer je bij iemand in de gemeente de liefde niet ziet, heb je twee dingen te doen: je wijst op Gods liefde, en je zorgt dat je daar zelf een voorbeeld van bent. Amen.