Aan wie schenk jij je vertrouwen?

26 februari 2023

Het evangelie is een sterk verhaal over God die zwak werd.

Lezen: Jesaja 53, Matteüs 27:32-44

Tekst: Zondag 7

V/a 21 is een van de bekendste stukjes van de Catechismus: ‘Wat is waar (echt) geloof?’ Antwoord: een stellig weten en een vast vertrouwen. O ja? denk je dan, bij mij is het allemaal niet zo stellig, ik weet het niet altijd zeker en mijn vertrouwen is helemaal niet zo vast. Je merkt dat je het soms moeilijk vindt om te geloven. Je hebt je vragen, je twijfels. Dat kan zomaar heel diep gaan: waar zie ik nou iets van God, toch helemaal nergens? Allerlei mensen om ons heen geloven niet in God en het lijkt niet perse slecht met hen te gaan. Is God er dan wel, bestaat Hij wel? Die vraag kan je behoorlijk overvallen. 

 

Wat zou het dan heerlijk zijn als God zich gewoon liet zien. Iets van zijn macht, zijn grootheid, waardoor het in één keer duidelijk is dat Hij bestaat. Waarom laat God zich niet zien, dat maakt geloven zoveel gemakkelijker. Je wilt graag geloven, maar je merkt dat de stelligheid van Zondag 7 jou blijkbaar niet gegeven is. Waarom laat God zijn macht niet zien?

 

Het is de vraag van Matteüs 27:42. We hebben dat zojuist gelezen. Afgelopen woensdag is de veertigdagentijd begonnen, de lijdenstijd, de weken voorafgaand aan Goede Vrijdag en Pasen. Daar past de lezing uit Matteüs 27 goed bij (de lezing uit Jesaja 53 overigens ook). In Matteüs 27 gaat het over de kruisiging van Jezus. En in vers 42 lees je dan dat de hogepriesters en schriftgeleerden aan de voet van het kruis staan en zeggen: ‘Anderen heeft Hij gered, maar zichzelf redden kan Hij niet. Hij is toch koning van Israël? Laat Hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in Hem geloven.’ Als je dat leest denk je: ja, dat zou indruk gemaakt hebben! Als Jezus op dat moment van het kruis af was gekomen zou toch iedereen in Hem geloofd hebben? Wat een machtsvertoon zou dat geweest zijn, wat een verpletterende indruk zou Hij gemaakt hebben. Waarom doet Jezus dat nou niet, Hij wil toch dat mensen in Hem gaan geloven?

 

Wat is eigenlijk geloven? Ik denk dat het goed is om over geloven te spreken als werkwoord, in tegenstelling tot het zelfstandig naamwoord: het geloof. Bij ‘het geloof’ denk je al gauw aan de leer, aan dingen als de drie-eenheid, de uitverkiezing, de voorzienigheid. Dat kan gemakkelijk wat van je afstaan, als iets dat zich buiten jou afspeelt. Maar bij het werkwoord geloven gaat het over jouzelf: geloof ik? Doe ik dat, ja of nee? Maar dan blijft de vraag, wat is geloven? Tegen de catechisanten zeg ik vaak, geloven is op zich een heel normaal woord. Geloven doe je in beloften. Ik beloof jou een taart te geven en jij gelooft dat of je gelooft het niet. Geloven is dus altijd iets relationeels, geloven speelt zich af tussen twee personen. Je hebt iemand die belooft en je hebt iemand die dat al dan niet gelooft. Zo is dat ook met God. Geloven speelt zich af in de relatie met God: geloof jij wat God zegt, geloof jij wat Hij belooft?

 

Nu gaat het bij God wel om meer dan een taart. God belooft je te redden. Dan gaat het over je leven, je bestaan. Dan gaat het over het leven na je dood. Hoe ziet dat er uit: gelukkig of ongelukkig, eeuwige vreugde of eeuwige pijn, leef je dan bij God of bij satan? Dat zijn hele wezenlijke dingen. Een taart krijgen ja of nee, is niet zo belangrijk. Maar dit gaat over gered worden of niet. Dat is dus een heel ander level van beloften. Als jij driehoog in een brandend gebouw staat en de brandweerlui staan beneden met een vangnet, en ze roepen ‘spring’, dan vraag jij je af: kan ik ze vertrouwen? Gaat dit mij redden? Dat is het niveau van Gods beloften. Hij zegt: Ik beloof je op te vangen. En dan moet jij springen. Bij geloven in God gaat het er om of jij Hem je leven toevertrouwt, leg jij je leven in zijn handen?

 

Wat maakt nou of je dat doet? Wat wekt vertrouwen? Het antwoord is: niet machtsvertoon wekt vertrouwen maar overgave, opoffering. Ik stel nu dus de vraag: waardoor ga jij geloven, waardoor ga jij in God geloven? Is dat door zijn macht of door zijn opoffering? Opvallend in dit verband is wat er gebeurt in Jesaja 53. De profeet zegt: ‘Wie kan geloven wat wij hebben gehoord? Aan wie is de macht van de HEER geopenbaard?’ Dat laatste weten we wel, God openbaarde zijn macht aan Israël. Denk aan de uittocht, de doortocht door de Rode zee, de reis door de woestijn, de manier waarop ze het land Kanaän in bezit kregen. God toonde zijn macht aan Israël. Maar gingen ze daardoor geloven? Nou nee. De evangelist Johannes haalt deze tekst uit Jesaja aan in zijn evangelie, in hoofdstuk 12:38 schrijft hij: ‘Ondanks alle tekenen die Hij (Jezus) voor hun ogen verricht had, geloofden ze niet in Hem. Zo moesten de woorden van de profeet Jesaja in vervulling gaan, die zei: ‘Heer, wie heeft geloofd wat wij hebben gezegd? Aan wie is de macht van de Heer geopenbaard?” Hier ontdekken we dat het antwoord op de eerste vraag van Jesaja (wie kan geloven wat wij hebben gehoord?) is: niet de Israëlieten. Ondanks dat God zijn macht aan hen geopenbaard had geloofden ze niet. Terwijl opvallend genoeg over de niet-Israëlieten in het slot van Jesaja 52 wordt gezegd: ‘wie niets was verteld, zullen zien, zij die niets hadden gehoord, zullen begrijpen.’

 

Wat is Gods reactie op zijn ongelovig volk? Hij had hen zijn macht laten zien maar daardoor kwamen ze niet tot geloof. Wat gaat God nu dan doen? Ironisch genoeg gaat Hij hen nu zijn zwakte laten zien. Na Jesaja 53:1 gaat het over de lijdende dienaar van de Heer. Jezus past die woorden later op zichzelf toe. Hij zegt: Ik ben die dienaar van de Heer. Maar luister eens naar wat Jesaja over hem zegt: ‘Onopvallend was zijn uiterlijk, hij miste iedere schoonheid, zijn aanblik kon ons niet bekoren. Hij werd veracht, door mensen gemeden, hij was een man die het lijden kende en met ziekte vertrouwd was’ (vers 2-3). En even verder: ‘Hij werd mishandeld, maar verzette zich niet en deed zijn mond niet open. Als een schaap dat naar de slacht wordt geleid, als een ooi die stil is bij haar scheerders deed hij zijn mond niet open’ (vers 7). Maar nu vallen de puzzelstukjes op hun plaats: dit is waarom Jezus niet van het kruis af kwam. Niet macht wekt vertrouwen maar overgave en opoffering. En zo is het toch ook? De kernvraag van geloven is: wie schenk jij je vertrouwen, vertrouw jij je toe aan iemand die zijn macht toont of aan iemand die laat zien zichzelf te willen geven voor jou? Er wordt voortdurend vertrouwen van ons gevraagd. Door bedrijven, vertrouw jij je gegevens aan hen toe? Door artsen, vertrouw jij je lichaam aan hen toe? Vertrouw jij je kind toe aan de oppas? Vertrouw jij je toe aan je ambtsdragers? Welke politicus schenk jij je vertrouwen? De kernvraag van geloven is telkens weer: wie schenk jij je vertrouwen? Ik denk dat ik eerder open zou zijn naar iemand die zich kwetsbaar opstelt, dan naar iemand die uitstraalt het allemaal wel te weten en te kunnen. Waarom zou je die machtige bedrijven vertrouwen, Google, facebook? Weet je wat Jezus zegt over macht? ‘Jullie weten dat heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken’ (Matteüs 20:25). Het is een vergissing van ons dat wij intuïtief denken dat je je het beste kunt toevertrouwen aan iemand met macht. Je kunt je beter toevertrouwen aan iemand die laat merken zichzelf te willen opofferen. Zo iemand zal tot het uiterste voor je gaan.

 

Dus waardoor ga je in God geloven? Doordat Hij zijn macht laat zien of zijn zwakte? Ik dacht altijd: doordat God zijn macht laat zien. Zo spreken bijvoorbeeld de Psalmen daarover (Psalm 78:1-8). En de Israëlieten krijgen de opdracht hun kinderen over de machtige daden van God vertellen zodat ook zij op God zouden vertrouwen (Deuteronomium 11:1-9). Maar verder lezend in de Bijbel ontdekken we dat het niet werkt. Verder lezend in de Bijbel ontdekken we ook dat God nog iets sterkers heeft, namelijk zijn liefde. Liefde is machtiger dan macht. Liefde verandert mensen op hartsniveau. Stel dat Jezus van het kruis was gekomen, dan was iedereen op zijn knieën gevallen. Maar waarom? Ik denk uit angst. Trillend lig je op je knietjes af te wachten wat er nu gaat gebeuren. Maar Jezus komt niet van het kruis. Terwijl Hij alle macht heeft. In de hof van Getsemane zegt Jezus: ‘Ik hoef mijn Vader maar te hulp te roepen of Hij stelt Mij onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking’ (Matteüs 26:53). Maar als juist Hij die alle macht heeft zijn macht niet inzet, dan raakt me dat. Hij redt niet zichzelf maar Hij wil mij redden. En of ik me aan Hem kan toevertrouwen!

 

Later in de Bijbel wordt dit de dwaasheid van het kruis genoemd: ‘De boodschap over het kruis is dwaasheid voor wie verloren gaan, maar voor ons die worden gered is het de kracht van God’ (1 Korintiërs 1:18). En even verder: ‘wij verkondigen een gekruisigde Christus, voor Joden aanstootgevend en voor de andere volken dwaas. Maar voor wie geroepen zijn, zowel Joden als Grieken, is Christus Gods kracht en wijsheid, want het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen’ (vers 23-25). Hier gaat het om bij geloven. Vraag je maar eens af waarom jij op God vertrouwt. Want het gaat dus om vertrouwen, ook het woord geloven kan nog wat afstandelijks hebben: ik geloof omdat ik naar de hemel wil, ik geloof omdat ik zo ben opgevoed, ik geloof omdat het in de Bijbel staat. Het punt is, vertrouw jij je toe aan God? Leg jij je leven in zijn handen? Spring jij? Waarom zou je God je vertrouwen geven? Ik denk: omdat God zich klein maakte en zwak, omdat Hij zich opofferde.

 

Dit blijft lastig voor ons. Als iemand zwakte toont voelen we ons al gauw ongemakkelijk. Dat fluistert de duivel ons in: zwakte is voor sukkels. Als Jesaja het heeft over de dienaar van de Heer, zegt hij: ‘Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd.’ Het is de zonde in ons die zwakheid verkeerd duidt. De duivel wil dat we vasthouden aan onze kracht. Maar wie vasthoudt aan eigen kracht wordt juist niet gered. Wie niet springt wordt niet gered. Het evangelie zet je voor de keus, geloof je in je eigen kracht of vertrouw je je toe aan Jezus? Als je het moeilijk vindt om je toe te vertrouwen aan Jezus, bedenk dan dat Hij niet zwak is maar oppermachtig. En het zijn juist de uitbuitende machten waar Jezus je van bevrijdt.

 

Concreet, geef God je vertrouwen. Hoe je dat doet? Zeg het gewoon. In je gebeden. Tegenover anderen. Tegenover je kinderen: ‘Ik vertrouw op God, dat Hij mijn leven redt.’ Ga God niet vragen om tekenen en wonderen, als Hij ze doet dan doet Hij ze toch wel. Bedenk dat niet macht vertrouwen wekt maar opoffering. Waar je het evangelie van vanmiddag ook concreet in kunt maken is oefenen met vertrouwen. Op het moment dat je ziek bent, of dat je je grote zorgen maakt, of dat je voor enorme uitdagingen staat, of je wordt tot het uiterste beproefd - probeer jezelf toe te vertrouwen aan God: Here, niet mijn kracht trekt me hier doorheen maar uw kracht. Dat geeft rust. En ook het resultaat krijgt een andere plek: niet jouw gewenste uitkomst staat bovenaan, maar waar God met je wil uitkomen. Ten diepste gaat het bij het vertrouwen op God om de vraag: ken jij Hem? Wie meer op God wil vertrouwen moet ervoor zorgen Hem meer te leren kennen. Lees in je Bijbel, ga met God om in je gebed, kom naar de kerk. En ontdek: het evangelie is een sterk verhaal over God die zwak werd. Amen.