Ben jij gediend van genade?

19 februari 2023

Wij willen graag te horen krijgen dat we het goed doen. Dan blijft er weinig ruimte over voor Gods genade.

Lezen: Lucas 4:14-30

Tekst: Lucas 4:14-30

Wij horen wat we graag willen horen. Al luisterend filtert ons brein weg wat ons niet bevalt. Als we iets horen wat onze overtuigingen of meningen in twijfel trekt, bouwen we automatisch een muur van afwijzing op. En omgekeerd onthouden we, onbewust, alleen datgene wat we al dachten, wat onze mening bevestigt. Dit wordt wel de ‘confirmation bias’ genoemd, onze voorkeur voor bevestiging.

 

Zo zal iemand die niet zo overtuigd is van de klimaatverandering vooral die berichten horen die zeggen dat het wel meevalt, dat er nog mogelijkheden zijn om het tij te keren. En bij de beelden van de enorme sneeuwval in Oostenrijk zegt zo iemand: hoezo opwarming van de aarde? Terwijl iemand die zich wel grote zorgen maakt over het klimaat juist die berichten hoort die zeggen dat we echt op een ramp afstevenen. Zo iemand wijst op de strookjes opgespoten piste van de afgelopen kerstvakantie.

 

Dat wij wegfilteren wat ons niet bevalt zou te maken hebben met de onrust die zulke informatie geeft. In plaats van de waarheid onder ogen te zien blijven we liever in onze eigen comfortzone. We zijn geneigd bij onze eigen overtuigingen te blijven, want als we dat niet doen dan moeten we misschien wel ons hele leven overhoop gooien. Maar het gevaar van dat gefilterd luisteren is dat je een vertekend beeld van de realiteit krijgt. Als je alleen hoort wat je wil horen, zit je al gauw met een halve werkelijkheid.

 

Dit kan ook gebeuren in je geloof. Dat God liefde is hoor je wel maar dat Hij ook straft hoor je niet. God mag jou wel helpen maar niet je zonden aanwijzen. God mag wel redden maar niemand veroordelen. Je gelooft wel in de hemel maar niet in een hel. Gods beloften hoor je wel maar dat Hij ook gelooft vraagt hoor je niet. God mag wel blijdschap geven maar geen lijden. Wel evangelie maar niet de wet. Wel vrede maar geen geloofsstrijd. We bidden wel om vergeving maar niet om heiliging. Wel om genezing van het lichaam maar niet om genezing van ons hart. God moet wel luisteren naar ons wanneer we bidden, maar we laten Hem niet spreken: je bijbeltje blijft dicht. God mag wel ontvangen, onze lof, maar mag Hij ook geven? Leven van genade vinden we vaak lastig.

 

Dit is confronterend. De meesten hier horen elke zondag het evangelie. Dan is het toch een relevante vraag: hoor jij alles? Of hoor je alleen wat je wil horen? Wat er dan met je gebeurt ontdek je in Lucas 4:14-30, het is het verhaal van de inwoners van Nazaret. Als Jezus bij hen in de synagoge komt om te preken is dat niet zijn eerste optreden, Hij is ook al in Kafarnaüm geweest (vers 23). Maar in Nazaret gebeurt er iets vreemds, de bewondering van het begin slaat om in een hevige woede. In vers 22 staat: ‘Allen betuigden Hem hun bijval.’ Maar in vers 28 lezen we dat de aanwezigen in grote woede ontsteken, ze willen Jezus zelfs doden. Er is blijkbaar iets dat de inwoners van Nazaret niet willen horen. Wat is dat?

 

Laten we nog even wat dieper in de gebeurtenissen duiken. In Galilea gaan geruchten rond (vers 14): er is een rabbi die door de kracht van de Geest wonderen en tekenen doet! Dat vertellen de mensen aan elkaar: Heb jij hem al gehoord, heb jij hem al iets zien doen? En de mensen prijzen Jezus: u staat echt in dienst van God. In Nazaret, in de synagoge op de sabbat, vraagt Jezus om de rol van Jesaja. Hij zoekt het gedeelte op uit hoofdstuk 61. Nadat Jezus het heeft voorgelezen gaat Hij weer zitten. Dat was niet helemaal wat men verwachtte: geen preek? Maar Jezus wil aangeven, hiermee is alles gezegd. Dit is de preek, dit stuk uit Jesaja 61 is de boodschap. Maar omdat de mensen naar Hem blijven kijken zegt Jezus (vers 21): die geruchten die jullie gehoord hebben zijn de vervulling van Jesaja 61. En dat willen de inwoners van Nazaret ook best erkennen. Hun Jezus (Hij was opgegroeid in Nazaret) opende de ogen van blinden. Hij had van water wijn gemaakt. Hij had een jongen die op sterven lag genezen. Ja, de tekenen van Jesaja 61, daarvan hebben ze inderdaad gehoord dat ze zijn gebeurd. ‘Allen betuigden Hem hun bijval.’

 

Maar wat ze niet willen horen is dat Jezus zegt: Ik ben door God gezonden. Ik kom bij God vandaan. Ik ben Gods Zoon en jullie hebben Mij nodig. Jullie hebben Gods genade nodig, niet alleen die wonderen. Dat is de tweede helft van vers 22: ‘Ze verwonderden zich over de genadewoorden die uit zijn mond vloeiden, en ze zeiden: ‘Dat is toch de zoon van Jozef?” Dat Jezus wonderen deed door de kracht van Gods Geest konden ze hebben. Maar dat Hij genade verkondigt, dat gaat te ver. Dat is voorbehouden aan God. God kan woorden van genade spreken, God kan zonden vergeven. Maar een mens? Nee (Marcus 2:5-6). ‘Hij is toch de zoon van Jozef?’

 

Dus de stemming slaat om na de eerste zin van vers 22: ‘Allen betuigden Hem hun bijval.’ Punt. ‘Ze verwonderden zich over de genadewoorden die Hij sprak’ (er staat in het Grieks niet genaderijke woorden, maar ‘woorden van genade’). Daarmee passeert Jezus voor hen een grens. Jezus voelt dit aan en verwoordt hun gedachten in vers 23: ‘Ongetwijfeld zullen jullie Me dit gezegde voorhouden: Geneesheer, genees uzelf.’ Daarmee slaat Jezus de spijker op zijn kop. De inwoners van Nazaret vinden het prima dat Jezus, hun Jezus, een bijzonder mens is, maar laat Hij maar gauw genezen van het idee dat Hij genade mag uitdelen. Laat Hij maar gauw genezen van het idee dat Hij meer is dan een mens. De inwoners van Nazaret vinden het ronduit ziek: Jezus denkt dat Hij God is. Hij denkt dat Hij namens God ons genade moet geven. Kom op, zeg! Hij moet maar gauw terug in zijn hok. In hun ogen functioneert Jezus niet goed meer. Hij laat de wonderen na die men van Hem verwacht en komt opeens met hoge woorden van een profetie. Dat willen ze niet horen. De inwoners van Nazaret waren echt wel bereid om van hun plaatsgenoot te erkennen dat hij een begaafd genezer is, maar ze wijzen de ontwikkeling in de richting van Jesaja 61 af: Jezus moet Jozefs zoon blijven en zichzelf weer tot die orde van grote terugroepen. Ze willen wel een wonderdokter, maar niet iemand die woorden van genade spreekt.

 

Maar dat is nou net waar het Jezus om gaat, Hij brengt je Gods genade. Zo wil Hij erkend worden. Zo wil Hij door jou ontvangen worden. Het evangelie is niet dat Jezus je helpt maar dat Hij je redt. Het evangelie is niet dat jij hulp nodig hebt maar genade. Het evangelie is niet dat God je lichaam geneest maar dat Hij je hart geneest. Misschien hebben we het in de kerk wel zoveel over genade dat je niet meer precies weet wat het is. Genade wil zeggen dat jij met lege handen staat. En ook nadat God je genade heeft gegeven, kunt je Hem nooit iets teruggeven wat ook maar een beetje in de buurt komt van de waarde van zijn genade. Genade wil zeggen dat jij met je rug tegen de muur staat. Je kunt geen kant op, je vijand komt dreigend dichterbij. En dan zegt Jezus: loop maar weg, ik neem jouw plaats in. Kijk vooral niet achterom want dit wordt een naar gezicht. Genade is niet goedkoop. Dat genade betekent dat het voor ons gratis en voor niets is, wil nog niet zeggen dat het niets kost. Voor onze genade betaalt Jezus de hoogste prijs. Genade is beschamend. Genade ontvangen betekent toegeven dat je het zelf niet redt. Dat je afhankelijk bent. Wij vinden het vaak gemakkelijker om te geven dan om te ontvangen. Als er iemand in de wijk hulp nodig heeft springen we bij. We koken maaltijden, we rijden, we doen boodschappen, we geven eventueel geld. Maar voor wie aan de andere kant staat is het vaak heel moeilijk: je moet accepteren dat een ander iets voor jou doet. En dat jij daar niet voor betaalt. Dat jij ook niets terug kunt doen. Hulp ontvangen vinden we vaak moeilijker dan hulp geven. Je schaamt je voor je afhankelijkheid, je hebt het gevoel dat je iets verkeerd doet. Blijkbaar vanuit de ongeschreven norm dat je voor jezelf moet kunnen zorgen. Maar als dat onze norm is in menselijke relaties, hoe is dat dan naar God toe? Als we maar moeilijk kunnen leven van de goedheid van een ander, lukt het ons dan wel om van Gods goedheid te leven?

 

Dus de vraag is, wat wil je horen, wat filter je onbewust weg? Wij willen graag bevestiging. Wij willen graag te horen krijgen dat we het goed doen. Maar hoeveel ruimte blijft er dan over voor Gods genade? Gods genade is overbodig als jij het uit jezelf al goed zou doen. Maar het is juist omgekeerd, alles wat jij goed doet komt voort uit Gods genade. Dat is zijn werk in jou. Genade is totaal. Genade is niet het eerste zetje waarna je het zelf wel verder kunt. Genade is ook niet het laatste stukje nadat je zelf al een flink eind gekomen bent. Genade is alles. Alles van God, niets van jezelf. En alleen zo is er redding. In Nazaret draaiden ze het volledig om. Als Jezus hun gunst en belangstelling niet aanvaardt, dan zijn zij van zijn genade niet gediend. Dat is ernstig. Want dan blijven de wonderen en tekenen ook uit. Die vloeien immers voort uit de genade. Het zijn de voorbeelden van vers 25-27, in de tijd van Elia en Elisa ging God Israël voorbij. Een weduwe uit Sidon en Naäman de Syriër deelden in Gods zegen, de weduwe kreeg te eten en Naäman werd genezen. Maar de inwoners van Nazaret ontvangen niets omdat zij Jezus niet willen ontvangen als wie Hij is, degene die hen genade komt brengen.

 

Uiteindelijk is de vraag, ben jij gediend van genade? Mag Jezus tegen je zeggen: jij redt het niet, maar Ik ga je redden. Jij bent zondig maar Ik ga die zonden van je overnemen. Jij bent ziek maar Ik ga je genezen. Jij verdient Gods straf maar Ik wil die straf voor je dragen. Ben jij gediend van genade? Ik merk dat ik Jezus liever op armlengte hou. Ik hoor Hem dit allemaal wel zeggen, maar het is toch mijn leven? Moet ik me nou echt totaal aan Hem overgeven? Mag ik niet een klein beetje baas blijven in mijn eigen leven en zelf bepalen wat ik ergens van vind, van het evangelie ook? Zie je wat hier gebeurt? Wij willen graag geloven maar dan wel op onze voorwaarden. Dan snijden we zomaar stukjes weg of we voegen dingen toe. We benadrukken het één en schuiven iets anders opzij. Het is ontdekkend dat alle ellende in de wereld ook op die manier begon, Adam en Eva hoorden alleen wat ze wilden horen. De slang zei: als je van de boom van kennis van goed en kwaad eet zul je helemaal niet sterven. Nee, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, en dat jullie dan als God zullen zijn. Dat wilden Adam en Eva wel horen, een stuk zelfstandigheid ten opzichte van God. Zo vindt de zonde nog steeds zijn weg in ons leven: ik maak mijn eigen keuzes, het is mijn eigen leven, en ik bepaal zelf wel wat ik van God vind.

 

Maar Jezus zoekt de confrontatie. Met de inwoners van Nazaret. Maar ook met jou en mij. Gelukkig doet Hij dat. Zo wil Jezus ons bevrijden van een houding waarin we zijn genade afwijzen. De inwoners van Nazaret worden woedend, ze willen Jezus in een afgrond gooien. Maar Hij loopt midden tussen hen door en vertrekt. Mogelijk heeft dit voorval sommige inwoners van Nazaret aan het denken gezet: wat overkwam me, waarom werd ik nou zo kwaad, kwam Jezus misschien te dichtbij? Zo kan de confrontatie die Jezus met je aangaat genezend werken: wij worden niet gered door onze keuzes maar door Gods keus, wij worden niet gered door onze opgeheven handen maar door Gods uitgestrekte handen, wij worden niet gered omdat wij dat willen maar omdat God dat wil. God dient ons met genade zelfs als wij er niet van gediend zijn. Want dat is altijd weer de beginsituatie, wij zijn niet van genade gediend, wij doen het liever zelf. Toch komt God met zijn genade op ons af, net zo lang tot wij ons voor Hem buigen en onze handen ophouden.

 

Mijn concrete vraag aan u en jou is om eens voor jezelf na te denken over de dingen die je liever niet hoort: wat triggert jou in de kerk, wat irriteert jou bij het bijbellezen, van welke dingen in het geloof ga je steigeren? Probeer dan uit te vinden hoe dat komt, wat daar achter zit bij jou. Want de boodschap van vanochtend is: aanvaard de hele Bijbel, het hele evangelie, de hele leer. Ook de moeilijke aspecten. En aanvaard Jezus als de brenger van Gods genade. Aanvaard Jezus als degene die Hij zegt te zijn, Gods eigen Zoon. Geloof niet een halve Jezus maar de hele Jezus, geen halve genade maar hele genade.

 

Wat je ook concreet zou kunnen doen is eens nadenken over je gebeden. Meet je gebeden door: waar vraag je om en waar vraag je eigenlijk nooit om? Luister zo ook naar elkaars bidden. Waar bidt die ander voor waar ik eigenlijk nooit voor bid? Wij vragen om vergeving maar vragen we ook om vernieuwing? Wij vragen om bewaring maar vragen we ook om aanbidding? Wij vragen om genezing maar vragen we ook om gehoorzaamheid?

 

Iets soortgelijks geldt voor ons bijbellezen, sta daar ook eens bij stil. Heb ik zo mijn voorkeuren bij het bijbellezen? Zijn er bijbelboeken die ik consequent oversla? Lees ik de Bijbel misschien naar mijn eigen overtuigingen toe? Wat doe je op het moment dat je iets leest wat je tegen de borst stuit? Klap je de Bijbel dan dicht en laat je het daarbij of ga je verder op zoek en probeer je er achter te komen wat God daarmee tegen je zeggen wil? Ik denk ook aan ons zingen. Zingen is Gods evangelie uiten, maar ook innen (verinnerlijken). Zingen is de taal van het hart. Juist daar kan voor jou zichtbaar worden wat je niet wilt horen.

 

Je begrijpt, in de kerk hebben we elkaar nodig. Bij het bijbellezen hebben we elkaar nodig. Bij het zingen, het bidden, het geloven. Een halve Jezus kan jou niet redden. Maar Hij geeft zich dan ook helemaal. Amen.