Bezeten van Jeruzalem

21 augustus 2022

God schrijft zijn vijanden niet af, maar in.

Lezen: Jesaja 2:2-3, Haggaï 2:6-9 en Openbaring 7:9-12

Tekst: Psalm 87

Heb jij wel eens meegemaakt dat iemand die jij totaal niet mocht later je vriend werd? Of nog sterker, heb jij wel eens meegemaakt dat iemand die jij als vijand zag je beste vriend werd? Mocht dat al gebeurd zijn in je leven, dan is dat heel bijzonder. Ik vermoed dat je je er nog steeds over verbaast dat dit je is overkomen. Zo zal het toch gegaan zijn, het overkwam je. Het is niet iets waar jij voor koos. Voor ons ligt die scheidslijn vaak behoorlijk vast, een vriend is een vriend maar iemand die je niet tot je vrienden rekent wordt dat ook niet zomaar. Vrienden en vijanden zijn vaste categorieën en wie eenmaal in een van de categorieën zit, blijft daar ook in. Want waarom zou ik van een vijand een vriend willen maken?

 

Nu laat Psalm 87 zien dat God anders is. Totaal anders. God maakt van vijanden vrienden. Hij schrijft zijn vijanden niet af, maar in. Dit typeert de hele Psalm. En wat is dat wonderlijk. Voor ons zijn het aparte groepen, je hebt vrienden en je hebt vijanden en daartussen zit geen beweging. Misschien dat in een heel vervelend geval een vriend een vijand kan worden, maar het omgekeerde zal niet gauw gebeuren. Maar God maakt van vijanden vrienden. Voor Hem ligt die scheidslijn niet vast. Juist niet.

 

Nu is duidelijk wat afschrijven is. Dat betekent dat je niets meer van iemand verwacht. Best erg als je dat over iemand zegt: hem of haar heb ik afgeschreven, die relatie wordt nooit meer wat. God schrijft mensen nooit af. Daarmee is al heel veel over God gezegd. Wonderlijk, God is zo anders dan wij. Maar Psalm 87 laat zien dat het nog mooier is. God schrijft zijn vijanden niet alleen niet af, Hij schrijft ze juist in. Waarin? In het bevolkingsregister van de stad Jeruzalem. Het is het refrein van Psalm 87: zij ‘zijn alle hier geboren (...) Welk volk ook, het is hier geboren.’

 

Volgens mij is Psalm 87 een bekende Psalm, een geliefde Psalm ook. Maar waar gaat het nou over? Ja, over Jeruzalem, dat is de stad van God, de stad die Hij liefheeft. Maar hoe zit het met die Filistijnen, Tyriërs en Moren? Ik vond het vroeger wel mooi om dat te zingen toen ik Psalmen leerde op school: ‘De Filistijnen, Tyriërs en Moren, zijn binnen u, o Godsstad, voortgebracht.’ Maar wie is Rahab nou weer? En dan hebben we Babel nog. Als ik nou eens vertel dat Rahab Egypte is. Rahab betekent eigenlijk zeemonster, dan gaat het om een zeeslang, een wat draakachtig beest en het was de bijnaam voor Egypte; Egypte dat aan zee lag met de rivier de Nijl als een slang in zijn midden. Maar dan hebben we nu dus vijf landen: Egypte, Babel, Filistea, Tyrus en Nubië (Nubië lag ten zuiden van Egypte en ten noorden van Soedan). En je kunt wel zeggen dat zeker vier van de vijf gezworen vijanden van Israël zijn. Egypte, daar waren ze 400 jaar onderdrukt, de tijd vanaf Jozef de onderkoning tot aan de uittocht onder leiding van Mozes. Babel, daar was het volk naar toe gebracht in ballingschap. De Babyloniërs hadden Jeruzalem belegerd en verwoest, inclusief de tempel van God. Bij de Filistijnen moet je denken aan de tijd van de rechters, met name Simson, wat heeft die een strijd gevoerd met de Filistijnen. Met een ezelskaak sloeg hij duizend man dood. Maar ook Saul en David hebben meerdere veldslagen met de Filistijnen uitgevochten. Ondertussen ging het land naar de knoppen, wij hebben daar een spreekwoord aan overgehouden: iets gaat naar de Filistijnen. Net zo’n slechte naam in Israël had Tyrus. Kwam Izebel daar niet vandaan? Izebel, een prinses uit Tyrus die trouwde met Achab en haar afgoden meenam naar Israël. Wat heeft iemand als de profeet Elia een strijd met haar moeten voeren.

 

En onderschat ook de Nubiërs niet. Misschien zijn ze wat minder bekend bij ons, in de Bijbel kom je ze tegen als Moren of Ethiopiërs of mensen uit Kus/Koesj. Zij waren ook behoorlijk strijdlustig. Ze hebben nog een tijd lang Egypte overheerst. Ik denk dat de Israëlieten hen eerder in de categorie van vijanden dan van vrienden plaatsten. Als je deze vijf landen en hun ligging op een kaart bekijkt dan gaat het om landen in alle windstreken rond Israël. Tyrus in het Noorden, Babel in het Oosten, Egypte en Nubië in het Zuiden en de Filistijnen in het Westen. Het zijn zogezegd Israëls buren. Maar alle vijf zouden ze graag Kanaän innemen en Jeruzalem bezetten.

 

De grote vraag blijft natuurlijk, waarom zegt Psalm 87 dat deze volken ‘in Jeruzalem geboren zijn’? Eerder zei ik: God schrijft zijn vijanden niet af, maar in. Psalm 87 verheerlijkt niet zozeer een stad als wel God zelf die zijn vijanden in zijn armen sluit. Hij geeft hen met liefde een plaats in Jeruzalem. Zou dit ook de gedachte zijn geweest van de Korachieten die deze Psalm gemaakt hebben? Zouden zij zo positief over hun vijanden gedacht hebben? Als ik denk aan iemand als de profeet Jona en zijn houding tegenover een vijand van Israël, Ninevé -laat ze maar lekker ten onder gaan, ik ga ze niet waarschuwen- dan is het niet erg waarschijnlijk dat de Korachieten een heel andere toon aanslaan. Nu kom je in de oudheid de uitdrukking tegen dat overwonnen volken werden ‘gerekend’ tot de eigen bevolking. In Assyrische inscripties staat over overwonnen volken: ik rekende hen tot de Assyriërs, ik rekende hen tot de mensen van mijn eigen land. Mogelijk bedoelden de Korachieten zoiets: eens zullen wij al die volken onderworpen hebben en dan rekenen we hen tot Israël. Dan zeggen we: ze zijn in Jeruzalem geboren - als uitdrukking van het feit dat ze onderworpen zijn.

 

Maar dan zou er ruimte zitten tussen de negatieve insteek van de Korachieten en de positieve insteek van God. God sluit zijn vijanden in de armen. Dat is iets heel anders dan onderwerping. Je kunt je vijanden op hun knieën dwingen en je kunt ze op hun knieën brengen. Dat laatste doet God. God verandert harten. Hij dwingt mensen niet op hun knieën maar Hij brengt hen op de knieën. Op een manier dat die mensen, die volken zeggen: maar u bent God! Luister maar naar Psalm 86:9, daar staat: ‘Alle volken, door U gemaakt, komen en buigen zich, Heer, voor U en prijzen uw naam. U bent groot, U doet wonderen, U alleen bent God.’ In Jesaja 19:23-25 staat iets soortgelijks, de profeet zegt: ‘Op die dag zal er een weg lopen van Egypte naar Assyrië. Dan zullen de Assyriërs naar Egypte komen en de Egyptenaren naar Assyrië, en samen zullen zij de HEER dienen. Op die dag zal Israël zich als derde bij Egypte en Assyrië voegen, tot zegen voor de hele wereld. Want de HEER van de hemelse machten zal hen zegenen met de woorden: ‘Gezegend is Egypte, mijn volk, en Assyrië, werk van mijn handen, en Israël, mijn eigen bezit.’ Zie je dat hier praktisch hetzelfde gebeurt als in Psalm 87? De Here rekent die volken als zijn eigen volken. Israëls vijanden zouden graag Jeruzalem in bezit nemen. Maar de Here laat de stad bezit van hen nemen. Ze raken bezeten van Jeruzalem. En van God. Dansend zingen ze: hier zijn we thuis.

 

Hoe bewerkt God die verandering? Door lief te hebben. God is zo anders dan wij. Moet je eens luisteren naar hoe wij momenteel over de Russen praten. En soms worden Duitsers nog steeds moffen genoemd. Jezus zegt: heb je vijanden lief. Maar wij denken: waarom? Om je vijand te veranderen. Dat is hoe God met zijn vijanden omgaat en dat laat Hij ons merken in deze Psalm vol jubel. God heeft zijn vijanden lief.

 

Je ziet dat toch gebeuren in je eigen leven? Op een enkeling na zijn wij geen Joden. Wij behoren tot andere volken: Friezen, Germanen, Franken. Maar waren wij dan vijanden van God? Volgens Romeinen 5 wel. Paulus schrijft in vers 10: ‘Werden we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met Hem verzoend door de dood van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met Hem zijn verzoend, gered zullen worden door diens leven.’ Maar behalve dat we vijandig stonden tegenover God, hadden we als niet-Joden ook op geen enkele manier deel aan Jeruzalem. Luister maar naar Efeziërs 2:11-12, daar zegt Paulus: ‘Bedenk daarom dat u, die geen geboren Joden bent en onbesneden genoemd wordt door hen die door mensenhanden besneden zijn - bedenk dat u destijds niet verbonden was met Christus, uitgesloten was van het burgerschap van Israël en geen deel had aan de verbondssluitingen en de beloften die daarbij hoorden. U leefde zonder hoop en zonder God in deze wereld.’ Als je verder leest ontdek je dat de niet-Joden er nu wel bij horen door Jezus Christus. Maar die term burgerschap haakt aan Psalm 87. Wie in Jeruzalem geboren is staat immers ingeschreven in het bevolkingsregister en heeft daarmee het burgerschap van de stad. Sterker nog, wanneer de Egyptenaren, Babyloniërs, Filistijnen, Tyriërs en Moren gerekend worden als geboren in Jeruzalem dan hebben ze ook erfrechten. Psalm 87 moet heel fout geklonken hebben in de tijd dat die gedicht werd: hoezo worden onze vijanden erfgenamen van onze stad? Moet je nu eens mee komen: Russen die erven in Kiev. Smijt ze eruit, wat hebben ze hier te zoeken? Ga terug naar je eigen land. Maar de Here denkt anders, Hij lijft volken in bij zijn eigen volk. Hij schrijft ze in in de hoofdstad van zijn rijk. Dan gaat het niet meer om het aardse Jeruzalem maar om het hemelse Jeruzalem. Waar zelfs Joden, Gods eigen volk, ingeschreven moet worden. Zo staat in de brief aan de Hebreeën: ‘u bent de Sionsberg genaderd, de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en duizenden engelen die in vreugde bijeen zijn, de gemeenschap van eerstgeborenen, die in de hemel ingeschreven zijn’ (12:22-23). Hoor je de echo van Psalm 87? De berijmde Psalm zegt: de Heer zal ‘op zijn rol waar Hij de volken schrijft, hen tellen als in Isrel ingelijfd.’

 

Je ziet het gebeuren in je eigen leven. Als niet-Jood mag je toch bij God horen. Mag je burger zijn van Nieuw-Jeruzalem. Opnieuw geboren. Maar ook dat andere zie je toch in je leven gebeuren? Ik bedoel dat God jouw vijandschap afbreekt door je lief te hebben. God maakt van vijanden vrienden. Wij zeggen wel eens: keep your enemies close. Daarmee bedoelen we: hou je vijanden in de gaten want dan zie je de aanval aankomen. Een vijand blijft dan een vijand die je niet vertrouwt. Dat je hem dichtbij je houdt is tactisch. Maar God doet het anders. Hij loopt zijn vijand, de mens, achterna. Hij geeft liefde en blijft liefde geven. Om uiteindelijk het hart van zijn vijand voor zich te winnen. Met een vijand kun je altijd twee dingen doen, je bestrijdt hem en met een beetje geluk versla je hem. Dan ben je van hem af. Maar voor hetzelfde geld word jij verslagen of wordt het een lange uitputtingsoorlog. Je kunt ook proberen vrienden te worden. Je geeft liefde en je blijft liefde geven. Je incasseert en hebt geduld, je verdraagt. Misschien denkt je vijand op een dag: waarom slaat hij niet terug, waarom blijft hij mij helpen, waarom blijft hij mij liefhebben? Denk aan die Russische soldaat die thee en wat eten krijgt van Oekraïners; een ontroerend beeld dat rondging op social media. Maar zo gaat God dus met ons om. Met mij. Mijn vijandschap verdraagt Hij. Hij blijft liefhebben. God gaat niet de strijd met mij aan (Hij zou winnen) maar God probeert mij vóór zich te winnen. Hij wil mij overtuigen van zijn liefde. Dat ik breek en zeg: als God mij nog steeds liefheeft, na alles wat ik deed, dan moet Hij wel goed zijn. Dan kan ik op Hem vertrouwen en me aan zijn liefde overgeven.

 

Daarmee is de vraag vanmorgen: wat doe jij met het feit dat God zo heel anders is? Wij denken in vrienden en vijanden met daartussen een harde scheiding. God wil van vijanden vrienden maken. Hij sluit zijn vijanden in zijn armen, Hij lijft ze in in zijn volk en geeft ze erfrechten. We ontdekken vanmorgen iets van Gods manier van werken, dat je vijandschap afbreekt door lief te hebben. En we ontdekken iets van Gods toekomstplannen: vrede, en dat Hij aanbeden wordt; denk aan die volken die volgens Psalm 86 zullen zeggen: ‘U bent groot, U doet wonderen, U alleen bent God.’ Hoe ga jij daarmee om? Verwonder je je over God? Loof en prijs je Hem hierom? Verandert het ook iets in hoe jij omgaat met de scheidslijn tussen vrienden en vijanden? Als God al zijn grootste vijand blijft liefhebben -de mens die zich van Hem afkeerde- moet jij dan ook niet je vijanden liefhebben? Sterker nog, hen liefde geven? Wie blijft vasthouden aan de scheidslijn vriend-vijand laat het evangelie niet binnenkomen. Dat is ernstig. Dan kun je Psalm 87 wel zingen maar raken doet het je niet. Wie vasthoudt aan de scheidslijn vriend-vijand gaat uit van zijn of haar eigen oordeel. Dat is de zonde in ons, denken dat je zelf het beste weet hoe iets zit in plaats van dat je je door God laat vertellen wat je moet doen en denken. Vijandschap in stand houden lijkt veilig, je weet immers wat je aan de ander hebt: het is je vijand, je kunt hem niet vertrouwen. Liefhebben kent een risico, je kunt teleurgesteld worden. Maar liefhebben is wel je betere kans. Want het einde van vijandschap betekent vrede en rust. God wil je bevrijden van een leven in de vechtmodus. Hij gunt je vrede en rust met Hem en met je medemens. Als je denkt, ik heb er een hard hoofd in, kijk dan nog eens naar de veranderende kracht van Gods liefde. Zijn liefde verandert mensen echt. Dat is je uitzicht; dat ook jijzelf steeds meer door Gods liefde verandert.

 

Hoe wordt het evangelie van vanmorgen praktisch in je leven? Allereerst, stop met denken in vriend- en vijandbeelden. Sta open voor de mogelijkheid dat mensen die je niet liggen toch vrienden kunnen worden. Verder, loof God om wie Hij is en hoe Hij is. De God die niet afschrijft maar inschrijft. Maak hier en nu een begin met de eeuwige aanbidding. En, dat is een derde praktische aanwijzing, dank God dat Hij ook jou inschreef in Jeruzalem, zijn geliefde stad. Dank God dat jij zijn vriend mocht worden, dat Hij jou zijn vrede geeft. En laat dat je veranderen. Laat je steeds meer door Gods liefde veranderen zodat je Hem en je medemens gaat liefhebben. Als laatste zeg ik, geef die liefde van God door aan wie Hem nog niet kennen. Want alleen Gods liefde haalt de vijand binnen de poort. Amen.