Jezus ziet me als eigen
24 november 2024
Wat me op de been houdt is dat Jezus me verlost heeft van de macht van zonde en duivel.
Lezen: Romeinen 8:18-39
Tekst: Zondag 1
In leven en sterven eigendom van Jezus Christus. Dat zinnetje heeft ontelbaar veel mensen getroost en kracht gegeven. Het is een van de bekendste zinnen van de Catechismus. Vanmiddag gaan we het er ook weer over hebben. Want we zijn weer rond, na Zondag 52 ben je weer bij Zondag 1. In Kerkpost heeft gestaan dat we het deze keer wat anders gaan aanpakken, meer thematisch. Maar Zondag 1 valt buiten die indeling. Zondag 1 heeft een eigen plek als inleiding, als start, als fundament onder alles wat volgt.
Zondag 1 had trouwens net zo goed het einde van de Catechismus kunnen zijn, als een soort conclusie. Nadat alles besproken was wat we geloven en belijden had de vraag gesteld kunnen worden: en wat is dan, samenvattend, je houvast? Antwoord: dat ik het eigendom ben van deze God en Heer. Zondag 1 functioneert als de lasnaad in een ring die begin en einde bij elkaar houdt. Ik las een preek van Kees de Ruijter (Weerwoord, 2010) waarin hij Zondag 1 vergelijkt met een verjaardag, een dag die elk jaar terugkomt. Meestal is het een fijne dag. En ook van een verjaardag kun je zeggen, is het nou het begin van het nieuwe jaar of het eind van het oude jaar? Maar dat maakt niets uit, het verbindt die twee nou juist en zet je stil bij hoe mooi leven eigenlijk is. Zo is het ook met Zondag 1, het zet ons stil bij hoe mooi het is om te leven als eigendom van Jezus.
Wat is daar zo mooi aan? Nou, Jezus is zuinig op zijn bezit. Hoe meer je voor iets betaalt hoe zuiniger je erop bent. Op onbetaalbare dingen ben je helemaal zuinig: je kinderen, je leven, de liefde. Nu heeft Jezus een gigantisch hoge prijs voor ons betaald, Hij betaalde met zijn leven. Maar dan is Hij ontzettend zuinig op ons: Hij verliest ons nooit uit het oog, Hij houdt zijn handen beschermend om ons heen, Hij houdt het kwaad bij ons vandaan, Jezus doet er alles aan om ons bij zich te krijgen in de hemelse heerlijkheid. Laat het woord eigendom je niet op het verkeerde been zetten. Alsof je een ding bent. Of erger nog, een slaaf, een mens die gekocht is en bezit van een ander geworden. Je kunt beter denken aan de uitdrukking: iemand is je eigen. Je kinderen zijn je eigen. Het tegenovergestelde is dat iemand je vreemd is. Maar Jezus ziet ons dus als eigen. Jezus is vertrouwd met ons.
Maar dan een tweede zinnetje uit Zondag 1, ook een bekende: we zijn ‘in leven en sterven’ eigendom van Jezus. Dat we Jezus eigen zijn draagt ons door het sterven heen, maar draagt ons ook door het leven heen. Wat is eigenlijk opvallender, dat die band onbreekbaar blijkt op het moment van je dood of tijdens je leven? Misschien zeg je: gelukkig maakt de dood geen scheiding tussen Jezus en mij, tussen God en mij. Maar waar zit het meeste risico? Sterven lijkt me een moeilijk proces, het vraagt overgave aan Gods genade, je hebt het niet in de hand. Maar juist dan zegt Jezus: Ik laat jou niet los. Toch vind ik het opvallender dat Jezus ook tijdens het leven tegen ons zegt: Ik laat jou niet los. Sterven is een moment, maar je leven kan wel 80 of 90 jaar duren. En wat spoken wij wel niet uit in ons leven? Momenten te over waarop Jezus zou kunnen denken: nu ben Ik er wel klaar mee. Maar dat denkt Hij dus juist nooit. Daarvoor zijn wij Hem te eigen.
Ook vanuit onszelf gezien is het leven bedreigender voor de band met God dan sterven. In dat zinnetje zou ik het accent willen leggen op het woord leven: ik ben in léven en sterven eigendom van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Wat bedreigt tijdens mijn leven de band met God? Het slot van Romeinen 8 komt met een heel rijtje dingen. Overigens vanuit dezelfde overtuiging als Zondag 1: deze dingen kunnen niet tussen God en mij inkomen, ze kunnen mij niet scheiden van Gods liefde. Ik kom straks op de vraag waarom ze dat niet kunnen, maar eerst kijken we naar die dingen zelf. Want ze zijn wel bedreigend. De apostel Paulus zegt in Romeinen 8:38-39: ‘Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden nog toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij ons bewezen heeft in Christus Jezus, onze Heer.’ Dit is net zo’n lasnaad als Zondag 1, een tekst die alles wat ervoor gezegd is verbindt met alles wat nog komt. Een schitterende tekst. Wat hebben ook ontelbaar veel mensen zich hier aan vastgegrepen voor troost en kracht. Maar wat zijn nu de dingen die mogelijk tussen God en jou in kunnen komen?
Als eerste worden genoemd: dood en leven. Daar hebben we het al over gehad. De dood maakt geen scheiding tussen jou en Gods liefde, maar ook het leven niet. Dat leven met alles daarin: verleidingen, zonden, verdriet, worstelingen, zorgen, duisternis; en dat jaren achtereen. Paulus zegt: ik ben er van overtuigd dat al die dingen in je leven je niet van God kunnen losweken. Wat is dit belangrijk. Want zelf kun je wel het gevoel hebben dat moeiten tussen God en jou instaan. Je roept tot God, je schreeuwt tot God, je verwijt Hem je moeiten. Of wat ook kan, het gaat stilletjes kapot bij jou. De band met God dooft uit en op een gegeven moment denk je: het is weg. Maar dat doet niks af aan Gods liefde voor jou. Jij blijft Hem eigen, als een kind. God zegt: het leven kan geen scheiding maken tussen mijn liefde en jou. Weet je waarom niet? Omdat het leven iets geschapens is. Dat geldt voor al die dingen die genoemd worden in Romeinen 8:38-39. Engelen, machten en krachten; hierbij moet je denken aan de gevallen engelen: de duivel en de zijnen. Ze zijn machtig en hebben grote kracht, maar het zijn en blijven geschapen wezens. Heden en toekomst, wat zijn dat ook dingen die voor je gevoel gemakkelijk tussen God en jou in kunnen komen. Over het heden hebben we het al gehad bij het leven: de zorgen van het moment kunnen je aanvliegen maar ook het plezier van het moment kan je bij God vandaan drijven, je gaat op in deze wereld. Maar ook de toekomst kan tussen God en jou inkomen. Je bent er zo druk mee, je wil namelijk wel een mooie toekomst. Je houdt geen tijd voor God over. En toch, heden en toekomst, de tijd, het zijn geschapen dingen.
Dan heeft Paulus het nog over hoogte en diepte. Dat kun je letterlijk opvatten: de hoogste bergen en de diepste zeeën zijn voor God geen obstakel om jou in het oog te houden. Denk aan hoe Psalm 139 dat zegt: ‘Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel - U tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk - U bent daar. Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden’ (Psalm 139:7-10). Je kunt hoogte en diepte ook figuurlijk opvatten. Al word jij geëerd en geprezen, al ben je beroemd en kent iedereen je naam -en hoe gevaarlijk is dat- het kan je niet van God losmaken. Maar ook dat je verguisd en vergeten wordt -hoe diep kan een mens niet vallen, hoe wankel is eer en aanzien- ook dat kan niet tussen God en jou inkomen. Want het zijn dingen uit de geschapen wereld. Zo eindigt Paulus zijn opsomming ook: ‘of wat er ook maar in de schepping is’. Het punt dat Paulus hier maakt is dit: dingen uit de geschapen wereld zijn nooit sterker dan Gods ongeschapen liefde. Zie je het? Liefde is geen onderdeel van de schepping. Liefde bestond al voor de schepping. Liefde is de dragende grond onder de schepping. God schiep de wereld vanuit zijn liefde, omdat Hij de liefde die in Hem is wil delen. Liefde is niet geschapen want liefde is onderdeel van Gods wezen. Maar daarom is Gods liefde sterker dan alles wat er ook maar in de schepping is. De ongeschapen liefde van God kan nooit opzij geduwd worden door geschapen dingen. Dood, leven, engelen, machten, krachten, heden, toekomst, hoogte, diepte, het zijn maar geschapen dingen. Dacht je nou echt dat die het kunnen opnemen tegen Gods ongeschapen liefde?
We hebben nu gezien wat het betekent om eigendom van Jezus te zijn en hoe dat ons beschermt tijdens het leven en op het moment van onze dood. Maar is dit ook jouw houvast? Het woord troost uit Zondag 1 vertaal ik met houvast. Wat houdt jou op de been in dit leven? Wat voorkomt dat je instort? Misschien zeg je, zo erg is het helemaal niet met mij, ik heb niet het gevoel dat mijn leven op instorten staat. Maar volgens de Catechismus is datgene wat je op de been houdt dit, dat Jezus je verlost van de macht van de zonde en de duivel. De Catechismus valt met Zondag 1 nogal met de deur in huis. Daarom zei ik eerder dat Zondag 1 ook aan het eind van de Catechismus had kunnen staan. Dat we na de behandeling van al die Zondagen hadden gezegd: dus als ik het goed begrijp verlost Jezus mij van de macht van zonde en duivel. Door met de deur in huis te vallen kiest de Catechismus ervoor om vanaf het begin duidelijk te maken wat de kern van ons geloof is: Jezus heeft ons verlost van de macht van zonde en duivel. Daar draait het om in ons geloof, dit zou ons op de been moeten houden in ons leven.
Nu denk ik dat wij graag van allerlei dingen verlost zouden willen worden. Het is een verzuchting: ‘Als ik daar nou eens verlost van was...’ Misschien heb je het iemand wel eens horen zeggen. Of je zegt het zelf: als ik nou eens verlost was van mijn pijn, mijn ziekte, mijn zorgen. Als ik nou eens verlost was van mijn schulden, mijn beperkingen, mijn depressie. Als ik nou eens verlost was van school, van mijn zorgtaken, van alles wat ik moet. Waarom zou je daar aan toevoegen: als ik nou eens verlost was van mijn zonden en van de macht van de duivel? Het is niet het eerste waar ik aan denk bij dingen waar ik van verlost wil worden. Maar de Catechismus wil me wel zover krijgen. Dus hoe komen wij zover dat we gaan zeggen: wat mij op de been houdt in dit leven is dat Jezus mij verlost van de macht van zonde en duivel? Jezus doet dit omdat wij zijn eigendom zijn en Hij zuinig op ons is. Maar is dit voor ons net zo belangrijk?
Wat mij op de been houdt is dat Jezus mij verlost heeft van de macht van de duivel. Ik kan me voorstellen dat je daarvan zegt: dat klopt wel, dat houdt me op de been. Je vult dat in vanuit het moment van je sterven. Jezus heeft je verlost van de macht van de duivel en daarom mag je na je dood naar de hemel. De duivel heeft geen macht meer over je, hij kan je niet opeisen. Daar houd je je aan vast. Dat geeft je hoop en troost gedurende je leven: je toekomst is veilig.
Maar hoe zit het dan met de verlossing van onze zonden, geeft dat ons ook houvast? Houdt dat ons op de been? Jezus heeft ons verlost uit de macht van de zonde, waarom zou dat nu, in het heden, belangrijk moeten zijn voor mij? Bedenk eens wat de zonde allemaal kan uitrichten in je leven; daar zou je toch bang van worden? Ik begin maar gewoon bij het eerste gebod. Vertrouwen op geld en goed - je verliest God erdoor. Vasthouden aan je eigen, eenzijdige denkbeeld van God - daar verlies je het evangelie door. God naar beneden halen met vloeken - je verliest je zicht op Gods almacht. De zondag voor jezelf gebruiken - je verliest de nabijheid met God. Niet luisteren naar je ouders - je verliest een kostbare geloofsopvoeding. Moord - je verliest je vrijheid. Overspel - je maakt twee huwelijken kapot en stort twee gezinnen in de ellende. Diefstal - je moet altijd op je hoede zijn dat jij niet bestolen wordt. Liegen - maar wie kan jij dan nog vertrouwen? Jaloezie - het vreet je op vanbinnen. Zie je wat de zonde kan uitrichten in je leven? Dit gaat niet over naar de hemel mogen, maar over hoe het nu in je leven is. Als ik bedenk wat de zonde kan uitrichten in mijn leven, zeg ik met overtuiging: als ik nou eens verlost was van mijn zonden! Wat zou dat mooi zijn.
Begrijp je nu hoe de verlossing door Jezus uit de macht van de zonde je op de been houdt? Jezus heeft je verlost van de zonden die je leven en geloof kapot kunnen maken. Misschien denk je, waarom merk ik daar niks van? Die zonden trekken nog steeds aan me, soms ben ik er ook gewoon bang voor. Maar Jezus zorgt ervoor dat ze niet tussen jou en Gods liefde kunnen inkomen. De Dordtse Leerregels zeggen dat gelovigen in zonde kunnen vallen en noemt daarbij het voorbeeld van David en Petrus. Maar, zegt artikel 6: ‘Hij laat hen (...) niet zo diep vallen, dat zij de genade van de aanneming tot kinderen (...) verliezen’ (DL V, art 6). En in een volgend artikel staat dat God bekering in hen werkt: ‘zij krijgen van harte en naar Gods wil verdriet over deze zonden; zij (...) ontvangen (...) vergeving (...) en zij ervaren opnieuw de genade van God.’ Ik hoop dat je het effect van Jezus’ verlossing van je zonden opmerkt in je leven. Wij zoeken vaak naar houvast in de geschapen wereld: wat geeft me zekerheid, wat houdt me op de been? Maar het valt allemaal een keer door de mand. Het houvast dat God biedt komt van buiten de schepping en houdt daarom stand: niets in de geschapen wereld is sterker dan Gods ongeschapen liefde. Wij leven in een onzekere wereld, wij vallen onszelf zo vaak tegen en de toekomst baart ons alleen maar zorgen. De macht van zonde en duivel houdt huis in deze wereld. Het enige wat werkelijk lucht geeft in een wereld die zo onder druk staat is dat Jezus ons van zonde en duivel verlost. Voor wie dat gelooft is het geen verzuchting meer: als ik nou eens van zonde en duivel verlost was. Nee, het wordt je belijdenis: ik ben door Jezus van zonde en duivel verlost. Want ik ben Hem eigen. Daar houd ik mij aan vast. Amen.