Op pad namens Jezus
11 mei 2025
Als ambtsdrager kun je je taak aan omdat Jezus je roept en zendt.
Lezen: Matteüs 10:1-11:1
Tekst: Matteüs 10:1-11:1
Daar zitten jullie dan. Klaar om in het ambt bevestigd te worden. Ik kan me voorstellen dat je denkt ‘waarom heb ik eigenlijk ‘ja’ gezegd?’ En misschien zit je hier als gemeentelid en denk je: ‘ik gelukkig niet, zij liever dan ik!’ Dit zijn altijd wat bijzondere diensten, bevestiging van ambtsdragers. Want mensen uit het midden van de gemeente worden opeens naar voren gehaald. Krijgen een taak, een rol, en ja toch ook een andere positie in de gemeente. Daar zitten allerlei verwachtingen omheen. Bij ambtsdragers. Zeker als het voor het eerst is: hoe zal het gaan? Kan ik dit, lukt het me? Maar er leven ook allerlei verwachtingen in de gemeente. Over bezoeken die gebracht worden. Maar het kan ook gaan over hoe jij als ambtsdrager kiest bij moeilijke discussies die spelen. Best spannend allemaal. Over die wederzijdse verwachtingen moeten we het maar eens geen hebben aan de hand van Matteüs 10.
In dat hoofdstuk stuurt Jezus zijn leerlingen op pad naar de steden en dorpen van Israël. In deze preek ga ik sommige dingen uit dit hoofdstuk toepassen op de ambtsdragers nu. Maar goed bijbellezen betekent ook dat we doorhebben dat je niet zomaar alles naar het nu kunt lezen. Neem vers 1: ‘Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en Hij gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.’ Hoe graag ik ook zou willen dat ambtsdragers nu onreine geesten zouden kunnen uitdrijven en ziekten genezen, de tekst zelf geeft er geen aanleiding toe om dat te denken en die conclusie te trekken. Het gaat in Matteüs 10 echt over deze twaalf, de leerlingen van Jezus, hun namen worden zelfs genoemd in vers 2-4. Dus als we dingen uit dit hoofdstuk naar het nu halen moet dat op zijn minst passen bij de rest van de Bijbel. De reden dat ik voor deze bevestigingsdienst voor Matteüs 10 heb gekozen is omdat iemand uit de gemeente zei: ‘De twaalf leerlingen die Jezus erop uit stuurt waren eenvoudige mensen, maar ze konden de taak aan omdat Jezus hen riep en zond.’ En dat geldt ook nu. Als ambtsdragers kun je je taak aan omdat Jezus je roept en zendt. Ambtsdrager zijn heeft ook helemaal niet te maken met eenvoudig zijn of meer geleerd hebben. Het belangrijkste is dat je als ambtsdrager op pad bent namens Jezus. Als iemand die leeft van zijn genade en die zijn kracht zoekt bij Hem.
Vanuit Matteüs 10 komen er drie dingen op ons af: allereerst wordt de taak van ambtsdragers geduid. Het tweede is een aanmoediging voor ambtsdragers en het derde een stukje verwachtingsmanagement, voor ambtsdragers en gemeente.
1. Duiding van de taak van ambtsdragers
Wanneer Jezus zijn leerlingen op pad stuurt naar de steden en dorpen in Israël is hun opdracht: ‘verkondig hun dat het koninkrijk van de hemel nabij is’ (vers 7). Ik denk dat dit nog steeds de opdracht is, ook voor ambtsdragers nu. Niet alleen voor dominees, dat zou je misschien denken omdat het woord ‘verkondig’ er in staat. Maar ‘verkondigen dat het koninkrijk nabij is’ betekent dat je tegen elkaar in de gemeente zegt: er hoeft nog maar één ding te gebeuren en dat is de wederkomst van Jezus. Toen Jezus dit zei moest Hij nog lijden, sterven en weer opstaan. Je zou kunnen zeggen: nu wij leven is het koninkrijk nog meer nabij. En daar moeten wij ons leven op inrichten. Daar moeten we rekening mee houden. Het kan zomaar afgelopen zijn hier op aarde; dan formuleer ik het negatief. Het kan zomaar beginnen, dat heerlijke koninkrijk van God; dan formuleer ik het positief. Wat we in de gemeente met elkaar doen -en daar hebben ambtsdragers een bijzondere taak in- is die verwachting van Gods koninkrijk levend houden. Heel concreet betekent dat: samen bijbellezen. De beloften van God op je af laten komen. Ze in je hart sluiten. Ze in je hoofd hebben. En ook heel concreet: samen bidden. Om de komst van Gods koninkrijk. Om de doorwerking van dat koninkrijk nu al in je leven. Of je nu als ouderling of diaken of als dominee bij mensen komt; ik kan me voorstellen dat het gesprek begint bij het leven. Wat houdt de ander bezig? Waar maakt hij of zij zich druk over? Welke mooie dingen zijn er, welke zorgen leven er? Ambtsdrager zijn is vooral luisteren, en dus goede vragen stellen. Maar op een gegeven moment mag je ook spreken, ga je ook spreken. Je komt niet vrijblijvend bij de mensen thuis. Het koninkrijk is nabij. Leeft men op dat adres waar jij komt met dat besef?
Misschien denk je als ambtsdrager: maar ikzelf dan, leef ik uit de verwachting van Gods koninkrijk? Er zijn zoveel dingen die je bezig houden. Aardse dingen, zal ik maar zeggen. Weet je, een van de dingen die ambtsdrager zijn zo mooi maakt is dat je zelf vaak ook dichter bij de Here gaat leven. Soms hoor je jezelf praten als je ergens op bezoek bent en dan denk je: dit is inderdaad wat ik geloof. Je praat ook tegen jezelf. En dan ontdek je al gauw dat jij van genade moet leven. Je ontdekt in het ambt niet je kracht maar je zwakte. Je hoeft in gesprekken ook niet zozeer iets te brengen, maar je mag samen ontvangen. Je samen verwonderen over wat God geeft en doet.
Dan kijk ik ook even naar vers 40. Jezus zegt tegen zijn leerlingen: ‘Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij.’ Ik denk dat je dit ook op ambtsdragers nu mag betrekken. Je komt als ambtsdrager namens Jezus. Hij stuurt je op pad. De eerste vraag die je straks gesteld wordt is: ‘Geloof je dat God zelf je door zijn gemeente tot dit ambt heeft geroepen?’ Die vraag kijkt niet zozeer achteruit, naar het proces van talstelling en benoeming, die vraag kijkt vooruit: je kunt je taak alleen doen met het mandaat van Jezus. Als je straks ergens aanbelt sta je daar niet namens jezelf maar namens Jezus.
2. Ter aanmoediging
Als je Matteüs 10 leest kom je in vers 19-20 het volgende tegen. Jezus zegt tegen zijn leerlingen dat ze zullen worden uitgeleverd, dat ze voor het gerecht worden gesleept omwille van Hem. Het gaat hier over het Joodse gerecht. Zeggen dat Jezus de Zoon van God is wordt niet geaccepteerd in de synagoge. Dat zal jullie als ambtsdragers natuurlijk niet overkomen. Je wordt niet voor het Joodse gerecht gesleept wanneer je vertelt over Jezus en zijn komende koninkrijk. Ik vermoed dat jullie en ik ook niet voor het Nederlands recht gedaagd worden wanneer we over Jezus vertellen. Waar het me nu om gaat is wat Jezus daarna tegen zijn leerlingen zegt: ‘Wanneer ze je uitleveren, vraag je dan niet bezorgd af hoe je moet spreken of wat je moet zeggen. Want wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven. Jullie zijn het immers niet zelf die dan spreken, het is de Geest van jullie Vader die in jullie spreekt’ (zie voor de vervulling Handelingen 6:10). Die bemoediging is er ook voor jullie. Je komt dit namelijk op meer plekken in de Bijbel tegen. In Exodus 4:12 zegt de Here tegen Mozes: ‘Ik zal bij je zijn als je moet spreken en je de woorden in de mond leggen.’ En de profeet Jeremia beschrijft het begin van zijn werk zo: ‘En de HEER strekte zijn hand uit, raakte mijn mond aan en zei tegen mij: ‘Hiermee leg Ik mijn woorden in jouw mond” (Jeremia 1:9). En in 2 Petrus 1:21 staat: ‘mensen die namens God spraken werden daartoe altijd gedreven door de heilige Geest.’
Ik kan me voorstellen dat je als ambtsdrager opziet tegen bezoeken en gesprekken. Je bereidt je voor, biddend, bijbellezend, maar je weet nooit welke kant een gesprek opgaat. Wat moet je zeggen? Dan mag je hier dus aan denken. Hoe Jezus zijn leerlingen bemoedigt: ‘wat je moet zeggen, zal je op dat moment worden ingegeven.’ En zelfs als je het niet weet, en echt met de mond vol tanden staat, mag je dat ook gewoon zeggen. Een ambtsdrager hoeft niet overal antwoord op te hebben. Enerzijds kom je namens Jezus, op een bepaalde manier vorm je een tegenover. Anderzijds sta je naast de mensen en kijk je samen op naar Jezus. Luister je samen naar zijn stem. Een ambtsdrager is een voorganger. Een voorganger, Jezus achterna. Je spreekt niet alleen namens Jezus, maar je luistert ook namens het gemeentelid. Je luistert namens het gemeentelid naar de stem van de goede Herder. Jezus is en blijft de goede Herder. Hij zorgt voor zijn kudde. Ja, door de dienst van mensen. Dat is mooi en kwetsbaar tegelijk. Het kwetsbare is dat het mensenwerk is. Er kunnen dingen fout gaan. Dat moet dan ook benoemd worden. Het mooie is dat Jezus, die in de hemel is, in de persoon van de ambtsdrager bij jou thuis komt. Heel dichtbij. Gewoon bij jou op de bank.
3. Verwachtingsmanagement
In Matteüs 10:34 zegt Jezus iets opvallends, iets waar je gemakkelijk over kunt struikelen. Jezus zegt tegen zijn leerlingen: ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik kom een wig drijven tussen een man en zijn vader, tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; huisgenoten worden elkaars vijanden!’ Wat bedoelt Jezus hiermee? In eerste instantie dat de acceptatie van Jezus als de messias scheiding zal brengen tussen Joden onderling. Het grootste deel van de Joden verwierp Jezus. De kring rond Jezus is op de Paasdag maar zo’n 120 mensen groot. Maar voor ambtsdragers nu geldt ook: niet iedereen zal blij zijn met je komst. Niet bij iedereen merk je vruchten van geloof. Ambtsdrager zijn is soms taai werk, met teleurstellingen. Want Gods evangelie brengt scheiding. Sommigen reageren met geloof, anderen met ongeloof. God wil dat ‘alle mensen worden gered, en de waarheid leren kennen’, zegt Paulus in 1 Timoteüs 2:4. En God geeft daar nu al 2000 jaar de tijd voor (2 Petrus 3:9). Maar God neemt de mens wel zo serieus dat wie Hem afwijst niet gedwongen wordt de hemel in te gaan.
Nog iets anders als het gaat over je verwachtingen. Ambtsdrager zijn levert je niets op. Ja eerder zei ik: je gaat er zelf vaak dichter bij de Here door leven. En dat is geweldig. Maar het ambt levert je geen geld op, het is vrijwilligerswerk. In Matteüs 10:8 zegt Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven!’ Je kunt behoorlijk druk zijn met het ambt. Het kost je avonden die je ook anders had kunnen invullen. Hoe hou je dan je motivatie? Dat heeft alles te maken met je zicht op Gods genade. Je hebt het geloof zelf ook ontvangen. Om niet. Daar heb je niks voor gedaan. Volgens mij zijn jullie allemaal opgegroeid in een gelovig gezin. Je ouders vertelden je over God. Daarnaast waren er andere mensen die je vertelden over God. Zo heb je Hem leren kennen. Daarachter zit Gods kiezende liefde. Hij wil jou erbij hebben. En Hij werkte met zijn Geest in je zodat je je doop ging beantwoorden. Ik zeg geregeld tegen mijn catechisanten: dat ik hier sta als jullie dominee is echt alleen maar aan God te danken. Hij werkte het geloof in mij. En daar deel ik nu van uit. Zo mogen jullie dat als ambtsdragers gaan doen. De genade die je van God ontving, en nog elke dag ontvangt, mag je doorgeven.
En dan is er toch een soort loon. In Matteüs 10:32 zegt Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Iedereen die Mij zal erkennen bij de mensen, zal ook Ik erkennen bij mijn Vader in de hemel.’ Dit is een loon dat ver uitstijgt boven welke financiële vergoeding ook maar: dat Jezus jouw naam noemt bij zijn Vader in de hemel, jou aanbeveelt bij zijn Vader in de hemel. Ik moet ook denken aan wat er staat in Openbaring 14:13, dat gaat over mensen die sterven in verbondenheid met hun Heer: ‘Zij mogen uitrusten van hun inspanningen, want hun daden vergezellen hen.’ Wij zeggen wel eens: je kunt niets meenemen als je sterft. Je bezit blijft achter hier op aarde. Je zou er ook niets aan hebben in de hemel. Maar wat je hier op aarde gedaan hebt in liefde voor God en de medemens gaat blijkbaar wel mee. Zo mogen zij die vandaag aftreden ook rust nemen: ‘uitrusten van hun inspanningen.’ Zij mogen bedenken dat de vrucht van hun werk in ieder geval in de hemel gezien wordt. Soms zie je er hier op aarde niets van, soms ook wel, maar je inspanningen volgen je sowieso tot in de hemel. Het loon van een ambtsdrager is: mogen zien hoe genade zich uitbetaalt.
Tot zover de drie dingen die vanuit Matteüs 10 ook op ambtsdragers nu afkomen. Ik richtte me daarbij vooral tot de ambtsdragers ter duiding van hun taak, ter aanmoediging en om de verwachtingen te managen. Nu kijk ik ook nog even naar jullie als gemeente. Hoe ontvangt u/jij de ambtsdragers? Zij zijn op pad namens Jezus: zij spreken namens Jezus, zij luisteren namens Jezus. Maar dan zul je ze ook als zodanig moeten ontvangen. In Matteüs 10:41 zegt Jezus: ‘Wie een profeet ontvangt omdat het een profeet is, zal als een profeet beloond worden.’ Zou dat ook niet gelden voor de ontvangst van een ambtsdrager? Als je hem of haar ontvangt als iemand die je het koninkrijk verkondigt, dan ontvang je het koninkrijk. Als je hem of haar ontvangt als iemand die namens Jezus komt, dan is Jezus daar bij jou op dat moment. Als je je ambtsdrager ontvangt als iemand die spreekt van genade, dan ontvang je genade.
Maak nooit de vergissing dat je denkt in je eentje te kunnen geloven. Dat je denkt de kerk niet nodig te hebben. Tegen je ambtsdrager zeg je: je hoeft bij mij niet te komen hoor. Het is juist zo bevrijdend dat het ambt ‘van de andere kant komt’. Van de kant van Jezus. Gevraagd en ongevraagd komen ambtsdragers bij je op bezoek. Omdat je niet in je eentje kunt geloven. Doe daarom ook niet alsof er slechts een medemens bij je op bezoek komt. Als je dat doet kan het bezoek van een ambtsdrager nooit de bedoelde vrucht dragen. Jezus is in de hemel maar in de ambtsdragers komt Hij bij u en jou thuis. Om je te vertellen dat zijn koninkrijk nu echt dichtbij is.
Daar zitten jullie dan. Klaar om in het ambt bevestigd te worden. Ik hoop dat je nu weet waarom je ‘ja’ hebt gezegd: het is prachtig werk! Dichtbij de Here en in het hart van zijn gemeente. Het zou mij niet verbazen als het je meer oplevert dan het je kost. Een ambtsdrager staat immers in dienst van Gods genade. Amen.