Voorproef van de opstanding op de jongste dag

20 april 2025

De opstanding van de jongste dag heeft op kleinere schaal al eens plaatsgevonden.

Lezen: Matteüs 28

Tekst: Matteüs 27:52-53

Van sommige dingen is het belangrijk dat je er een voorproefje van krijgt. Denk aan een meeloopdag op een opleiding. Of een stage als je al een opleiding doet. Je krijgt een voorproefje van wat je kunt verwachten. In de reclamewereld werkt het ook zo: als er een nieuwe film uitkomt krijg je de trailer te zien op tv. Je kunt zelfs proefslapen bij beddenwinkels en proefwonen als je overweegt een vakantiehuis te kopen. En in een duur restaurant kun je een voorproefje krijgen van de wijn die je ingeschonken zal worden.

 

Nu zitten deze voorproefjes in de sfeer van: ga ik dit echt doen. Ga ik deze opleiding doen? Koop ik die nieuwe matras? Wil ik deze wijn? Het voorproefje wil je overhalen een bepaalde keus te maken. Soms kan een voorproefje ook bedoeld zijn om je aan te moedigen om ergens naar te blijven uitzien. Wij hadden een keer een huisje geboekt op een vakantiepark en in de weken voordat we daar naar toe gingen kreeg ik telkens mailtjes met voorproefjes: foto’s van het zwemparadijs, de schitterende natuur, de bowlingbaan. ‘Beste meneer Heij, straks gaat u genieten. Neem nu alvast een voorproefje!’ En dan kon ik op een link klikken naar een filmpje waarin het park op een mooie manier in beeld werd gebracht. En laten we wel wezen, zo werkt het ook gewoon. Door zo’n voorproefje krijg je steeds meer zin in die vakantie.

 

Nu krijgen wij in onze tekst een voorproefje van de opstanding op de jongste dag. Op de jongste dag -dat is de laatste dag dat deze wereld bestaat, de dag dat Jezus terugkomt- zullen de graven opengaan en de doden opstaan. Nu vieren we vandaag de opstanding van Jezus. In de Catechismus staat dat ‘de opstanding van Jezus voor ons een onderpand is van onze opstanding in heerlijkheid’ (v/a 45). De opstanding van Jezus garandeert onze opstanding. Omdat Hij opstond mogen we geloven dat ook wij eens zullen opstaan. In de afgelopen weken hebben we die link tussen Jezus en ons vaker gezien. Jezus brengt het offer van zijn leven. Maar dat betekent niet dat wij geen offers hoeven te brengen. Jezus leed voor ons. Maar dat betekent niet dat wij niet meer hoeven te lijden. En zo is er ook een link tussen Jezus’ opstanding en die van ons en onze geliefden. Zoals Jezus opstond, zo zullen ook de doden eens opstaan. Morgen gaan we Paasliederen zingen bij het Witte kerkje. Als het even kan doen we dat achter de kerk, op de begraafplaats. Om die link tussen Jezus’ opstanding en het opengaan van onze graven, en de graven van onze geliefden, zichtbaar te maken.

 

Soms is het lastig om te geloven dat de graven eens echt zullen opengaan. Soms is het lastig dat te blijven geloven. Wij moeten telkens weer mensen begraven. Begraafplaatsen worden voller en voller. Telkens weer een rij erbij. En hoe ziet dat er eigenlijk uit met die opstanding? Lichamen vergaan, we keren terug tot stof (Genesis 3:19). Hoe moet God daar weer een lichaam van maken? Het is nogal een getuigenis om op een grafsteen te zetten: ‘Hier zal opstaan...’ en dan de naam. We geloven dat. We willen dat geloven. Maar soms is het heel moeilijk om je daar echt wat bij voor te stellen.

 

Nu heeft God daar dus al een voorproefje van gegeven. Het is al eens gebeurd. De opstanding van de jongste dag heeft op kleinere schaal al eens plaatsgevonden. Dat is Matteüs 27:52-53. God doet dit om ons te bemoedigen. Dat we blijven geloven in de opstanding van de doden, dat we daarnaar blijven uitzien. Maar God doet dit ook om ons aan te sporen een keus te maken, om voor het leven bij Hem te kiezen. Op Goede Vrijdag geeft God een voorproefje van de lichamelijke opstanding op de jongste dag. Of beter gezegd, deze gebeurtenis speelt zich af op Goede Vrijdag en Pasen. Op Goede Vrijdag, de dag van Jezus’ sterven, gingen de graven open en werden veel heiligen tot leven gewekt. Maar pas na Jezus’ opstanding kwamen ze uit de graven en gaan ze Jeruzalem binnen en verschijnen aan een groot aantal mensen. Had je dit wel eens gelezen en op je af laten komen? Het is toch bizar wat hier gebeurt? Je kunt er snel overheen lezen en denken ‘het zal wel’, maar er zit gigantisch veel evangelie in. Het vers ervoor, vers 51, kennen we allemaal heel goed: op het moment dat Jezus sterft scheurt het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden. Maar die twee verzen daarna slaan we volgens mij vaak over. Graven die opengaan? Doden die opstaan en die verschijnen in Jeruzalem? Wat?! Waarom? Ik hoop dat je het na vanochtend nooit meer vergeet: dit is een voorproefje van de opstanding op de jongste dag.

 

Laten we het eens wat beter bekijken. Allereerst valt op dat Matteüs schrijft dat de ‘lichamen’ van veel gestorven heiligen tot leven werden gewekt. Hier gebeurt iets anders dan bij Lazarus (Johannes 11:43-44), het dochtertje van Jaïrus (Marcus 5:41-42) en de jongen uit Naïn (Lucas 7:14-15). Hun ziel keerde terug in een sterfelijk lichaam, zij zijn opnieuw gestorven. Maar bij deze mensen die op Goede Vrijdag opstaan gebeurt er iets anders. Hun ziel, die in de hemel bij God verbleef, krijgt alvast een verheerlijkt en onsterfelijk lichaam. Deze mensen keren niet terug naar het leven op aarde maar zij krijgen alvast hun opstandingslichaam in de hemel. Hier wordt vooruit gegrepen op de jongste dag. Als mensen nu sterven, gelovigen, gaat hun ziel ook naar de hemel. Maar hun lichaam blijft op aarde. Dat verteert in de grond. Maar als Jezus weerkomt gaan de graven open en krijgen zij een verheerlijkt lichaam. Dat gebeurt met deze mensen in Matteüs 27 al op het moment dat Jezus sterft. Dat is bijzonder. Hier wordt vooruit gegrepen op de jongste dag.

 

Als je het verhaal van Lazarus erbij pakt zie je de verschillen. Lazarus is een vriend van Jezus en hij is ernstig ziek. Zijn zussen Martha en Maria laten Jezus roepen om hem te genezen. Maar Jezus gaat er niet direct naar toe. Als Hij na een paar dagen in het dorp komt waar zij wonen is Lazarus al gestorven en begraven. Martha maakt Jezus verwijten. Waarop Jezus zegt: ‘Je broer zal uit de dood opstaan.’ Dan zegt Martha: ‘Ja, ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan’ (vers 24). Martha gelooft in een opstanding op de jongste dag. Daar geloven wij ook in. Het is v/a 57 van de Catechismus, daar wordt gevraagd: ‘Welke troost geeft u de opstanding van het vlees?’ En dan is het antwoord dit: Dat niet alleen mijn ziel na dit leven direct naar Christus gaat, maar dat ook mijn lichaam, door de kracht van Christus opgewekt, weer met mijn ziel verenigd en aan het verheerlijkt lichaam van Christus gelijkvormig zal worden. Maar Lazarus kreeg op dat moment nog niet zijn verheerlijkte lichaam. Als Jezus hem naar buiten roept, komt Lazarus te voorschijn ‘zijn handen en voeten in linnen gewikkeld en zijn gezicht bedekt door een doek.’ Jezus moet tegen de omstanders zeggen: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’ Met Psalm 116:3 zou je kunnen zeggen: ‘Banden van de dood’ omknelden hem. Hoe anders verloopt Jezus’ opstanding. Hij legt de banden van de dood zelf af. Niemand helpt Hem daarbij. Glorieus komt Jezus uit het graf. Als een vlinder die de cocon van de dood van binnenuit openbreekt. Er is ook echt wat veranderd aan Jezus: Hij staat op in een verheerlijkt lichaam. Een onsterfelijk lichaam. Een lichaam waarvan het hart nu al zo’n tweeduizend jaar onafgebroken klopt, buiten de ons bekende wereld.

 

Zo’n verheerlijkt lichaam verwachten wij toch ook voor onszelf? En voor de doden die we al begroeven? De slotverzen van 1 Korintiërs 15 worden nog wel eens gelezen bij een begrafenis: ‘Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam (...) Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke met het onsterfelijke’ (52-53). Even daarvoor had Paulus gezegd: ‘Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt’ (42-43). Jezus zal bij zijn komst ‘ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam’ (Filippenzen 3:21).

 

En dat is een echt menselijk lichaam. Dat eten kan verteren (Lucas 24:41-43), maar het is tegelijk een lichaam dat door gesloten deuren kan (Johannes 20:19). Zo lezen we dat in de verhalen over Jezus’ opstanding. Nu wordt het woord dat gebruikt wordt voor de manier waarop Jezus zich aan zijn leerlingen laat zien ook gebruikt voor die mensen die op Goede Vrijdag opstaan. Zij ‘verschenen’ aan een groot aantal mensen, schrijft Matteüs. Ook Jezus ‘verschijnt’ na zijn opstanding aan de leerlingen (Lucas 24:34, Handelingen 1:3, 1 Korintiërs 15:5-6). Opnieuw een argument dat deze mensen een verheerlijkt lichaam kregen. Je kunt je afvragen waar deze mensen verbleven tussen Goede Vrijdag en de Paasochtend. Op Goede Vrijdag werden immers hun graven geopend en hun lichamen tot leven gewekt, maar pas na Jezus’ opstanding verschijnen zij in Jeruzalem. Waar waren zij in die tussentijd? Ik denk in de hemel. Deze mensen keren niet terug naar het leven op aarde maar zij krijgen alvast hun opstandingslichaam in de hemel. Je moet denken aan mensen die nog niet zo heel lang daarvoor waren overleden. Het woord ‘heiligen’ duidt hier op gestorven gelovigen. Maar dat ze Jeruzalem binnengingen en daar verschenen laat zien dat ze herkend werden. Dat moet wat zijn geweest. Je geliefde -een vader, een moeder, je man of vrouw- die je al begraven had, even mogen zien in een verheerlijkt lichaam. Misschien denk je: dat is toch wreed, dat trekt de wond toch weer helemaal open? Ik vermoed dat hun verschijning in een verheerlijkt lichaam juist troostvol was. Hun verschijning liet zien: wat God belooft gaat Hij echt doen. Deze mensen vormen een voorproef van de opstanding op de jongste dag. Dat bemoedigt: het gaat echt gebeuren!

 

Maar waarom krijgen deze gestorven gelovigen hun lichaam op Goede Vrijdag terug, maar mogen ze pas verschijnen op de Paasdag? Waarom staan zij niet op de Paasdag op net als Jezus? Allereerst laat dit de eenheid van Goede Vrijdag en Pasen zien. Wij zijn met Jezus gestorven, om met Hem op te staan (Romeinen 6:4-5, Kolossenzen 2:12). Goede Vrijdag -het sterven van Jezus- en Pasen -zijn opstanding- vormen samen onze redding, onze verlossing. Wij zijn niet alleen vrijgekocht van de zonde, maar Jezus zet ons ook in een nieuw leven.

 

Dat deze gestorven gelovigen hun verheerlijkt lichaam al op Goede Vrijdag krijgen laat zien dat Jezus’ dood aan het kruis de weg opent naar het nieuwe leven, de weg opent naar het koninkrijk van God. ‘Door zijn dood ontvangen wij het leven’ (avondmaalsformulier 4). Als Jezus sterft aan het kruis zegt Hij: ‘Het is volbracht!’ Op dat moment gaan de graven open en krijgen deze gestorven gelovigen hun verheerlijkte lichaam. De straf die God in het paradijs de mens oplegde -wanneer je van de boom eet zul je sterven- is nu gedragen. Door Jezus’ dood kan de mens weer eeuwig leven in heerlijkheid. Daarom past deze opstanding in een verheerlijkt lichaam echt bij Goede Vrijdag.

 

Toch mogen deze in heerlijkheid opgestane gelovigen pas in Jeruzalem verschijnen na Jezus’ opstanding. Zo geven zij voorrang aan Jezus zelf. Hij is hun Bevrijder. Hij is de eersteling uit de doden. Hem volgen zij. Daarom vertonen zij zich pas nadat Jezus zich heeft vertoond op de Paasmorgen. Zo wordt Jezus verhoogd. Zijn opstanding is de eerste trede in zijn verhoging. Vanaf dag 1 heeft Jezus volgelingen. Vanaf dag 1 van zijn verheerlijkte leven ziet Jezus de vrucht van zijn werk. Deze opgestane gelovigen vormen de eerste oogst. Uiteindelijk is ook onze opstanding in heerlijkheid tot eer van Jezus. Wij staan niet voor onszelf op. Onze opstanding in heerlijkheid is niet allereerst bedoeld om ons een plezier te doen. Wanneer de graven opengaan op de jongste dag staan wij op tot eer van Jezus. God schiep de wereld om daar eer van te ontvangen. Ook de mens schiep Hij om eer van te ontvangen. Dat als je naar de mens keek, je God zou prijzen om zijn grootheid dat Hij de mens zo kunstig had gemaakt. Het sterven van mensen haalt daar een dikke streep door. Aftakeling, ziekte en uiteindelijk de dood, het doet afbreuk aan Gods grootheid. Maar dan maakt juist die opstanding in een verheerlijkt lichaam God groot. En natuurlijk mogen wij er ook van genieten wanneer het sterfelijke voorbij is en de dood is overwonnen, wanneer ons armzalig lichaam gelijk gemaakt zal zijn aan het verheerlijkt lichaam van Jezus. Maar belangrijker is dat dit Jezus verhoogt, dat het zijn glorie zichtbaar maakt. Dat is bevrijdend: God komt tot zijn doel met ons. Zijn nieuwe wereld komt echt ook al zie je daar nu nog niks van. Ook al twijfel je daar soms misschien wel aan. Rond Goede Vrijdag en Pasen gaf God er een voorproefje van. Veel gestorven gelovigen kregen toen al hun opstandingslichaam. Ook hun hart klopt al zo’n tweeduizend jaar onafgebroken. Wonderlijk toch?

 

Misschien denk je: wat moet ik hier concreet mee? Wat heb ik hieraan? Soms zijn dingen niet concreet. Wij leven als christenen van beloften. Wij hopen op dingen die je niet kunt zien. Wat concreet is in ons leven is dat we telkens weer mensen moeten begraven. Dat we weten dat we eens zelf zullen sterven, als Jezus niet voor die tijd terugkomt. Maar dan zal ook ons lichaam vergaan en terugkeren tot stof. Dat is de ramp van ons huidig bestaan. Dat is echt een ramp: kostbare levens, mooie mensen, geliefden, we raken ze kwijt. Als je op een begraafplaats rondloopt kan het je zomaar overvallen: wat is leven nou helemaal? Je bent er een tijdje en daarna ben je weg. Nemen anderen je plaats in. Maar in het koninkrijk van God neemt niemand je plaats in. Dat geldt voor wie gelooft. En dat is het evangelie van deze ochtend. Op de laatste dag van deze wereld gaan de graven open. Dan wordt het vergankelijke lichaam bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke met het onsterfelijke. God heeft dat al eens gedaan met een grote groep mensen. Een voorproefje. Denk daar maar aan als je op een begraafplaats bent. Het kan. Het is al eens gebeurd. En het gaat weer gebeuren. De jongste dag is begonnen op Goede Vrijdag, werd zichtbaar op de Paasmorgen en wordt werkelijkheid op Gods tijd. Amen.