Alarmerende ellende

18 maart 2012

Verschrikkingen uit de onderwereld en de hel worden losgelaten op de ongelovigen. Waarom alleen zij? Omdat deze gerichten de mensen hun afgoden ontnemen. Zodat er maar één overblijft om op te vertrouwen: God.

Lezen: Openbaring 9

Tekst: Openbaring 9

De 5e en de 6e bazuin zijn nogal heftig. Openbaring 9 is nogal heftig. We hebben dat net gelezen. En het is ronduit verschrikkelijk wat daar allemaal staat. Een sprinkhanenplaag die als een donkere wolk op de mensen valt. Waarbij die sprinkhanen de mensen aanvallen als schorpioenen. Er is geen ontkomen aan. Mensen gaan nog liever dood dan dit te moeten ondergaan. En dan die paarden met hun ruiters. Een eindeloos groot leger van ellende. Vuur, rook en zwavel komt uit de mond van de paarden en hun staarten zijn slangenkoppen. Opnieuw is er geen ontkomen aan. Bij Openbaring 9 kunnen de rillingen je over de rug lopen. Als je dit hoofdstuk op je in laat werken raak je als vanzelf onder de indruk. Dit is niet goed. Dit is de hel op aarde. Letterlijk.

 

Laten we het schilderij er even opnieuw bij pakken. Twee weken geleden hebben we het gehad over de eerste vier bazuinen. Vanuit Openbaring 8. Onder iedere bazuin is met een klein plaatje aangeduid wat het blazen op die bazuin inhoudt. De eerste bazuin is hagel en vuur, gemengd met bloed: 1/3 van de aarde wordt onbewoonbaar. De tweede is een brandende berg die in zee gegooid wordt: 1/3 van de zee wordt onbevaarbaar. De derde is een brandende ster die het drinkwater aantast: 1/3 van het water wordt ondrinkbaar. En de vierde bazuin houdt in dat 1/3 van het licht van zon, maan en sterren verdwijnt. Dat wordt verbeeld in die maan en die zon met dat hapje eruit. God laat in deze eerste vier bazuinen zien dat de wereld voorbij gaat. Langzamerhand onleefbaar wordt. Hijzelf breekt deze wereld stukje bij beetje af. Want de huidige wereld zucht onder het kwaad en de ellende die de mens veroorzaakt. Daarom werkt God aan een nieuwe wereld.

 

En de zeven bazuinen zijn als sirenes die de mens waarschuwen voor dat einde van de wereld. Voor het moment waarop deze wereld voorbij gaat. God kondigt zijn oordeel aan over het kwaad van de mens. En daarmee geeft God tijd voor bekering! Zo liefdevol, zo genadig is onze God. Dat is en blijft het doel van de zeven bazuinen: dat nog zoveel mogelijk mensen zich bekeren tot God. Dat ze ophouden hun afgoden te dienen en God gaan eren.

 

Tussen de 4e en de 5e bazuin ziet Johannes nog die adelaar, dat is hoofdstuk 8:13. Op het schilderij bovenin afgebeeld. Het is geen duif, het is een roofvogel, met een kromme snavel en met de vleugels van een roofvogel. En zijn kreet klinkt: wee, wee, wee! Zo klinkt de roep van een roofvogel. Dit is opnieuw een waarschuwing. Wij kunnen dat ook zeggen: ‘Wee jou, als je dit of dat doet.’ Vers 13 zet ook een knip tussen hoofdstuk 8 en 9. Er zit een zeker verschil tussen de eerste vier bazuinen en de drie die nog volgen. De adelaar zegt: ‘Wee de mensen die op aarde leven’. ‘De mensen die op aarde leven’, dat is in Openbaring een term die de ongelovige mensheid aanduidt. Wat nu beschreven gaat worden treft alleen hen.

 

En dan volgen in Openbaring 9 de 5e en 6e bazuin. Daar gaan we nu op inzoomen. Ik noemde dat zojuist de hel op aarde. In het schilderij zie je onder de 5e bazuin ook de onderaardse put waaruit een duistere figuur opstijgt. Dit is helemaal niet goed. En onder de 6e bazuin zien we de vier engelen die losgelaten worden om mensen te doden. Zij zetten daarvoor dat leger van die verschrikkelijke paarden in. Die paarden met vuur, zwavel en rook uit hun bek, en met die staarten van slangenkoppen. En misschien vraag je je af: is dit alles iets wat nog gaat gebeuren in onze wereld? Of is deze ellende al aan de gang? Maar waar zie ik dat dan?

 

Thema voor deze preek is:

Alarmerende ellende

Daar gaat het over in Openbaring 9.

 

Opvallend in Openbaring 9 is vers 4. Misschien was het u al opgevallen bij de voorlezing: die sprinkhanen die steken als een schorpioen vallen mensen aan. Dat is opvallend want sprinkhanen tasten normaal gesproken alleen planten, bomen en struiken aan. Maar nog opvallender is dat ze selectief te werk gaan: deze schorpioen-sprinkhanen treffen alleen hen die het zegel van God niet op hun voorhoofd hebben! Dat is dit sprinkhanen-leger gezegd, en daar houden zij zich ook aan. Daarin zien we dat God de leiding heeft over wat hier gebeurt. Maar er is meer te zeggen over deze selectieve plaag die alleen hen treft die het zegel van God niet hebben. Het doet trouwens denken aan de plagen in Egypte. Die plagen troffen vanaf een bepaald moment ook alleen maar de Egyptenaren. En ook die plagen hadden als doel: bekering.

 

Maar waarom treffen de plagen van de 5e en 6e bazuin alleen hen die niet het zegel van God dragen? Wat was ook alweer dat zegel? Daarvoor bladeren we terug naar hoofdstuk 7. Het was niet de doop. Toen ik over Openbaring 7 preekte werd er op die zondag ook gedoopt. En het lijkt zo voor de hand liggend: het zegel op het voorhoofd. Toch zijn het twee verschillende dingen. Het zegel van de doop is Gods handtekening onder zijn beloften. God garandeert dat Hij je Vader wil zijn, dat Hij door Jezus je zonden wil vergeven, en dat zijn heilige Geest in je gaat werken. Het zegel waar het in Openbaring 7 en 9 over gaat is iets anders. Dit zegel wijst op een door geloof gestempeld leven, zie ook Efeziërs 1:13-14. Maar dat betekent dus dat de verschrikkingen van de 5e en 6e bazuin alleen de ongelovigen treffen.

 

Hoe kan dat? Ja omdat God de leiding heeft en dit zo bestuurt. Hij beschermt zijn kinderen voor deze duivelse verschrikkingen. Duivelse verschrikkingen vanuit de onderwereld, 5e bazuin, en vanuit de hel, 6e bazuin. Maar het zit ook in de aard van deze verschrikkingen. Want deze verschrikkingen treffen de mensen in hun vertrouwen op afgoden. De naam Apollyon, of Abaddon in het Hebreeuws -zie vers 11- zet ons op dat spoor. Deze naam betekent Verderver of Uitroeier. En waarschijnlijk verwijst Apollyon naar de Griekse god Apollo. Deze god werd gezien als de brenger van het kwade. Maar ook was hij de god die het kwade kon tegenhouden. Hij was de god die ziekte bracht, maar tegelijk was hij de god van genezing. En zijn symbool is de sprinkhaan. Maar wat er nu gebeurt is dit: de mensen worden getroffen in hun vertrouwen op hun goden. Hun goden laten hen in de steek. En daarom vervallen ze tot diepe wanhoop. Waar zij op vertrouwden in hun leven valt weg. De bodem onder hun bestaan valt weg. Die wanhoop wordt beschreven in vers 6. Een kernvers in dit hoofdstuk: ‘Dan zullen de mensen de dood zoeken, maar hem niet vinden. Ze zullen naar de dood verlangen, maar de dood vlucht van hen weg.’ En ik kan niet anders dan een link leggen naar de omgang met de dood in onze samenleving. Het burgerinitiatief voltooid leven: Uit vrije wil. Een beangstigend omhelzen van de dood. Nu is de kleur van vers 6 meer die van zelfmoord uit wanhoop. Dus niet zelfmoord als gevolg van psychische ziekte. Nee, je moet denken aan hen die de dood zoeken omdat hun afgod hen in de steek liet. Denk aan de belegger of de bankier die het als gevolg van de economische crisis niet meer ziet zitten. Zijn wereld stort in. Zijn afgod laat hem in de steek, blijkt een Verderver te zijn. Dat het daarom gaat in de 5e en 6e bazuin zie je ook in vers 20: ‘...de andere mensen, die deze plagen overleefden, keerden zich niet af van hun zelfgemaakte goden.’ Dus om de mensheid te waarschuwen ontneemt God hen hun afgoden.

 

Zo’n afgod kan ook gezondheid zijn. Geld is een wijdverspreide afgod die door velen gediend wordt, maar gezondheid ook. Dan kom ik toch weer terug bij euthanasie, bij het burgerinitiatief voltooid leven. Mensen zeggen: als mijn gezondheid me verlaat dan wil ik niet meer leven. ‘Ze zoeken de dood’, zoals Openbaring zegt. Om de wanhoop vóór te zijn. Maar vinden ze de dood? Nou niet echt. Niet de dood van het zalige niets. Ze vinden de dood, zeker, maar het blijkt erger te zijn dan in hun bangste dromen. Er is veel waar mensen hun vertrouwen op stellen. Mensen leven voor hun pensioen. Wanneer dat hun wordt afgenomen stort hun wereld in. Mensen leven voor hun werk. Wanneer ze dat verliezen stort hun wereld in. Mensen leven voor hun sport, hun hobby. Wanneer ze dat niet meer kunnen doen stort hun wereld in. En we begrijpen die uitdrukking. We gebruiken hem misschien ook wel eens voor onszelf: ‘Mijn wereld stortte wel even in.’ Maar wanneer de nieuwe wereld van God jouw wereld is, dan stort je wereld toch nooit in? De ellende, de verschrikkingen van Openbaring 9 raken alleen de ongelovigen. Want deze verschrikkingen zijn samen te vatten in het woord ‘wanhoop’. En wie op God vertrouwt kan niet getroffen worden door wanhoop. Ja, je zult je wel eens wanhopig voelen. Maar dat de bodem onder je leven vandaan wordt geslagen... nee. Want de Heer is je leven, de grond waarop je staat. Wat God doet in deze wereld is mensen die dingen ontnemen die ze in plaats van Hem hebben gezet. Ja en dan worden mensen wanhopig. Want datgene waar ze op leunen verdwijnt. Maar wat God er in zijn genade mee wil bereiken is dat ze weer alleen op Hem vertrouwen.

 

Dit zien we natuurlijk om ons heen gebeuren. Dat mensen iets verliezen en daar niet overheen komen. Maar ook kinderen van God krijgen met verlies te maken. Van werk, of bezit, of je pensioenrechten, je gezondheid, een geliefde. En dat grijpt diep in. Dat raakt je. Daar ben je kapot van. En het is niet zo dat wanneer God je iets afneemt dat je daar dan uit moet afleiden dat dit een afgod voor je was. Die vraag zul je voor jezelf moeten beantwoorden. Laten we wel bedenken dat ook wij kwetsbaar zijn voor het hebben van afgoden. Er zit geen harde waterscheiding tussen de verzegelden en de onverzegelden van Openbaring 9:4. Die grens kan in twee richtingen overgestoken worden. Het zegel is immers ‘leven uit geloof’. Het is meer een kwestie van logica: wie op iets vertrouwt naast God of in plaats van God loopt het risico, nee niet het risico, die zal een keer ontdekken dat zijn vertrouwen beschaamd wordt. Afgoden stellen altijd teleur. Geld kan zijn beloften niet waarmaken, dat het gelukkig zou maken. Gezondheid, het verdwijnt een keer. Pensioenrechten, ze blijken niet zeker. Mensen, ze blijven niet altijd bij je. Dus ik moet mezelf afvragen: hoe leef ik? Kan mijn wereld instorten? En door wat dan? Door wat voor gebeurtenis? Is dat dan misschien mijn afgod? En wie blijft vertrouwen op afgoden raakt eens teleurgesteld. Meer nog: het zal je beschadigen. Beeldend legt de profeet Jesaja dit uit aan Israël; dat is in Jesaja 36:6. Jesaja zegt: ‘U vertrouwt op Egypte, die geknakte rietstengel die je hand doorboort wanneer je probeert erop te leunen!’

 

Hier staat tegenover dat God nooit teleurstelt. Wie op Hem vertrouwt raakt nooit beschaamd. Op Hem kun je al je kaarten zetten. Naast God heb je niets nodig om het ‘te redden’ in deze wereld. Als de nieuwe wereld van God jouw wereld is, stort je wereld nooit in. Want die nieuwe wereld staat als een huis. Die nieuwe wereld komt. Als de Heer je leven is, de grond waarop je staat, dan val je nooit in die afgrond van bodemloze wanhoop. En ik heb dat gezien in de levens van mensen. Waar menselijkerwijs gesproken een ondraaglijk verlies werd geleden bleven mensen overeind, bleven zij zingen, bleven zij getuigen van de hoop die in hen is. Wanhoop past niet bij een christen. En mocht het wel die kant op gaan, dat de wanhoop je naar de keel vliegt, vlucht dan naar God. En zoek je vertrouwen in Hem. Beschouw het als een alarmsignaal dat je wakker doet schrikken. En je terugbrengt tot aanbidding van God alleen. God geeft waarschuwingssignalen omdat Hij van de mens, van jou, houdt.

 

Dit is Openbaring 9. Christus laat zijn kerk de alarmerende ellende zien die over de ongelovigen komt. Christus laat dit zien om zijn kerk te bemoedigen. Net zoals de plagen over de Egyptenaren aan Israël lieten zien dat hun bevrijding nabij was. Openbaring is onthulling. Het geeft zicht op Gods handelen en op zijn bedoeling. En in dat handelen van God zien wij zijn geduld en zijn liefde. We ontdekken dat God met de ellende die achter de bazuinen schuilgaat de mens tot bekering wil brengen. Naar zich toe wil trekken. Om te kunnen redden en behouden. Maar zou dit buiten de kerk ook bekend zijn? Zouden zij die niet in God geloven uit hun wanhoop begrijpen dat zij in Hem rust kunnen vinden? Dat Christus juist aan de kerk de alarmerende ellende laat zien die over ongelovigen komt, betekent dat de kerk hier een taak krijgt. Om tekst en uitleg te geven. Laten we als kerk profetisch spreken in de samenleving. Bijvoorbeeld over dat opvallende verlangen van mensen naar de dood. Ik zeg niet dat we als kerk politiek actief moeten worden, maar profetisch. Inzichtgevend. Laten we niet actief worden omdat we een belang hebben, maar omdat het belang van onze medemens ons aan het hart gaat. En zijn of haar belang is uiteindelijk niet dood gaan, maar leven! Leven tot in eeuwigheid! Laten we als kerk de profetenmantel opnemen en zo de plaats in de samenleving innemen die Christus ons geeft. Hij geeft de kerk inzicht, om het te delen. Dat kan ook in persoonlijke gesprekken die je hebt. Het kan je zomaar overkomen dat iemand uit de kring van je werk of van sport of uit je klas getroffen wordt door grote moeite. En je ziet de wanhoop. Je hoort de verzuchting: ‘De bodem is onder mijn leven weggeslagen!’ Moet je het dan niet vragen: ‘Waar leef jij voor? Leefde jij voor datgene wat je nu verloren bent? Ja, dan begrijp ik dat jouw wereld is ingestort... Zeg, zou jij iets willen hebben wat je nooit meer kunt verliezen...?’ Openbaring 9 stimuleert mij om tekst en uitleg te geven aan mensen die wel het alarm horen gaan, maar niet weten waar ze naar toe moeten vluchten. Amen.