Avondmaal tussen verraad en verloochening
14 april 2024
Het is gemakkelijker om brood in je mond te stoppen en een slok wijn te drinken, dan in je hoofd een of andere zekerheid op te roepen.
Lezen: Matteüs 26:20-35
Tekst: Matteüs 26:20-35
Lichaam en geest staan in verband met elkaar. Daar is een moeilijk woord voor: psychosomatisch (mag je weer vergeten). Maar ik denk dat iedereen het wel herkent. Stress, wat in je hoofd zit, in je denken, slaat zomaar op je darmen. Wat kun je een buikpijn hebben als je een spreekbeurt moet houden. En angst, ergens bang voor zijn, veroorzaakt hartkloppingen. Je lichaam en je geest hebben invloed op elkaar. Zo zijn we geschapen door God.
En het werkt twee kanten op. Je denken heeft niet alleen invloed op je lichaam, maar door iets met je lichaam te doen kun je ook je denken beïnvloeden. Sporten, lichamelijke inspanning, geeft vaak mentale rust. Maar denk ook aan ademhalingstechnieken die je kunt inzetten om je stress te verlagen. Het is ook het idee achter allerlei vormen van yoga. Daar ga ik het nu verder niet over hebben, maar onthoud dat principe: door iets met je lichaam te doen kun je je denken beïnvloeden. Een geknielde gebedshouding bijvoorbeeld, maakt al dat je anders bidt.
Dit is wat Jezus met zijn leerlingen doet in het gedeelte dat we gelezen hebben. Jezus laat zijn leerlingen met hun lichaam aanvaarden wat ze in hun denken nog afwijzen. Jezus laat hen van het brood eten en van de wijn drinken, wat verwijst naar zijn lijden en sterven, terwijl de leerlingen nog grote moeite hebben met dat lijden en sterven voor hen. Daar bijkans helemaal niet geloven.
Zo kan het ook gaan als wij avondmaal vieren. Zo mag het gaan als wij avondmaal vieren. Dat je lichamelijk iets doet, waar je in je denken nog moeite mee hebt. Je eet van het brood en je drinkt uit de beker terwijl je denkt: ben ik wel oprecht? Strijd ik wel genoeg tegen mijn zonden? Geloof ik wel goed genoeg? Die vragen maken avondmaal vieren spannend. En alle woorden om de viering heen, onder andere bij de voorbereiding, maken het ook spannend. Misschien zit je hier op dit moment ook wel met die vragen en die spanning. Maar dan zegt God tegen je: aanvaard Jezus nou maar met je lichaam. Stop dat brood nou maar in je mond en proef die wijn, en laat je denken volgen.
Ik denk dat wij avondmaal vieren moeilijk kunnen vinden omdat we eerst, van tevoren, goed willen zijn voor God. Terwijl God dat juist in het avondmaal geeft. We proberen zo te leven dat we het avondmaal waard zijn. Maar als dat al kon, dan had je het avondmaal niet meer nodig. Wij proberen zonder zonden naar voren te komen, terwijl de verzoening van onze zonden juist hier aan de tafel gevierd wordt. Die hele gedachte klopt dus niet; we komen niet aan het avondmaal omdat we dat uit onszelf waard zijn. Daar moet je dus ook niet mee bezig zijn in je hoofd. Daar loop je mee vast. God zegt: aanvaard Jezus nou maar met je lichaam, je denken komt er wel achteraan. God zegt dat omdat Hij weet van onze zwakheid, ons ongeloof, onze twijfels. Die wil Hij nu juist overwinnen.
En zo gaat Jezus dus ook met zijn leerlingen om. Hij laat hen met hun lichaam aanvaarden wat ze in hun denken nog afwijzen, namelijk zijn lijden en sterven. De instelling van het avondmaal staat ingeklemd tussen de beschrijving van het verraad door Judas en de verloochening door Petrus. Dat is opvallend. Dat Jezus openlijk praat over het naderende verraad door Judas, laat zien dat het Jezus niet gaat overvallen. Hij weet dat dit moet gebeuren. En Jezus ziet het onder ogen. Maar het gesprek na de instelling van het avondmaal laat zien dat de leerlingen het lijden van Jezus nog afwijzen. Ze geloven niet dat het lijden van Jezus nodig is voor hen. Als Jezus al moet sterven dan zullen zij met Hem sterven. Maar Jezus gaat juist in hun plaats sterven: de herder wordt gedood, de schapen gaan vrijuit. Maar dat past niet in het denken van de leerlingen. Dus wat Jezus onder ogen ziet -openlijk praat Hij over het verraad door Judas- schrikt zijn leerlingen nog af: dat hun meester zou moeten sterven voor hen. Dat nooit!
Voor deze ongelovige leerlingen stelt Jezus het avondmaal in. Terwijl de leerlingen Jezus’ lijden en sterven in hun denken nog verwerpen, leert Jezus hun mond er al van te eten. Dat is bemoedigend. Dat is bevrijdend. Je mag met je geloofshonger naar voren komen, met je dorst naar zekerheid. Eet van het brood en proef de wijn. En bedenk dan: net zo zeker als dat nu in me zit, net zo zeker wil ik leven van de liefde van God, van het offer van Jezus Christus. Mijn vader zei vroeger vaak: eerst denken, dan doen. Blijkbaar had ik iets impulsiefs als kind. Maar bij het avondmaal is het dus omgekeerd: eerst doen, dan denken. Volg de route van de leerlingen bij die eerste avondmaalsviering: Jezus laat hen met hun lichaam aanvaarden waar ze in hun denken nog niet aan toe zijn. Vier het avondmaal in dat vertrouwen.
Ik hoop dat het u, dat het jou lukt om tegen de twijfel in te eten. Dat is dus iets anders dan: spanning ervaren rond het avondmaal, en dan toch maar gewoon vieren omdat het ook zo gek is om te blijven zitten. Tegen de twijfel in eten is, bedenken dat je in het avondmaal krijgt wat je eigenlijk vooraf wilt hebben: die zekerheid dat het goed zit tussen God en jou. Die zekerheid ontvang je in brood en wijn. Laat wat je doet met je lichaam je denken beïnvloeden. Het is gemakkelijker om brood in je mond te stoppen en een slok wijn te drinken, dan in je hoofd een of andere zekerheid op te roepen.
Ik doe nu niet gemakkelijk over het avondmaal, het blijft iets dat heel serieus is en waar je ook serieus mee om moet gaan; oprecht en gelovig. Wat niet kan is dat de viering niet doorwerkt in je leven. Dat de ontvangen liefde niet leidt tot liefde voor God en liefde voor de medemens. Probeer de spanning vooraf om te buigen naar inspanning achteraf. Dus dat je na de viering niet ontspant, maar je inspant om God en je naaste des te meer lief te hebben. De liefde van God in het avondmaal is zo groot. De eerste kernwaarde in de visie van onze gemeente is liefde: ‘Gods woord is onze basis, waarin Hij het goede nieuws van zijn liefde bekend maakt.’ Dat gebeurt ook hier in Matteüs 26. De instelling van het avondmaal ligt ingeklemd tussen verraad en verloochening. Ik moet denken aan Romeinen 5:8 waar we op Goede Vrijdag bij stil stonden: ‘God bewijst ons zijn liefde, doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren.’ Met een variant daarop kun je zeggen: Christus bewijst ons zijn liefde, doordat Hij ons met ons lichaam laat aanvaarden waar we in ons denken nog niet aan toe zijn. We mogen eerst doen, dan denken. Eerst eten, dan geloven. Eerst ontvangen, dan geven. Begin elke dag bij Gods genade. Amen.