Christus -de Genadige- gaat de geschiedenis uitrollen

15 januari 2012

De kerk in de hemel die bidt om straf en wraak over Gods vijanden wordt gezegd geduld te hebben. De kerk op aarde lijkt dit gebed vergeten te zijn. Je leert het opnieuw bidden wanneer je het genadige geduld van Christus ziet dat Hij met zijn vijanden heeft.

Lezen: 2 Petrus 3

Tekst: Openbaring 6

Ik weet niet hoe het u/jou vergaan is bij de voorlezing van Openbaring 6, maar bij de voorbereiding bleven mijn gedachten nogal haken bij vers 10. Het gaat daar over de zielen van de mensen die om hun geloof zijn gedood. Deze mensen mogen leven in de hemel bij God. En vers 10 vertelt ons wat zij doen. Zij roepen luid: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult u de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’

 

Dat klinkt nogal wraakbelust. En dat stuit ons tegen de borst. Ik zou kunnen vragen wie hier in de kerk dit gebed wel eens bid maar dan gaat er vermoedelijk geen één vinger omhoog. Ook die van mij niet trouwens want ik heb hier ook moeite mee. Het is dezelfde moeite die we hebben met die vreemde verzen aan het slot van Psalm 139. Een prachtige psalm, maar dan aan het einde staat er opeens: ‘God, breng de zondaars om’ en ‘zou ik niet haten wie u haten, HEER’. Verzen die we ook nooit zingen in de kerk. Maar in het deel van Christus’ kerk dat al daarboven is wordt dit dus wel gezongen en gebeden.

 

Als je verder leest na vers 10 zou je nog kunnen zeggen: ‘Maar wacht eens even, in reactie op hun roep om wraak wordt hun gezegd geduld te hebben’. Dus wordt hun roep om wraak toch niet wat onder kritiek gesteld? Getemperd? ‘Heb geduld!’ Ja, het is zeker waar dat de kerk hier geleerd wordt om geduld te hebben. Maar uitstel is wat Christus betreft geen afstel. De kerk- en zij die al in de hemel zijn- wordt gezegd ‘nog een korte tijd geduld te hebben’. Of te wel, hun gebed om wraak wordt eens wel degelijk verhoord. De opening van het 6e zegel laat dat ook zien, dat zijn de verzen 12-17. Zo zal het gaan op de grote dag van Gods toorn.

 

Maar de oproep aan Christus’ kerk om geduld te hebben lijkt in onze tijd tegelijk wat misplaatst. Ziet u/jij ongeduldig uit naar de dag van Christus’ wederkomst? De dag van het oordeel? Het is wel de boodschap van Openbaring 6: Christus leert zijn kerk geduld te hebben. Om geduldig uit te zien naar het einde. Maar zie jij wel uit naar het einde? En zo niet -en dat is toch wat ik om me heen proef- dan sluit die boodschap van Openbaring 6 dus totaal niet aan op ons. Het lijkt een beetje op het volgende voorbeeld: Stel ik zit rustig in de woonkamer. Opeens roept de buurman door het openstaande raam: ‘Geduld! Geduld!’ Waar slaat dit op?! En de buurman roept: ‘Geduld, de brandweer komt je zo bevrijden!’ Staat mijn huis in de fik dan? Bedreigt een of andere naderende ramp mijn leven? Terwijl ik dat niet doorheb? Daar moet je maar aan denken als je in Openbaring 6 leest dat Christus zegt: ‘Kerk, heb geduld, want nog een korte tijd en dan kom ik je bevrijden!’ In ons geval wijst de oproep van Christus om geduld te hebben ons op een naderende ramp die over de aarde zal komen. Maar waar Hij ons van gaat bevrijden!

 

Maar waarom bevrijdt Christus ons niet direct? Dat heb je toch liever! Waarom heeft Christus eigenlijk geduld? En wacht Hij met zijn straf en wraak? Ja omdat Hij genadig is. Omdat Hij tijd geeft voor bekering. We hebben het gelezen in 2 Petrus 3:9: ‘De Heer is niet traag met het nakomen van zijn belofte, zoals sommigen menen; hij heeft alleen maar geduld met u, omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat.’ Christus is uit op het behoud van mensen. Klip en klaar staat dat ook in 1 Timoteüs 2:4: God, onze Redder, ‘wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen.’ Daarom zegt Christus tegen zijn kerk in de hemel en op aarde om nog geduld te hebben.

 

Het thema voor de preek van vanochtend is:

Kerk wees blij, want Christus de Genádige gaat de geschiedenis uitrollen

 

Misschien herinnert u zich nog het thema van de preek over Openbaring 5. Dat was: Wees blij dat de toekomst in Christus’ handen ligt. In Openbaring 5 zagen we immers dat de boekrol van de geschiedenis door God de Vader aan zijn Zoon is gegeven. De Vader gaat niet zelf de toekomst uitrollen; die toekomst van bevrijding voor zijn kinderen maar van straf voor wie tegen Hem opstaan. Nee, dat legt de Vader bewust in handen van zijn Zoon die als Middelaar gestorven is voor de zonden. Die de straf van God op zich heeft genomen en zo een nieuwe opening naar de Vader heeft gemaakt. En daarom barst er in de hemel zo’n daverend gejuich los wanneer Christus de boekrol aanpakt uit handen van zijn Vader. Openbaring 5 zegt: wees blij dat de toekomst in handen van Christus ligt. En in Openbaring 6 wordt daar aan toegevoegd: Wees blij, want het is Christus de Genádige die de geschiedenis gaat uitrollen.

 

Daar zit dus al een vertraging. In Openbaring 5 wordt de boekrol overhandigd, maar in hoofdstuk 6 wordt die rol nog helemaal niet afgerold. Let erop dat het verbreken van de zegels nog niet hetzelfde is als het afrollen van de rol. De uitrol van de geschiedenis begint dus niet in Openbaring 6:1. Eigenlijk ook logisch: pas wanneer het laatste zegel van de rol is kun je hem daadwerkelijk openen. En dat 7e zegel wordt pas verbroken in hoofdstuk 8. En ook dan is het nog de vraag of op dat moment de geschiedenis direct uitgerold wordt.

 

Nee, eerst wordt in Openbaring 6 Christus als de Genadige getekend. En dat is heel belangrijk, omdat je dan ook het gebed om wraak en straf beter kunt plaatsen. Als u/jij dit gebed wilt leren bidden -net zoals de gestorven gelovigen in de hemel- dan moet je eerst Jezus Christus leren kennen als de Genadige. Als degene die geduld heeft, en die uit is op het behoud van mensen.

 

Ik ga nu het geduld van Christus aanwijzen in Openbaring 6. Dan gaat het vooral over de zegels 1 t/m 4. Wanneer het Lam, Jezus Christus, het eerste zegel verbreekt hoort Johannes één van de vier wezens rond Gods troon roepen: Kom! En dan ziet hij een wit paard met een ruiter die een boog draagt. Deze ruiter krijgt een zegekrans en trekt op als een overwinnaar, zeker van zijn overwinning. Dit witte paard met zijn ruiter staat voor Jezus Christus. Dat wordt vooral duidelijk door Openbaring 19:11-16 waar we deze ruiter opnieuw tegenkomen, en daar is het overduidelijk Christus. Wit is ook de kleur van Gods hemelse lichtwereld. In Openbaring 6 klinkt er ook alleen bij deze ruiter een donderslag; en in Openbaring 4 gingen donderslagen uit van Gods troon, als teken van zijn goddelijke macht. Opvallend is ook het onderscheid dat er in Openbaring 6 gemaakt wordt met de volgende 3 paarden; in vers 4 staat: ‘er verscheen een ander paard’. Daarmee wordt het eerste paard apart gezet van de drie daarna. Ook wordt er alleen van dit witte paard en zijn ruiter gezegd dat het daadwerkelijk uitrijdt; daar kom ik nog op terug. En dan zijn er nog de boog en zegekrans als tekenen van majesteit en overwinning. Kortom: Johannes krijgt allereerst Jezus Christus te zien als de grote overwinnaar. Hij rijdt uit als overwinnaar om van overwinning tot overwinning te gaan. Dit eerste zegel laat zien dat Christus’ geduld beslist niet de voortgang naar de eindoverwinning tegenhoudt. Die komt zeker. Zijn sparende tactiek zal de grote finale niet ophouden.

 

Dan de andere paarden. Dat zijn het 2e, 3e en 4e zegel. Eerst verschijnt er een vuurrood paard, dan een zwart paard en tot slot een paard dat vaalgeel is. Deze staan voor Gods straf over de wereld. Het rode paard staat voor oorlog, het zwarte voor honger, het vaalgele voor ziekte. Als je je dat indenkt is dat vreselijk! Echt vreselijk. Stel dat God ophoudt de vrede op aarde te bewaren. Stel dat God ophoudt de mensen van voedsel te voorzien. Stel dat God ophoudt de mensheid te beschermen tegen ziekte. Ja dan kan er zomaar een vierde deel van de mensen omkomen, zie vers 8. Maar deze drie paarden rijden nog niet uit! Bij alle doffe ellende die er in de wereld is kunnen we toch ook niet zeggen dat een kwart van de mensen daarbij omkomt. Het verlenen van volmacht en het uitoefenen van volmacht zijn twee verschillende dingen. Deze drie paarden tekenen Gods geduld, zijn mildheid. Juist bij het middelste paard, het zwarte, kun je dat ook zien: ja, er wordt honger aangekondigd, maar wijn en olijfolie -onder andere gebruikt als medicijn- blijven ruimschoots voorradig. Dat is een beperkend element in de straf. Dus deze drie niet-uitrijdende paarden tonen het geduld van Christus, de Genadige. Het is ook juist vanwege dit uitblijven van Gods straf dat de gestorven gelovigen in de hemel roepen: ‘Wanneer? Wanneer zult u, o heilige en betrouwbare Heer, de mensen die op aarde leven nu eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’

 

Wij leren Christus in Openbaring 6 dus kennen als de Genadige. De boodschap van dit hoofdstuk is: Wees blij, Christus de Genádige gaat de geschiedenis uitrollen. Het zegel voor zegel ontzegelen van de rol toont het geduld van God en Christus. Maar wat is de betekenis van dit geduld? Waartoe dient het? Hiermee geven de Vader en het Lam hun tegenstanders de kans om hun leven alsnog voor God te bestemmen! Er is namelijk één zegel in Openbaring 6 waar ik nog niet zoveel over heb gezegd. Ik begon de preek bij het 5e zegel, het gebed om straf en wraak, waarop Christus zegt: heb geduld! Daarna gingen we naar het 1e zegel: het witte paard, Christus’ geduld betekent niet dat de overwinning in gevaar komt. Vervolgens bleek het geduld van Christus uit de zegels 2, 3 en 4: de gerichtspaarden reden nog niet uit. Laten we nu eerst naar het 6e zegel gaan, daarna diep ik de betekenis van Gods geduld verder uit.

 

Waarop duidt nu dat 6e zegel? Het 6e zegel geeft een voorvertoning van de jongste dag. Johannes ziet alvast het einde van de tijd van het geduld, van het sparen. Wat later op aarde werkelijkheid zal worden, ziet hij nu al als realiteit in de hemel. En wat hij dan ziet is verschrikkelijk. Hier word je stil van. Vers 12-14 beschrijven hoe allereerst een wereldomvattende aardbeving de mensen de grond onder de voeten vandaan neemt. En geen mens houdt een dak boven z’n hoofd over. Alle lichten vallen uit: zon, maan, sterren. De dampkring scheurt los en je kijkt zo het koude heelal in. Bergen worden opgetild, eilanden weggedrukt. In het licht van Genesis 1 houdt dit de afbraak van de wereld in. Vers 15-17 laat de reactie van de wereldbewoners daarop zien: complete radeloosheid. Ontreddering. Men probeert zich te verbergen en roept daarbij de bergen en rotsen toe: ‘Val op ons neer!’ De mensen worden liever verpletterd dan te moeten verschijnen voor God en Christus. En ze brengen het zelf onder woorden: ‘Nu is de grote dag van hun toorn aangebroken, en wie kan die doorstaan?’ Dat is wat Johannes in het 6e zegel ziet.

 

En daarmee wordt het doel van Christus’ geduld duidelijk: het is tijd die Hij geeft voor bekering. Het geduld van Christus is sparend en wervend. Door zijn geduld te laten zien wil Hij mensen voor zich winnen. De apostel Petrus is daar heel duidelijk in: ‘Hij is niet traag met het nakomen van zijn belofte; hij heeft alleen maar geduld omdat hij wil dat iedereen tot inkeer komt en niemand verloren gaat’. Datzelfde geduld kwamen we trouwens ook al tegen in Openbaring 2:21 waar het gaat over de vrouw Izebel. In zijn brief aan Tyatira zegt Christus: ‘hoewel ik haar de tijd heb gegeven om te breken met het leven dat ze leidt, weigert ze haar ontuchtig gedrag op te geven.’ Ook de apostel Paulus heeft het in Romeinen 2:4 over Gods geduld als hij zegt: U veracht toch niet ‘zijn onbegrensde goedheid, geduld en verdraagzaamheid, en u weet toch dat zijn goedheid u tot inkeer wil brengen?’ Dit geduld van God kom je de hele bijbel door tegen. Van dit geduld leefde het volk Israël. Van dit geduld leeft de kerk. Van dit geduld kan ieder mens leven.

 

En daarmee gaat er een enorm appèl uit van het slot van Openbaring 6. Er worden twee vragen gesteld in Openbaring 6. De eerste vraag is die van de gestorven gelovigen: ‘Hoelang nog?’ De tweede vraag is die van de ontredderde mensen op de dag van het oordeel: ‘Wie kan deze dag doorstaan?’ En daarmee komt het op je af: in welke vraag herken jij je? Het is één van tweeën: ‘Hoelang nog?’ of ‘Wie kan deze dag doorstaan?’ En dat is best heftig. Want ik neem aan dat we hopen die ontredderde kreet nooit op onze lippen te hoeven nemen. Maar het gebed om straf en wraak over Gods vijanden bidden we ook niet graag. Maar we begrijpen dat de kerk daarboven dat wel doet. Niet om persoonlijke wraak, maar zij bidden om de doorgang van het recht van God. Gods wraak treedt pas op als zijn liefde volhardend is afgewezen. De gestorven gelovigen bidden om de spoedige komst van de wereld die bevrijd is van het kwaad. Dat gebed leer je meebidden, durf je mee te bidden, wanneer je weet dat je je daarbij richt tot Christus de Genádige.

 

Voor wie dan nog steeds schroom heeft om te bidden om straf en wraak, bedenk dat het geduld van Christus betekent dat de kerk langer moet lijden. In de verlenging van de tijd om meer mensen te kunnen sparen zullen er meer christenen gedood worden; zie het slot van vers 11. Dat is het gelijk van de zielen onder het altaar die roepen om straf en wraak. Maar Christus gaat eerst het getal van de geredden vol maken! Hij is de Genádige. De zielen onder het altaar die roepen om wraak ontvangen overigens wel een eerste verhoring van hun gebed: ieder van hen krijgt witte kleren. Deze witte gewaden staan voor de volmaakte eenheid met Christus. Voor de vrede met God dankzij het Lam. En dat kan geen vijand hen meer afnemen.

 

Openbaring 6:10 is trouwens niet de enige plaats waar het gebed om recht opklinkt tot God. In Lucas 18 vertelt Jezus het verhaal van een weduwe die elke dag aanklopt bij een harteloze rechter met haar verzoek om recht. Uiteindelijk geeft deze rechter haar ook haar gelijk. En dan zegt Jezus in Lucas 18:7-8: ‘Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?’ In Openbaring 6 ontdekten we: ja, Christus laat zijn kerk een korte tijd wachten, maar Hij laat hen niet zitten! God zal zijn kinderen recht verschaffen. Het gebed om het komen van Gods recht hoort in het gebedenboek van de kerk. Wanneer wij zelfs bij een spelletje als voetbal al willen dat onze tegenstander verliest, zouden we dan terugschrikken bij het gebed om het verlies van Gods tegenstanders? Wanneer Hij hen ook nog eens tijd voor bekering geeft?

 

Het boek Openbaring eindigt uiteindelijk ook met het gebed om Christus’ komst. In Openbaring 22:20 bidt de kerk hartstochtelijk: ‘Amen. Kom, Heer Jezus!’ Dat sluit aan op het ‘Hoelang nog?’ van hoofdstuk 6:10. En terwijl Christus in Openbaring 6 nog zegt: ‘Heb geduld’ is zijn woord aan de kerk in Openbaring 22 dit: ‘Ja, ik kom spoedig!’ Amen.