Dat telkens nieuwe generaties de Here leren kennen

12 augustus 2012

De gezagsrelatie tussen ouders en kinderen is niet bedoeld om maar wat orde in de gezinnen aan te brengen. God zet ouders en kinderen in een opvoedingsrelatie tot elkaar met het oog op het doorgeven van het geloof.

Lezen: Psalm 78:1-8, Deuteronomium 6:1-9 en 20-23, Efeziërs 6:1-4

Tekst: Zondag 39

In de preek van vanmiddag moet het dus gaan over het 5e gebod: ‘Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.’

 

Is dit nu een gebod waar vooral ouders blij mee kunnen zijn? Kunt u als vaders en als moeders nu lekker onderuit zakken en denken: ‘mooi, nu zal de dominee het onze kinderen eens vertellen!’ Geeft God de ouders met het 5e gebod een steuntje in de rug bij de opvoeding?

 

Misschien hebben sommige kinderen en jongeren daarom ook wel een beetje een hekel aan het 5e gebod. Omdat je vader of moeder zegt: ‘Hé, je moet mij gehoorzamen. Je moet naar mij luisteren. Eer je vader en je moeder!’ En wat kun je daar tegenin brengen? Als God zelf de kant kiest van mijn ouders, als God zelf zegt dat ik hen moet gehoorzamen, dan is dat toch het einde van elk gesprek, van elke discussie?

 

En toch is dit niet Gods bedoeling met het 5e gebod. Juist niet. Het 5e gebod wil geen einde aan het gesprek tussen ouders en kinderen maken maar juist het gesprek stimuleren. Gods doel met het 5e gebod is dit: dat telkens nieuwe generaties Hem leren kennen als redder. En om dat te bereiken zegt God: kinderen, jongeren, luister naar je ouders. Luister naar je ouders wanneer zij je vertellen over God. En wees hen dan gehoorzaam. Geef gehoor aan wat ze zeggen. Neem in je hart aan wat je ouders vertellen over God. Over wie Hij is. Over hoe Hij is. Liefdevol en genadig. Heilig en vol van majesteit. Een groot God, die grote dingen gedaan heeft en doet door Jezus.

 

Maar dat betekent dat het 5e gebod niet alleen de kinderen en jongeren aanspreekt maar net zo goed alle vaders en moeders. Het 5e gebod houdt een enorme opdracht voor hen in. God wil dat u -beste vaders en beste moeders- God wil dat u vertelt over Hem. U kunt dus helemaal niet lekker onderuit zakken deze dienst. En ik hoop ook dat niemand van de ouders na vanmiddag nog tegen zijn kinderen zegt: ‘je moet naar mij luisteren, je moet doen wat ik zeg, want ik heb gezag over je.’ Ja dat gezag heb je als vader of moeder wel maar je weet nu waar het voor dient. Niet om je kinderen het zwijgen op te leggen op lastige opvoedmomenten maar om hen tot het loven en prijzen van God te brengen in hun leven.

 

Het thema vanmiddag is:

Luister, naar wat ik leer

Het is de eerste regel van Psalm 78: ‘Luister, naar wat ik leer’. En leren kan in het Nederlands twee dingen betekenen: ik leer iets, dan ben ik de leerling. Maar ik kan ook zeggen: ik leer jouw iets, dan ben ik de leraar. Beide zit in het thema. Als vader of moeder zeg je tegen je kinderen: Luister naar wat ik jou leer over God. Dan ben je de leraar. Maar het mooiste wat je kunt overdragen aan je kinderen is hoe je zelf mag leren van God. Als ouder ben je ook leerling. Vertel je kinderen maar hoe je zelf in je leven God mocht leren kennen en nog dagelijks mag leren kennen. Luister, mijn kind, naar wat ik nog elke dag leer over God.

 

We begrijpen nu ook waarom God ouders en kinderen in die opvoedingsrelatie tot elkaar zet. Dat is soms, of misschien wel vaak, een spanningsvolle relatie. Veel ouders vinden opvoeden niet gemakkelijk. En ik ga ook zeker niet beweren dat het dat wel is. Het kent zijn ups en zijn downs. Je beleeft hele mooie kostbare momenten als ouder met je kind maar het kan ook behoorlijk botsen. En dan wordt er geschreeuwd en dan knallen er deuren. En als kind of als jongere kun je soms vreselijk kwaad zijn op je ouders. ‘Waarom begrijpen ze me nou niet!’ Je voelt je tekort gedaan. Leeftijdgenoten mogen iets wel, jij mag het niet. Waarom moeten jouw ouders daar nou zo moeilijk over doen?

 

En dat roept de vraag op, bij ouders en bij kinderen, waarom God ouders gezag heeft gegeven over hun kinderen. Voor ouders een zware taak, dag in dag uit, opvoeden kent geen vrije dagen. En voor kinderen kan het voelen als oneerlijk: ‘Ik moet maar luisteren naar mijn ouders. Die het toevallig over mij te zeggen hebben. Vinden ze.’ Maar God laat ons zien waarom Hij ouders en kinderen zo aan elkaar verbindt. In die opvoedingsrelatie. Dat heeft alles met Hemzelf te maken. Er wordt weleens gezegd dat de eerste vier geboden van de wet gaan over onze relatie met God, en dat de geboden 5 t/m 10 gaan over onze relaties met mensen. Je krijgt dan dit soort rijtjes, ik heb ze uit een catechisatieboekje: In het 1e gebod gaat het erom dat we God alleen liefhebben. Het 2e gaat over de dienst aan God. Het 3e over Gods naam. Het 4e over Gods dag. Boven dit rijtje staat ‘God liefhebben’. En het tweede rijtje, waar boven staat ‘uw naaste liefhebben’, is dan zo: 5e gebod: het gezag, 6e: het leven, 7e: het huwelijk, 8e: het bezit, 9e: het spreken en 10e gebod: het hart. Maar ook dat hele tweede rijtje heeft alles met God te maken. We hebben het vanmiddag over het 5e gebod maar het geldt voor al die geboden. Gods doel met het 5e gebod is dat kinderen Hem leren kennen als hun redder. En hun ouders zijn daarbij het middel. De gezagsrelatie tussen ouders en kinderen is dus niet bedoeld om maar wat orde in de gezinnen aan te brengen. Nee, God zet ouders en kinderen in die opvoedingsrelatie tot elkaar met het oog op dat hogere doel: het doorgeven van het geloof. In het 5e gebod zegt God: kinderen, luister naar je ouders. En ouders, vertel je kinderen over Mij.

 

Dat laatste hoort er 100% bij. Wanneer ouders hun kinderen niet vertellen over God is het 5e gebod mislukt. Wordt het doel niet gehaald. Dan kunnen kinderen nog zo goed naar hun ouders luisteren, ze leren de Here er niet door kennen. Daarom krijgen ouders op verschillende plaatsen in de bijbel die opdracht nadrukkelijk mee. Bijvoorbeeld in Deuteronomium 6. De vaders en moeders van het volk Israël krijgen te horen dat ze de geboden van de Here hun kinderen moeten inprenten. Dat ze die steeds moeten herhalen. Dat ze er met hun kinderen over moeten praten. Dat moet een onderdeel zijn van het dagelijks leven. Niet iets aparts, een blokje geloofsopvoeding, nee het moet ermee verweven zijn. Als je buiten bent wijs je op Gods prachtige schepping. Wanneer er moeiten zijn in het gezin leg je die in gebed voor aan de Here. Wanneer je op reis gaat bid je God om zijn zegen en bescherming. Het moet als het ware op je voorhoofd geschreven staan: ‘God’, ‘ik leef dankzij Hem’. En je kinderen lezen dat. Zij zien dat: mama, papa, heeft God lief. Leeft met God. Vertrouwt op God. Zoekt hulp en steun bij God.

 

In Deuteronomium 6:20-23 zegt de Here daar nog iets bij. Soms vragen kinderen waarom je iets doet als vader of moeder. Dat zijn trouwens de mooiste momenten in de opvoeding. Het zijn enorme kansen. Wanneer een kind iets vraagt weet je zeker dat het luistert naar je antwoord. Het zijn vaak de gesprekken die zomaar opkomen die het meest blijven hangen. Met je kinderen praten over God is lang niet altijd te plannen. Let op die momenten, die kansen, en benut ze! In Deuteronomium 6:20 zie je zo’n moment beschreven: ‘Wanneer uw kinderen u later vragen: ‘Wat betekenen al die bepalingen en wetten en regels die de Heer, onze God, u heeft voorgehouden?’ Dat is een herkenbare vraag. Trouwens niet alleen van kinderen. Waarom doen we dit? Waarom moet dat zo? Wat zit er achter die regel? Dat zijn vragen die iedereen stelt. En het antwoord is belangrijk. Als je weet waarom iets van je gevraagd wordt zul je het gemakkelijker doen. In Deuteronomium 6 is het antwoord dat ouders hun kinderen moeten geven dit: ‘Die regels en bepalingen van hoe we met de Here zullen omgaan die hebben we gekregen omdat Hij ons bevrijd heeft. Wij werden als slaven afgebeuld. Maar de Here heeft ons met macht en majesteit bevrijd. En nu wil Hij ons met die wetten beschermen tegen allerlei nieuwe ellende en uitbuiting en verdriet. Dat is het!’

 

En deze ouders, in de Sinaïwoestijn, zullen vol vuur over die bevrijding verteld hebben. Want dat was wat! Eerst die plagen die over de Egyptenaren kwamen. Water dat veranderde in bloed, kikkers, muggen, steekvliegen, hagel, duisternis, uiteindelijk de dood van alle eerstgeborenen. En daarna trokken ze weg uit Egypte, overladen met het goud en zilver van de Egyptenaren. Maar toen kwamen die angstige momenten bij de Rode Zee, waar de Here hen uit redde door een pad te maken door het water. Deze ouders hadden het allemaal meegemaakt. Ze hadden de Here bezig gezien. En hoe! Reddend en straffend. Ze hadden de Here zelf gezien: zijn macht en majesteit. Zijn ontzagwekkende heerlijkheid en grootheid. Hoe breng je dat over op je kinderen? Je doet je uiterste best om het zo goed mogelijk te vertellen. En als vanzelf doe je dat vol enthousiasme. Want je bent er zelf helemaal vol van. Dat is geloofsoverdracht. In Deuteronomium 11 zegt Mozes nadrukkelijk tegen de Israëlieten: besef dat je kinderen niet met eigen ogen de grootheid van de Here hebben gezien. En dat moeten vaders en moeders nu zich ook realiseren. Zelf heb je al veel meer van Gods grootheid gezien in je leven. Toch? Hoe God geloof in je werkte. Hoe God je kracht gaf in moeiten. Hoe God je volharding gaf toen je zelf de moed verloren was. Je hebt de bijbel leren lezen en daarin Gods liefde en genade in Christus gezien. Door de ogen van de Geest zie je wat God doet in de wereld. Hoe Hij heen werkt naar het einde en het nieuwe begin in heerlijkheid. En dan zeg je: Luister mijn kind, naar wat ik je leer. Luister mijn kind, naar wat ik zelf leer. Iedere dag nog.

 

Ik ga naar Efeziërs 6. Kort, want we moeten ook nog naar Psalm 78. In Efeziërs 6:1-3 worden de kinderen aangesproken: ‘Kinderen, wees gehoorzaam aan je ouders uit ontzag voor de Heer, want zo hoort het.’ ‘Zo hoort het’, we hebben gezien wat er achter die regel zit. Je mag als kind vragen: ‘Waarom hoort dat zo?’ En dan geeft je vader of moeder dit antwoord: ‘Omdat ik jou over God vertel. Daarom moet jij naar mij luisteren.’ Ik lees nu verder in vers 2: ‘‘Toon eerbied voor uw vader en moeder,’ dat is het eerste gebod, waaraan een belofte verbonden is: ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’’ Voor ik het over die belofte ga hebben, nog even iets anders. Paulus schrijft letterlijk: ‘Toon eerbied voor uw vader en moeder,’ dit is het eerste gebod… Waaraan deze belofte verbonden is: ‘Dan zal het u goed gaan en zult u lang leven op aarde.’ Nu kon Paulus best tellen. Hij weet heel goed dat dit het 5e gebod is. En toch schrijft hij aan de christenen in Efeze: dit is het eerste gebod. Of misschien moet je vertalen: ‘een’ eerste gebod. Met dit gebod begint alles, wil Paulus maar zeggen. Kinderen, hiermee begint het. Zo leer je God kennen: door te luisteren naar je ouders. Als je dit gebod als eerste in je leven uitvoert komt de rest daar achteraan.

 

Wat is nu die belofte? ‘Dan zal het je goed gaan en zul je lang leven op aarde.’ Niet elk kind dat in God gelooft wordt uiteindelijk ook oud. Een lang leven kan trouwens erger zijn dan een kort leven. Kern van deze belofte is dat het je goed zal gaan. Niet perse naar aardse maatstaven. Wie luistert naar zijn ouders wordt niet perse rijk, blijft niet altijd gezond, maakt misschien wel oorlog of crisis mee. Nee, het gaat hier over het goede van het leven met God. Leven met God is goed. Want Hij is de machtigste helper die je je wensen kunt. Hij redt je leven zelfs door de dood heen. Dan wordt je leven lang. Eeuwig lang. En mooi. En vol van vrede en geluk.

 

Nu Psalm 78. Psalm 78 grijpt heel mooi terug op de opdracht van Deuteronomium 6. Kijk maar eens in vers 5: ‘Hij (God) stelde een richtlijn vast voor Jakob en kondigde in Israël een wet af. Onze voorouders gaf Hij de opdracht die aan hun kinderen te leren.’ Dat grijpt terug op de opdracht van Deuteronomium 6: ‘prent het uw kinderen in, spreek er met hen over’. En dat is ook gebeurd. Zie vers 3: ‘Wij hebben het gehoord, wij weten het, onze ouders hebben het ons verteld.’ Deze Israëlieten die leven in de tijd na koning David (want bij hem eindigt de geschiedenisbeschrijving in deze Psalm) hebben van hun ouders over God gehoord. En over de grote daden, de wonderen die Hij heeft gedaan. En deze Israëlieten zijn ook bereid om hun kinderen er weer over te vertellen, zie vers 4: ‘Wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen aan het komend geslacht vertellen van de roemrijke, krachtige daden van de Heer.’ Hier zie je een ononderbroken ketting van doorgeven -van vader op zoon, van moeder op dochter- wie de Here is en wat Hij gedaan heeft.

 

En ze wisten ook waarom dat zo belangrijk was, luister maar naar vers 7: ‘Dan zouden zij (die kinderen) op God vertrouwen. Dan zouden zij Gods grote daden niet vergeten en zich richten op zijn geboden.’ Maar, dit lijkt niet altijd op te gaan. Sommige kinderen gaan niet geloven. Kinderen van gelovige ouders. En wat een enorm verdriet is dat! En je vraagt je af als ouders: wat heb ik fout gedaan? Je wordt gekweld door schuldgevoel. Laat dit verdriet en dat schuldgevoel trouwens niet alleen iets van de ouders zijn maar ook van de kerk, van de gemeente. Wat hebben we fout gedaan? En voelen wij het verdriet? Soms is het zo dat je als ouders tekort bent geschoten. De bijbel vertelt ons van Hofni en Pinehas, zonen van de priester Eli. Eli keek de andere kant op en zweeg wanneer zijn zonen zich misdroegen. In Psalm 78 lezen we ook over de misdaden van hele volksstammen van Israël. Hun ongeloof. En hoe de Here daarop reageert. Met straf. Met ingehouden woede. Maar de Psalm laat ook zien dat dit gebeurde ondanks de ononderbroken ketting van doorgeven van het geloof. Vers 10 zegt dat er Israëlieten waren die weigerden te leven naar Gods wet. En dat zij Gods grote daden en wonderen vergaten. Ze waren er wel in onderwezen, ze hadden de verhalen van hun ouders wel gehoord, maar ze wilden niet.

 

En toch blijft het waar dat zicht op God en zijn grote daden herhaling van deze geschiedenis van ontrouw zou moeten voorkomen. Dat is vers 8 van Psalm 78: ‘Dan (wanneer er verteld wordt, en geluisterd) zouden zij (de kinderen) niet worden als hun voorouders, een onwillig en opstandig geslacht, onstandvastig van hart en geest, een geslacht dat God ontrouw was.’ Zicht op God en op zijn grote daden brengt je tot liefde voor Hem. En toch is het geen automatisme: ouders die over God vertellen, kinderen die luisteren, en dat zij dan altijd gaan geloven. Hoe kan dit? Is dit niet de diepte van de menselijke ontrouw? Van de diep gewortelde opstandigheid van de mens tegenover God? Dat je zelfs, terwijl je weet wie God is en wat Hij gedaan heeft, dat je zelfs dan toch niet met Hem wilt leven. Niet op Hem wilt vertrouwen. De vraag komt hiermee op ons allemaal af: vertrouw ik op God? Vertrouw ik werkelijk op God? Ik mocht God leren kennen als mijn redder, maar vertrouw ik op Hem voor heel mijn leven? En wil ik God daar om eren en dienen? En juist ook in Psalm 78 leer ik God dan weer zo diepgaand kennen. De les van Psalm 78 kun je zo onder woorden brengen: God is zijn ontrouwe kinderen trouw. Dat is wat er naar boven komt wanneer je heel deze Psalm leest. Doe dat thuis maar eens vanavond. Wat wij leren in deze Psalm is dat God zijn ontrouwe kinderen trouw is. En wij mogen weten dat de eindeloze herhaling van die geschiedenis van ontrouw van de mens tot stoppen is gebracht door Jezus Christus. En zijn trouw mag door geloof de onze zijn. Heerlijk! Wat een schitterende les. Juist ook wanneer je worstelt met verdriet en vragen rond kinderen die op dit moment niet laten merken met God te willen leven. God is zijn ontrouwe kinderen trouw.

 

Dit neemt niet weg, nee dit stimuleert ons juist om ernst te maken met de geloofsopvoeding van onze kinderen. Laat opvoeding, geloofsopvoeding zijn. Met aandacht voor bijbel lezen. Voor gebed. Voor gesprek. Leef het voor: de liefde voor God. Laat het zien: dat je op Hem vertrouwt. Leg uit wat het belang is van naar de kerk gaan, naar catechisatie en vereniging. En zeg het dan maar: kind, luister, naar wat ik leer. Amen.