De betrouwbaarheid van God in het dagelijks leven

6 mei 2012

We beginnen elke kerkdienst met de belijdenis: ‘Onze hulp is in de naam van de Here die hemel en aarde gemaakt heeft.’ Hoe waar is dat voor jou? Vertrouw jij op God bij alles wat er in het leven op je af kan komen? Wanneer wij de betrouwbaarheid van God zien zal de neiging om op andere dingen naast of in plaats van God te vertrouwen afnemen.

Lezen: Hebreeën 1, Deuteronomium 18:9-18

Tekst: Zondag 34

Ik wil vanmiddag met u nadenken over de betrouwbaarheid van God in het dagelijks leven. En daarbij ga ik met u de bijbel opendoen om ons te laten overweldigen door de betrouwbaarheid van God. God is zo betrouwbaar. Hij doet altijd wat Hij zegt. Hij heeft nog nooit één belofte gebroken. Hij heeft nog nooit één mens laten vallen. Niemand die zijn vertrouwen op God heeft gesteld is daarmee ooit bedrogen uitgekomen.

 

En wie van ons verlangt er niet naar zekerheid? Naar iets of iemand in je leven waar je op kunt bouwen. Zodat je weet dat er hulp is als je dat nodig hebt. Daarom verzekeren we ons. Leggen we financiële buffertjes aan, een appeltje voor de dorst noemen we dat. Of we zoeken zekerheid bij mensen. Ouders, vrienden. We hopen dat zij er voor ons zullen zijn wanneer we hen nodig hebben. En dit zoeken naar zekerheden in ons leven is ook niet verkeerd. Het is zelfs logisch sinds de zondeval. Want het leven zit vol met onaangename verrassingen. Ziekte, tegenslag, verlies van werk of inkomen, wat niet al. Dat maakt het leven onzeker.

 

En vertrouw jij in dit alles op God? We zeggen van wel. Het is die eerste zin van iedere kerkdienst, we zingen het: ‘Onze hulp is in de naam van de Here die hemel en aarde gemaakt heeft.’ Hoe waar is dat voor jou? Zoek jij bij God je hulp? En vind je bij God je hulp? Vertrouw je op Hem bij alles wat er in het leven op je af kan komen?

 

Ik denk dat als wij de betrouwbaarheid van God zien, de overweldigende betrouwbaarheid van God, dat dan de neiging om op andere dingen te vertrouwen afneemt. Het is niet erg om geld te hebben en verzekeringen, het is niet erg om goede relaties te hebben met ouders en vrienden, maar is dat hetgeen waar jij zekerheid aan ontleent? Diep in je hart? En ik ben de laatste om te beweren dat het gemakkelijk is om in het dagelijks leven op God alleen te vertrouwen. Vaak vinden we het gemakkelijker om op God te vertrouwen voor het eeuwige leven. We verwachten daar te mogen binnengaan door geloof. Ik kom veel mensen tegen bij wie dat vertrouwen heel diep zit. Maar in het leven op weg daarnaar toe vertrouwen we vooral op onszelf en op onze eigen voorzorgsmaatregelen. Dat levert een hele vreemde omkering op van wat er staat in 1 Korintiërs 15:19. De apostel Paulus zegt daar: ‘Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.’ Paulus zegt dit omdat hij te maken heeft met christenen die twijfels hebben over het leven na de dood. Is dood niet gewoon dood? Maar dan zou hun geloof in Christus hen dus alleen maar in het leven hier op aarde van nut zijn. Paulus zegt: Dat is arm! Maar geldt het voor ons niet vaak omgekeerd: wij hopen vooral, of alleen voor het toekomstige leven op Christus. Maar dan zijn wij net zo beklagenswaardig. Want dan denken we blijkbaar dat we in dit leven voor onszelf moeten zorgen. Maar dat is arm!

 

Maar als wij zien hoe eindeloos betrouwbaar God is, zouden wij dan niet voor dit leven al op God gaan vertrouwen? Gewoon voor het leven van alle dag? Met al zijn gewone en diepgaande problemen daarin? Daarom wil ik vanmiddag met u de bijbel open doen om ons te laten overweldigen door Gods betrouwbaarheid. En dat heeft alles te maken met het 1e gebod van Gods wet: ‘Vereer naast mij geen andere goden’. Of zoals dat in een andere verwoording klinkt: ‘Mij alleen zult u liefhebben, vertrouwen en gehoorzamen. Van niets of niemand in de wereld zult u een afgod maken.’ De Here stelt ons voor de vraag: ‘Ben Ik echt de belangrijkste voor jou, elke dag van je leven?’ Nu zit het in ons allemaal om een bepaalde weerstand te hebben tegen dingen die we moeten. Ik moet op God vertrouwen, ik moet Hem gehoorzamen, Ik moet Hem liefhebben. Daarom is het zo belangrijk dat we Zondag 33 niet hebben overgeslagen. Die uiterst belangrijke tussenstap. Tussen onze verlossing -Zondag 32 en alles daarvoor- en het goede gaan doen uit dankbaarheid -Zondag 34 en alles daarna- zit je bekering. Dat je hart op God gericht raakt. Dan ga je heel anders aan de slag met de geboden van God. Het is de wil van Hem naar wie je hart uitgaat.

 

Heel mooi voegt v/a 94 daar nog iets aan toe. Je leest er gemakkelijk overheen, maar dat moet je niet doen. Het staat in de eerste regel van antwoord 94. Daar staat: ‘Als mijn heil mij lief is vermijd en ontvlucht ik afgoderij, toverij, waarzeggerij, bijgeloof enzovoort.’ Als mijn heil mij lief is. De Catechismus legt hiermee de keus bij jou zelf. En het blijft staan: God vraagt van je dat je op Hem vertrouwt. Op Hem alleen. Maar niet afgedwongen. Alleen vanuit een hart dat God liefheeft. En omdat je ervan overtuigd bent dat God alleen alle vertrouwen waard is. En omdat je ervan overtuigd bent dat Hij alleen jouw leven kan dragen, mooi kan maken en gelukkig. Heil, dat is geluk. De Catechismus zegt: als je heil je lief is, als jij gelukkig wilt worden, vertrouw dan alleen op God. Niets moet hier, maar kies toch alsjeblieft voor het geluk dat God je wil geven. Namelijk: een leven waarin je nooit bedrogen uitkomt. En wie wil dat nou niet? De Here nodigt je hier uit: Nou, vertrouw dan op mij alleen.

 

Als wij zien hoe eindeloos betrouwbaar God is dan gaan wij ons vertrouwen op Hem stellen. Op Hem alleen. In dit leven al. De Catechismus zet dat in antwoord 94 niet voor niets voorop in het ten tweede. Op de vraag: ‘Wat gebiedt God in het 1e gebod’, zegt antwoord 94 in het ten tweede: ‘dat ik de enige ware God naar waarheid leer kennen’. Want als ik God ken zoals Hij is -als de God die altijd doet wat Hij zegt, die nooit één belofte laat vallen- dan gaat de rest van wat antwoord 94 zegt toch vanzelf? ‘Hem alleen vertrouwen, mij met alle ootmoed en geduld aan Hem alleen onderwerpen, al het goede van Hem alleen verwachten, Hem met heel mijn hart liefhebben, vrezen en eren.’ Hoe zou ik dat kunnen nalaten als ik God heb leren kennen als degene die het meest te vertrouwen is in hemel en op aarde? Nog meer dan ik mezelf kan vertrouwen. Ik kan mezelf ontzettend tegenvallen. Aan mijn mogelijkheden om voor mezelf te zorgen kan zomaar een eind komen. Eigenlijk kan ik helemaal niet voor mezelf zorgen.

 

Dus daarom zegt God: zie mijn betrouwbaarheid, mijn eindeloze betrouwbaarheid, en vertrouw op Mij alleen. In alles wat je tegenkomt, waar je voor te staan komt en wat je overkomt. En God zegt dat omdat Hij ons het leven gunt. ‘Als je heil je lief is,’ zegt de Catechismus, ‘dan vertrouw je op God.’ Maar wat nog veel mooier is: mijn heil is God lief. En uw heil, en jouw heil is God zo lief. Zo kostbaar. Achter het 1e gebod zit Gods diepgaande liefde voor jou. God heeft het beste met je voor. Namelijk: jouw heil, jouw geluk. Mooi hè?

 

Waar zien wij die eindeloze betrouwbaarheid van God in de bijbel? Laten we daar nu naar gaan kijken. Eigenlijk komt de betrouwbaarheid van God op praktisch elke bladzij van de bijbel op je af. Het is zoveel. Gelijk na de zondeval van Adam en Eva zien we dat God de mens en de schepping niet laat vallen. Dat is onvoorstelbaar. Als een kind net begonnen is aan een tekening en er gaat gelijk in het begin al iets fout, dan gooi je het weg en begin je toch overnieuw? God niet. Hij gooit niets weg. Ook aan dit eerste kleine begin is God trouw. God komt juist met een belofte. De moederbelofte van Genesis 3:15: ‘Vijandschap sticht ik tussen jou en de vrouw, tussen jouw nageslacht en het hare, zij verbrijzelen je kop, jij bijt hen in de hiel.’ En als je verder leest in de bijbel zie je dat er geen dag voorbij is gegaan waarop God niet met de vervulling van die belofte bezig was. Het is een belofte van herstel van de relatie tussen God en de mens, het is een belofte van bevrijding en overwinning.

 

Dat God doet wat Hij zegt is ook zo zichtbaar in de uittocht. Ik sla nu een heleboel over, bijvoorbeeld de regenboog waarin God prachtig kleur geeft aan zijn betrouwbaarheid tot op de dag van vandaag. Maar in de uittocht uit Egypte zien we toch ook Gods trouw? God had Abraham, Izaak en Jacob belooft dat Kanaän het land was waar zijn volk zou wonen. In vrijheid. En God vergeet dat niet. Hij doet dat. Hij leidt zijn volk weg uit Egypte, hoeveel moeite dat ook kost.

 

Later is er nog eens een uittocht. Uit de ballingschap. Geheel onverwacht vanuit menselijk perspectief. Waarom zou koning Kores die joodse ballingen terug laten gaan naar Judea? Ja opnieuw: omdat God het had beloofd. En God heeft nog nooit één belofte gebroken. Ja, er staan nog beloften open. En je mag bidden om de vervulling daarvan. Dat wil God zelfs. Maar God heeft nog nooit één belofte gebroken; dat Hij er van zijn kant op terug kwam. Zo van: ‘Ik heb wel gezegd, maar...’ Nooit. Dat is nooit gebeurd. En dat zal ook nooit gebeuren. God doet wat Hij zegt. Altijd. Je kunt op Hem aan. God had dat ook net bewezen toen Hij zijn wet gaf op de Sinaï. Israël had Gods trouw aan den lijve ondervonden. Je hoort het nog steeds in het opschrift boven de wet: ‘Ik ben de Here uw God, die u bevrijd heeft uit Egypte, uit de slavernij.’ De Israëlieten hadden ‘de enige ware God naar waarheid leren kennen’, zoals de Catechismus dat zegt. Ze hadden een spectaculaire uittocht meegemaakt en stonden in het hart van die grote en vreselijke woestijn. En ze maakten het allemaal uitstekend! Op zo’n God konden ze toch bouwen?

 

De Here leert vervolgens zijn volk ook op Hem te vertrouwen. Door hen in situaties te plaatsen waarin ze hun afhankelijkheid van de Here diep zouden ervaren. Dat begint al in de woestijntijd. Er is daar geen water. Er is geen brood of vlees. Ze moeten het per dag van God ontvangen: 40 jaar lang heeft het volk manna gegeten. Iedere dag wonderbrood, brood uit de hemel. Een generatie is daar groot mee geworden. Dan leer je toch op de Here vertrouwen?

 

Ook het land Kanaän als land leerde Israël op God te vertrouwen. Want de geografie en het klimaat van Kanaän maken dat je daar heel afhankelijk bent van regen. Voor de groei van gewassen en dus voor je levensonderhoud. In Egypte is dat heel anders, daar rekent men op de jaarlijkse overstroming van de Nijl. Maar in Kanaän had je zoiets niet. Daar moest je wel rekenen op God.

 

En dat blijft moeilijk. Diep in de mens zit het verlangen naar zekerheid. V/a 94 wijst het haarscherp aan. Mensen willen beschikken over kracht: toverij, kennis: waarzeggerij, hulp: aanroeping van heiligen. De oorspronkelijke inwoners van Kanaän zijn daar ook volop mee bezig. Daarom waarschuwt God zijn volk nadrukkelijk. Dat was het begin van onze eerste schriftlezing, Deuteronomium 18:9: ‘Wanneer u in het land komt dat de HEER, uw God, u geven zal, mag u de verfoeilijke praktijken van de volken daar niet navolgen.’ Nee, Israël krijgt te horen: ‘U moet volledig op de HEER, uw God, gericht zijn.’ En dat voor diezelfde regen. De Kanaänitische volken hadden wolkenschouwers en waarzeggers. Maar Israël krijgt profeten. Profeten die het volk kennis over God gaven. Over zijn liefde voor hen en over zijn goddelijke macht. God kent het verlangen van de mens naar zekerheid. En dat verlangen is ook niet verkeerd. God wil wel dat je met dat verlangen naar Hem toegaat. Want bij Hem is zekerheid. Op God kun je vertrouwen voor alle dingen van je dagelijks leven.

 

En onze God heeft zijn betrouwbaarheid op zijn aller diepst laten zien in het sturen van zijn Zoon, Jezus Christus. In Hem is overtuigend zichtbaar dat God woord houdt. Tegen elke prijs. Ook als het Hem alles kost. Het liefste wat Hij had. Het is precies daar waar Hebreeën 1 de draad van Deuteronomium 18 oppakt. Hebreeën 1:1 zegt: ‘Op velerlei wijzen en langs velerlei wegen heeft God in het verleden tot de voorouders gesproken door de profeten, maar nu de tijd ten einde loopt heeft hij tot ons gesproken door zijn Zoon.’ Deze Zoon is sprekend God. Vers 3 zegt: ‘In Hem schittert Gods luister.’ Dus ook zijn betrouwbaarheid. In Christus zien wij Gods betrouwbaarheid. De apostel Paulus zegt daarover in 2 Korintiërs 1:19: de Zoon van God ‘belichaamt het ja. In hem worden alle beloften van God ingelost.’

 

En als je dan verder leest in Hebreeën 1 dan kom je uit bij dat citaat uit Psalm 102. Trouwens, in heel veel Psalmen wordt Gods trouw bezongen. Hoe mensen ervaren hebben in hun leven dat ze op God aankonden. Dat Hij hielp en redde en kracht gaf. Dat Hij er was toen zij Hem zo nodig hadden. Maar wat vooral zo mooi is aan Psalm 102 is dat daar gezegd wordt dat God zijn eigen schepping zal overleven. En in Hebreeën 1 wordt dat ook van de Zoon gezegd. God en zijn Zoon zullen hun eigen -verslijtende- schepping overleven. Hebreeën 1:10: ‘In het begin hebt u, Heer, de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk van uw handen. Zij zullen vergaan, maar u houdt stand, ze zullen als een gewaad verslijten, als een mantel zult u ze oprollen, als een gewaad zullen ze worden verwisseld; maar u blijft dezelfde, en uw jaren zullen geen einde nemen.’ God en Christus zijn dus groter dan het geschapene. Zij stonden aan het begin van de schepping en zij zullen het einde daarvan meemaken. Dat heeft enorme consequenties voor de plek die wij het geschapene geven in ons leven. Ik heb vaak het geschapene voor ogen als ‘vaste grond onder mijn voeten’. Datgene wat nog een beetje zeker is in mijn leven is toch de wereld om mij heen? Die zal er toch altijd zijn? En daarom wordt die zo belangrijk voor mij. Ik denk er niet zonder te kunnen. Niet zonder geld. Niet zonder gezondheid. Niet zonder pensioen. Niet zonder carrière. Niet zonder welvaart: mijn auto, mijn vakantie, mijn televisie, mijn computer en telefoon. Al die dingen geven me zekerheid. Ik bouw mijn leven erop en eromheen. Maar waarom zing ik dan iedere zondag: ‘Mijn hulp is in de naam van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft’?

 

Wat is het moeilijk om op God te vertrouwen. Wat zijn er veel dingen in ons leven, naast of in plaats van God, waarop wij vertrouwen. Geschapen dingen die wij de positie van de Schepper geven. Alsof dat geschapene ons zekerheid kan geven. Ons kan helpen. Het eerste gebod is nogal onthullend. Wat dienen wij veel dingen naast of in plaats van God. Iets of iemand dienen wil zeggen dat je daarvoor leeft of werkt. Zo kun je de god van de luxe dienen door daarvoor te werken. Of je dient de god van het pensioen door daarvoor te leven. Je zult ook zien dat wanneer iemand daar dan aan komt, dan ga je helemaal los: ‘dat pakken ze me niet af!’ Dat is dus een hele belangrijke vraag die je jezelf geregeld moet stellen: wat is belangrijk voor mij? Zo belangrijk dat niemand daar aan mag komen? Dat is de god die je dient. Je kunt de vraag ook anders stellen: waarvan verwacht ik het goede? Van wie? Dat is je god. En dan laat de Here ons gelukkig zien: in tegenstelling tot het geschapene ga Ik nooit voorbij. Ik ben groter. Ik verdwijn nooit. Ik kan altijd doen wat ik beloofd heb. Ik kan altijd voor je zorgen. En dat doe ik ook nu al. Steun daarom niet op dingen die voorbij gaan. Want dan sta je op een dag met lege handen, diep ongelukkig. En je heil, je geluk was jou toch zo lief? Kijk dan naar de trouw van God! Kijk naar Christus die het ja van God belichaamt! Want alleen dat kan er toe leiden dat je God alleen gaat liefhebben, vertrouwen en gehoorzamen. En dat je van niets of niemand in de wereld een afgod maakt. Amen.