De kerk: gegeven liefde, beloofde trouw

24 januari 2010

De kerk van Christus wordt van alle kanten bedreigd. We zien kerken kleiner worden en soms ook verdwijnen. Wat is de toekomst van de kerk? Gelukkig heeft Jezus beloofd: de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Wanneer we ons afvragen waarom de agressie van Gods tegenstander de kerk er niet onder kan krijgen, is het antwoord: Omdat Jezus zich liet overweldigen. Hij heeft zich voor zijn gemeente prijsgegeven. Wat geeft dit ons een schitterend zicht op Gods liefde voor, en zijn trouw aan de kerk!

Lezen: Matteüs 16:13-20, Handelingen 20:28-32, Efeziërs 5:21-33

Tekst: Matteüs 16:18b

Wat is dit? Ja, een plaatje van een kerk. Een kerk op een rots. En om die rots heen dreigende golven, en in de lucht achter de kerk donkere, onstuimige wolken. Belangrijk is wat er onder staat: ‘De poorten der hel zullen haar niet overweldigen’. En dat is onze tekst voor vanochtend, Matteüs 16:18b.

 

Deze afbeelding heb ik van mijn oma gekregen. Ik denk toen ik predikant werd, het kan ook wat later zijn geweest. En er zat een envelop bij met daarin de laatste alinea van de preek waarmee mijn opa in 1944 intrede deed als predikant. En voor mijn oma is het best belangrijk dat die taak, dat werk van predikant, door haar kleinzoon is opgepakt. Daarom kreeg ik deze afbeelding, hij hangt in een zwart lijstje op mijn studeerkamer.

 

Nu wilde mijn oma mij met dit plaatje bemoedigen. Zo is dit plaatje ook bedoeld. Het is een tekening van een raam in de aula van de Theologische School in Kampen. En dan heb ik het over de Theologische School van voor de Vrijmaking, op de hoek Muntplein - Hofstraat. Dus de jongens die zich voorbereidden op het werk in de kerk hadden deze afbeelding voor ogen. Met dat onderschrift ‘De poorten der hel zullen haar niet overweldigen’. Maar wat is daar nou zo bemoedigend aan? Het klinkt eerder wat eng. ‘Poorten van de hel’, of ‘van het dodenrijk’ zoals de Nieuwe Bijbelvertaling zegt, willen de kerk van Christus blijkbaar kapot maken. Het is de satan zelf die de kerk wil laten verdwijnen. Wil laten opslokken in de dood. En dan gaat het niet over kerkgebouwen, maar over de leden van de kerk. Hen wil de satan meenemen in de dood. En daarom gaan de poorten van satans rijk van tijd tot tijd open om demonen en krachten te laten uitgaan die de gemeente van Christus proberen te gronde te richten. Wanneer je daar eigenlijk nooit zo bij stil stond kunnen deze woorden van Jezus je daar pijnlijk mee confronteren. Maar vanuit de veronderstelling dat we van die strijd tegen de kerk weten, wil Jezus ons juist bemoedigen. Jezus belooft hier: de kerk zal altijd blijven bestaan. Nooit gaat de kerk ten onder. Hoe groot de verdrukking ook wordt, hoe wereldwijd ook, de kerk zal overleven. Altijd zullen er mensen zijn die Christus dienen.

 

Ik vat de preek van vanochtend zo samen:

De kerk: gegeven liefde, beloofde trouw

 

Om Gods liefde en trouw voor de gemeente op het spoor te komen stel ik bij Matteüs 16:18b deze eenvoudige vraag: Waarom kunnen de poorten van de hel de kerk niet overweldigen? Waarom kan de agressie van Gods tegenstander de kerk er niet onder krijgen? Het antwoord is: omdat Jezus zich liet overweldigen. Hij liet zich door Gods tegenstander tegen de grond werken. De agressie van de satan liet Jezus bewust over zich heen komen, wetend dat Hij daaraan onderdoor zou gaan. Jezus ging de poorten van het dodenrijk binnen, zodat de kerk, zijn volgelingen, dat nooit meer hoefde te ondergaan. Efeziërs 5:25 zegt: ‘Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven.’ En in Handelingen 20:28 wordt beschreven met welke woorden de apostel Paulus afscheid neemt van de gemeente in Efeze. Hij zegt dan: ‘Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als herder heeft aangesteld; u bent de opzieners van Gods gemeente, die hij verworven heeft door het bloed van zijn eigen Zoon.’

 

Maar hierin zien wij dan toch de enorme liefde van Christus voor zijn gemeente? Het is precies zoals Gezang 119 dat bezingt: ‘De kerk van alle tijden, kent slechts één vaste grond: ‘t is Christus die door lijden, zijn volk aan zich verbond. Om haar als bruid te werven, kwam Hij ten hemel af. ‘t Was Hij die door zijn sterven aan haar het leven gaf.’ Mooier en dieper kan ik de liefde van Christus voor zijn gemeente niet laten zien. Als iemand mij vraagt: ‘Waarin uit zich Gods liefde voor de gemeente?’ dan zal ik wijzen op het feit dat God zijn Woord aan de kerk heeft gegeven. En de sacramenten. Zijn Geest en zijn wet. Zijn beloften en zijn gaven. Dat we één mogen zijn met Christus, dus dat Hij in ons midden woont, dat Hij zoveel geduld heeft met ons gerommel en gedoe. Maar dat Christus zijn leven gaf voor de gemeente, daar zie je zijn liefde voor de kerk op z’n allerdiepst. Denk je dat eens in: wie van ons zou zijn leven willen geven voor de gemeente? Voor de kerk? Je leven geven voor Jezus, dat begrijpen we nog; een beetje. Maar je leven geven voor de kerk, dat deed alleen Christus. Hij stierf in haar plaats. Jezus stelde zich als herder voor de schapen. Hij ving de klappen op waarmee de satan de kerk wilde doden. Jezus is als de jongen die zijn vriendin met zijn eigen leven beschermt. De kerk bestaat dankzij die gegeven liefde.

 

Nu vroeg ik net: zou u, zou jij je leven willen geven voor de kerk? Wat is de kerk je eigenlijk waard? Nu kunnen wij nooit ons leven geven voor de kerk op de manier zoals Jezus dat deed. Jezus stierf in plaats van de kerk. Dat was eenmalig. Christus gaf de kerk daarmee het leven. Toch kan de apostel Paulus zeggen dat hij lijdt ten behoeve van de kerk. Dat is in Kolossenzen 1:24. Daar zegt de apostel: ‘Ik ben blij dat ik nu voor u lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van zijn lichaam, de kerk.’ Aanvullen wat er aan Christus’ lijden ontbreekt betekent niet dat Christus offer niet volmaakt zou zijn. De verzoening van de zonden rust echt op Jezus’ bloed en dood, zie vers 20 en 22 van Kolossenzen 1. Maar ik wilde laten zien dat Paulus lijdt ten behoeve van de kerk. Paulus zit op het moment dat hij dit schrijft in de gevangenis voor zijn geloof, maar hij doet dat, hij ondergaat dat voor de kerk. Voor de kerk in Kolosse, maar ook voor de kerk in Efeze, Filippi, Jeruzalem, noem maar op. De agressie tegen de gemeente van Jezus Christus, laat hij op zijn hoofd neerkomen. Heel bewust gaat hij na zijn derde zendingsreis naar Jeruzalem, wetend dat gevangenschap hem te wachten staat. Het proces tegen Paulus waarover je leest in Handelingen 21-26 functioneert als een proefproces tegen de kerk. Wanneer Agrippa en Festus in Handelingen 26:31-32 concluderen: ‘Deze man heeft niets gedaan dat met de dood of gevangenschap wordt bestraft’, dan geldt dat de kerk.

 

Toch is de tegenstand tegen de kerk hiermee niet voorbij. Zoals Jezus onschuldig werd verklaard en toch gekruisigd, zo zal ook de kerk ondanks haar onschuld lijden. Jezus had daar al op gewezen toen Hij zei: ‘Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden’. Maar juist vanwege die doorgaande strijd tegen zijn kerk grijpen we ons vast aan Jezus’ belofte in Matteüs 16:18: Nooit zal de kerk ten onder gaan. Altijd zal de kerk blijven bestaan. We weten nu dat dit rust op Christus’ gegeven liefde. En we zien er ook zijn beloofde trouw in! Christus belooft eeuwigdurende bescherming aan de kerk. Logisch, Hij wil zijn bruid hebben! En God komt ook uit waar Hij wezen wil: de bruiloft. Gods liefde en trouw schittert in deze wereld in het bestaan van zijn kerk. Wie kijkt naar de kerk ziet Gods liefde en trouw! Gegeven liefde en beloofde trouw.

 

God laat ons zijn liefde voor, en zijn trouw aan de kerk zien. In die gegeven liefde, en in die beloofde trouw. God laat ons dat zien omdat Hij door ons geprezen en aanbeden wil worden. God wil gedankt worden voor wat Hij gedaan heeft voor de kerk. En voor wat Hij nog elke dag doet voor de kerk: Hij beschermt en bewaart zijn kerk. God wil ook gedankt worden voor zijn beloften aan de kerk. Laten wij God loven, danken en prijzen voor de kerk! En wat is het dan mooi dat je juist bij het nadenken over de kerk Jezus zo leert kennen. De diepte van zijn liefde en de kracht van zijn trouw.

 

Er is nog een reden voor God om ons zijn liefde en trouw voor de kerk te laten zien. God wil ons daar ook mee bemoedigen. De kerk van Christus wordt bedreigd in haar bestaan. Wij voelen toch ook de tegenkrachten? De kerk wordt in Nederland steeds meer naar de rand van de samenleving gedrukt. We mogen nog een rol spelen in het omzien naar elkaar in de samenleving, vrijwilligerswerk enzo, maar verder kan men de kerk missen als kiespijn. En helemaal haar boodschap. De kerk wordt ook in haar bestaan bedreigd door interne verdeeldheid. De kerk wordt in haar bestaan bedreigd door wereldgelijkvormigheid: in denken en doen lijken we als christenen steeds meer op de mensen om ons heen die niet geloven. Het voortbestaan van de kerk wordt ook bedreigd door leegloop. Dat is wat er aan de hand is in Matteüs 16. Jezus’ volgelingen haken af. De kring van leerlingen wordt steeds kleiner. Ook vandaag keren christenen de kerk de rug toe. Soms hoor je van een plaatselijke kerk die wordt opgeheven. Omdat er te weinig mensen zijn om de boel draaiende te houden. Dat zijn geen plezierige berichten. Het kan je behoorlijk ontmoedigen als je zoiets hoort. Je kunt ook nog zeggen: ‘Hoe kan dat eigenlijk, als Jezus beloofd heeft dat de kerk altijd zal bestaan?’ Toch weten we ook van het verdwijnen van de eens bloeiende kerken in Zuid-West Turkije. Hetzelfde geldt voor Noord-Afrika. Zal Europa volgen? In Openbaring 2 lezen we over het wegnemen van de kandelaar door Jezus. Plaatselijk kunnen kerken verdwijnen. Hoe bloeiend ze eens ook waren. Jezus’ belofte dat de poorten van het dodenrijk de kerk niet kunnen overweldigen gaan over zijn wereldwijde werk van het bijeenhalen van alle gelovigen. Die ene, wereldwijde kerk van alle tijden, die zal nooit verdwijnen. Ondanks de strijd die tegen haar woedt. Lees over die strijd maar eens Openbaring 12 vanaf vers 13; over de draak en de vrouw. Wanneer wij nadenken over de tegenkrachten waar de kerk van Christus mee te maken heeft, dan kan het niet anders of je grijpt die belofte van Jezus met beide handen vast: de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen. Zegt Openbaring 1:18 ook niet dat Jezus de sleutels van de dood en het dodenrijk heeft? Hij is degene die dood was, maar leeft. Daarom kan Hij zijn kerk beschermen tegen de door satan zo gewenste ondergang.

 

Er is nog een reden voor God om ons zijn liefde en trouw voor de kerk te laten zien. De eerste reden die ik noemde was dat God geprezen en aanbeden wil worden om zijn liefde en trouw. De tweede dat Hij ons wil bemoedigen, gelet op alles wat de kerk bedreigt. De derde reden is dat God ons wil leren zijn kerk als iets heel kostbaars te zien. Vanuit de belofte van Christus dat zijn wereldwijde kerk van alle tijden altijd zal blijven bestaan, zullen wij ook plaatselijk heel zuinig zijn op de kerk. Toen van het voorjaar nieuwe ambtsdragers bevestigd werden heb ik gepreekt vanuit Johannes 21:15-17. Jezus vraagt daar drie keer aan Petrus: ‘Heb je mij waarlijk lief?’ En elke keer als Petrus antwoord ‘Ja Here, u weet dat ik u liefheb’, vertrouwt Jezus hem zijn kudde toe: ‘Weid mijn lammeren, hoed mijn schapen.’ En dat Jezus drie keer die vraag stelt heeft niets te maken met de drievoudige verloochening door Petrus, maar alles met het feit dat Jezus zo zuinig is op zijn kudde. Het is immers zijn levenswerk. Hij gaf zijn leven voor de gemeente. En dat levenswerk legt Hij nu in de handen van een mens, van Petrus.

 

Die boodschap krijgen wij hier ook mee: je kunt niet zuinig genoeg zijn op de gemeente van Jezus Christus. Het is het levenswerk van Jezus, onze Heer. Hebben wij de kerk lief? Houden wij van de kerk, de gemeente van God? Maar dat bepaalt dan toch ook je houding ten opzichte van de gemeente? De kerk zal dan toch ook een centrale plek in je leven hebben? Christus houdt zielsveel van zijn kerk. Wanneer wij willen leven in navolging van Hem, zullen wij dus ook zielsveel van de kerk houden.

 

Terug naar die afbeelding van dat kerkje op die rots in zee. Wat is nou de rots in de branding van alle dreiging? In Matteüs 16 zegt Jezus dat Hij zijn kerk zal bouwen op de belijdenis van zijn leerlingen. Met Petrus als woordvoerder belijden de discipelen dat Jezus de Gezalfde van God is. Die belijdenis, die de leerlingen door God in het hart is gelegd, maakt het voor Jezus mogelijk zijn kerk op te bouwen. Deze discipelen zal Jezus op pad sturen om leerlingen te maken over de hele wereld. In zijn brief aan de Efeziërs zegt de apostel Paulus dat de gemeente gebouwd is op het ‘fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen’. Dus voor de kerk is dat fundament de rots in de branding. In al het gewoel, bij elke dreiging en tegenstand mag ze veiligheid zoeken bij de leer van de apostelen en profeten, de leer die rust op wat Jezus zelf hen onderwezen heeft.

 

En wat is het ook belangrijk dat de kerk blijft bestaan! Allereerst al omdat de kerk de bruid van Christus is. Hoe zou onze Heer ongetrouwd blijven? De bruiloft van het Lam komt. Het blijven bestaan van de kerk op aarde heeft ook deze betekenis: dat er altijd een deur is naar het koninkrijk van God. Een plek waar je een blik mag slaan in de hemel. Waar de uitnodiging klinkt om mee te gaan naar het grote feest, om daar te delen in de liefde en goedheid van God. Wanneer de kerk van de aardbodem zou verdwijnen, zou dit geluid verstommen. Zou de blijde boodschap verdwijnen. Zou het donkerste duister de aarde in bezit nemen. Goddank hebben wij die belofte van Jezus: de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Hoe liefdevol en trouw is God voor zijn wereld. Ook dat zie je als je naar de gemeente kijkt. Dat de kerk van Christus blijft bestaan heeft ook betekenis voor hen die geloven. Het is hun onderdak, hun veilige haven waar zij nieuwe krachten verzamelen voor het leven in een wereld vol ongeloof. En tot slot is de gemeente ook de woonplaats van God. De gemeente van Christus als de nieuwe tempel, waar God woont op aarde. Laat dit ons er altijd van weerhouden de kerk te zien als iets van ons. Iets menselijks, iets horizontaals.

 

Wij hoeven de moed niet te laten varen bij alle kerkverwoestende krachten die wij zien. De kerk is immers van Christus. Hij gaf zijn leven voor de kerk, en Hij beloofde dat zijn kerk altijd zal blijven bestaan. Gegeven liefde, beloofde trouw! U bent ‘geliefde gemeente van Jezus Christus’. Dat de kerk van Christus is, zit ook in het woord ‘kerk’. Dat komt van het Griekse woord kuriakè, en dat betekent: wat van de Heer, de Kurios is. De kerk is het eigendom van Jezus. In Zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus komen we dat woord ook tegen: ‘eigendom’. En dan gaat het over mij, als gelovige, dat ik eigendom ben van Jezus, en dat dat mijn enige troost, mijn enige houvast is. Maar je kunt v/a 1 dus ook toepassen op de kerk. Ik maak nu -en ik sluit de preek daarmee af- ik maak nu een nieuwe versie van v/a 1 maar dan over de kerk die eigendom is van Christus. Dat gaat zo:

 

Wat is de enige troost van de kerk, van het begin van de wereld tot aan het einde?

 

Dat de kerk, plaatselijk en wereldwijd, van het begin van de wereld tot aan het einde, het eigendom is, niet van onszelf, maar van onze trouwe Heiland Jezus Christus. Want Hij heeft met zijn kostbaar bloed de prijs voor de kerk volkomen betaald, en haar uit alle macht van de duivel verlost. Hij bewaart de kerk zo dat zonder de wil van onze hemelse Vader geen steen uit haar muren vallen kan, ja zelfs zo dat alles dienen moet tot haar heil. Daarom geeft Hij ons door zijn heilige Geest ook zekerheid van het voortbestaan van de kerk, en maakt Hij ons van harte bereid voor Christus in de kerk te leven.

 

Amen.