De uitverkorene

20 december 2020

God wil zijn heerlijkheid laten zien op aarde in daartoe uitverkoren mensen.

Lezen: Jesaja 42:1-12

Tekst: Jesaja 49:1-6

Veel mensen geloven in een lotsbestemming, dat je met een speciale taak op de wereld bent. Het raakt aan het verlangen om speciaal te zijn. Het zit in uitdrukkingen als ‘hij is een geboren timmerman.’ Daarmee bedoel je, iemand is daar zo goed in, laat hij dat dan ook doen als werk. Vaak is het een invulling achteraf. Op het moment dat je ziet dat iemand goed is met hout en de mooiste dingen maakt, zeg je: hij is ervoor in de wieg gelegd.

 

Dat denken vanuit een lotsbestemming, het voorbestemd zijn voor een bepaalde taak, kom je ook in films tegen. De wereld wordt bedreigd door een of andere ramp en dan ontdekt de held, misschien zelfs tegen zijn zin, dat hij of zij is voorbestemd om de wereld te redden. De omgeving van zo iemand moet hem of haar daar van overtuigen: ‘Jij bent uitverkoren om de wereld te redden. Kijk maar, want...’, en dan wordt er gewezen op een bepaalde positie, kwaliteiten of kennis. Ik zag het laatst zelfs in een kinderprogramma, dat idee van voorbestemd zijn om iets te doen en de druk die er op diegene werd gelegd om dat ook te gaan doen. En wie droomt er niet van om speciaal te zijn? Wie wil niet weten wat zijn taak, zijn roeping op aarde is? Veel mensen geloven dat je zo’n lotsbestemming hebt. Aan jou om de opdracht om die te ontdekken.

 

Wat is dan de taak waarmee je ter wereld bent gekomen? Ik ga het nu in christelijk perspectief zetten. Er zit een kern van waarheid in die films. Je bent ter wereld gekomen met een taak. Maar niet om de wereld te redden. Waartoe jij bent uitverkoren is net iets anders. Het gaat er niet om dat jij de held bent, het is juist omgekeerd, jouw taak is je laten redden. Het gaat er niet om dat jij uitblinkt, maar dat God uitblinkt op aarde. Christenen hebben geen lotsbestemming maar een Godsbestemming. Wat God wil is zijn heerlijkheid laten zien op aarde in daartoe uitverkoren mensen. Gods heerlijkheid is zijn reddende macht. Het is zijn majesteit, zijn goddelijke kracht. Het is hoe Hij God is op zijn unieke manier van de enige, echte God zijn. In Gods heerlijkheid zit ook zijn liefde voor mensen en voor de door Hem geschapen wereld. En Gods heerlijkheid wordt zichtbaar wanneer Hij die mensen en die wereld redt wanneer alles mis gaat. God wil zijn reddende macht laten zien op aarde in daartoe uitverkoren mensen. Daar gaat het over in deze preek.

 

In het bijbelboek Jesaja, waar we deze adventsweken uit lezen, gaat het ook met regelmaat over Gods uitverkorene. De dienaar van de Here. In de vorige vertaling heette hij de knecht van de Here. Hoofdstuk 42 begon met: ‘Hier is mijn dienaar, hem zal ik steunen, hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde.’ Wie is die dienaar van de Heer? Mensen met een beetje bijbelkennis zullen zeggen: dat is Jezus Christus. Hij is de uitverkorene bij uitstek. Hij kwam naar de wereld met een bijzondere taak. Toch moeten we even een stapje terug. Want Jezus was niet de eerste dienaar, niet de eerste uitverkorene. Dat was Gods volk Israël. Luister maar naar Jesaja 49:3, daar staat: ‘Mijn dienaar ben jij. In jou, Israël, toon ik mijn luister.’ Dus Israël is Gods uitverkorene. Denk aan wat Mozes tegen de farao moet zeggen: ‘Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon’ (Exodus 4:22). In Psalm 105:43 wordt op die uittocht teruggekeken met de woorden: ‘hij liet zijn volk in vreugde vertrekken, zijn uitverkoren volk jubelend gaan.’ En de terugkeer uit de ballingschap kan in Jesaja 14:1 als volgt onder woorden worden gebracht: ‘Maar over Jakob zal de HEER zich ontfermen, weer wordt Israël uitverkoren.’ Dus het volk Israël is Gods uitverkorene. Een volk met een speciale taak op aarde: Gods heerlijkheid zichtbaar maken. ‘In jou, Israël, toon ik mijn luister.’ God wil zijn reddende macht aan de wereld laten zien in zijn uitverkoren volk.

 

Hoe werkt dat? Toen God Israël koos als zijn eigen volk, het volk waar Hij de God van wilde zijn, waren ze nog heel klein. Ze stelden niks voor. Toch verbond God zich aan hen. Dat lijkt onlogisch. Veel mensen lopen achter grote sterren aan in de hoop dat iets van die grootheid op hen afstraalt. Maar dan had God zich beter met de Egyptenaren kunnen verbinden. Dat was in de tijd van Abraham al een groot en hoog ontwikkeld volk. Maar God redeneert anders. Luister eens naar Deuteronomium 7:6-7. Daar zegt Mozes tegen de Israëlieten: ‘U bent een volk dat aan de HEER, uw God, is gewijd. U bent door hem uitgekozen om, anders dan alle andere volken op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat hij u lief kreeg en uitkoos – u was het kleinste van allemaal!’ Maar waarom koos God hen dan uit? Waarom verbond Hij zich aan hen? Om hen groot te maken. Zodat Hij daarvoor de eer zou krijgen. Deuteronomium 10:22 zegt: ‘met zeventig personen trokken uw voorouders naar Egypte, maar nu heeft hij u zo talrijk gemaakt als de sterren aan de hemel!’ (zie ook Jesaja 26:15 en 51:2). De apostel Paulus zegt hierover in Romeinen 9:23: ‘Omdat hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft hij degenen die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen.’ De apostel Johannes zegt: ‘Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad’ (1 Johannes 4:10). God zet de wereld op zijn kop. Of misschien moet je zeggen: Hij zet alles weer recht na de zondeval. Die zette de wereld op zijn kop, maar God zet alles weer recht. God schiep de mens als afdruk van zijn heerlijkheid. Als je naar de mens keek zag je iets van Gods heerlijkheid. Dat is door de zondeval grotendeels verdwenen. Wat God vervolgens doet is zijn reddende macht laten zien op aarde in door Hem uitverkoren mensen. God redt mensen en maakt hun leven weer goed en mooi, om daarin zijn grootheid te laten zien. God maakt Israël groot. Daarom verbindt Hij zich juist aan een onooglijk volkje, een groepje vluchtelingen. Door hen groot te maken laat God zien wie Hij is en wat Hij kan.

 

Maar het mislukt. De Israëlieten danken andere goden voor de welvaart die de Here hen geeft. Zo komt God niet aan zijn eer. Daarom roept God een nieuwe dienaar. Dat is Jezus Christus. Gods eigen Zoon. God kiest Hem uit, om door Hem zijn grootheid te laten zien. Zijn reddende kracht. Dat blijft nog steeds het doel. Die woorden over ‘uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen’ laat de evangelist Matteüs op Jezus slaan (2:15). En het was Simeon die in de tempel over de pasgeboren Jezus zegt: ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan, zoals u hebt beloofd. Want met eigen ogen heb ik de redding gezien die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken: een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen en dat tot eer strekt van Israël, uw volk’ (Lucas 2:29-32). Die laatste zin is een regelrechte aanhaling van Jesaja 49:6, en Simeon laat het op Jezus slaan. Ook over zichzelf zegt Jezus: ‘Ik ben het licht voor de wereld’ (Johannes 8:12). Dus Jezus is de nieuwe dienaar van de Heer. Gods uitverkorene, in wie God vreugde vindt (Jesaja 42:1, Matteüs 3:17 en 12:18). Jezus kwam ter wereld met een taak. Hij was voorbestemd om Gods heerlijkheid, Gods reddende kracht op aarde zichtbaar te maken. En waar het door Israël niet lukte, is het in Jezus gelukt (Johannes 17:4). Hij was er dan ook voor in de wieg gelegd.

 

Hoe gaat het verder na Kerst, na het leven van Jezus op aarde? Opvallend genoeg betrekken de apostelen van Jezus Jesaja 49 op zichzelf (Handelingen 13:47). Paulus en Barnabas zijn in Antiochië, daar vertellen ze over Jezus. De mensen reageren enthousiast, maar dat vinden de Joodse inwoners van de stad niet leuk. Ze zijn jaloers en beginnen Paulus en Barnabas verdacht te maken. Maar dan zegt Paulus: ‘De boodschap van God moest het eerst onder u worden bekendgemaakt, maar aangezien u die afwijst en uzelf het eeuwige leven niet waardig acht, zullen we ons tot de heidenen wenden. Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: “Ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken om redding te brengen, tot aan de uiteinden van de aarde.”’ Dat laatste is Jesaja 49:6 en de apostelen passen dit zomaar op zichzelf toe. Nu had Jezus hen voor zijn hemelvaart ook de opdracht gegeven: getuig van mij ‘in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde’ (Handelingen 1:8). Opnieuw een echo van Jesaja 49. Ook de apostelen zien zichzelf dus als mensen die zijn uitverkorenen, die zijn voorbestemd om Gods heerlijkheid op aarde zichtbaar te maken.

 

Zo mag je ook naar de uitverkiezing nu kijken. God wil nog steeds zijn heerlijkheid laten zien op aarde in daartoe uitverkoren mensen. Vaak wordt er over de uitverkiezing gepraat met veel gezucht en gesteun: moeilijk onderwerp, liever niet te veel over nadenken, je komt er toch niet uit. Dat is ook mijn ervaring op catechisatie. Maar vanochtend komen we op een heel andere manier bij de uitverkiezing uit. Deze invalshoek zou ons wel eens kunnen helpen in het nadenken over de uitverkiezing. Een van de moeiten rond de leer van de uitverkiezing is dat mensen zeggen: is het niet oneerlijk dat God sommige mensen wel uitkiest om te geloven en anderen niet? Maar vanochtend ontdekken we dat God mensen uitkiest om door hen zijn heerlijkheid zichtbaar te maken op aarde. God maakt kleine mensen groot. God brengt ongelovigen tot geloof. God maakt zondaars heilig. Met een variant op de woorden van Deuteronomium 7: ‘Jij bent aan de HEER, je God, gewijd. Je bent door hem uitgekozen om, anders dan andere mensen op aarde, zijn kostbaar bezit te zijn. En dat is niet omdat jij geloviger was dan andere mensen dat hij je lief kreeg en uitkoos – nee, je was de ongelovigste van allemaal!’ Jouw uitverkiezing heeft dus een doel. Jouw uitverkiezing is niet een persoonlijk gelukje. God heeft jou uitgekozen om in jou zijn heerlijkheid zichtbaar te maken. Met de woorden van Jesaja 49:3: ‘Mijn dienaar ben jij, in jou toon ik mijn luister.’ Met die taak ben je ter wereld gekomen. Dat is je opdracht hier op aarde, jij bent voorbestemd om Gods heerlijkheid zichtbaar te maken.

 

Hoe doe je dat? Door telkens weer alle eer aan God te geven. Dat ik hier sta als gelovige, is helemaal en alleen maar te danken aan God. Niets van mezelf daarbij. Dat ik dingen mag doen, mooie dingen in de kerk, is enkel en alleen aan God te danken. Hij geeft de kracht, de gaven, de energie en gezondheid. Zo beleef ik dat. Complimenten voor een preek vind ik lastig. Vaak mompel ik iets van ‘dank God er maar voor.’ Want alle credits moeten naar Hem. God maakt zich groot in mensen door kleine mensen grote dingen te laten doen. Door zwakke mensen te laten volhouden in moeite. Door twijfelaars over de streep te trekken en zondaars tot daden van dienstbaarheid en liefde te brengen. Verwijs in je spreken naar God. Als mensen tegen je zeggen: hoe komt het toch dat jij zo op je medemens gericht bent, antwoord dan maar: dat is Gods kracht in mij. Als mensen zeggen: hoe kan het dat jij blijft geloven ondanks tegenslag, antwoord dan maar: dat is alleen dankzij Gods hulp. De apostel Paulus kreeg in dat kader te horen: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid’ (2 Korintiërs 12:9). Het is een trek door de hele Bijbel heen. Juist in zwakke mensen wordt Gods kracht zichtbaar. Juist als mensen klein zijn, kan God zich groot maken. Het omgekeerde is natuurlijk ook waar: als mensen sterk zijn en bejubeld worden, hoe moet Gods kracht dan zichtbaar worden? Het lijkt alsof ze sterk zijn van zichzelf. Daarom is het ook zo mooi als voetballers of andere sterren naar God verwijzen: Hij geeft mij mijn talent. Want zo is het. En zo wordt God groot gemaakt. Daarvoor ben je in de wieg gelegd.

 

Dat God zijn heerlijkheid over de hele aarde wil uitspreiden is trouwens onze redding. Een wereld zonder Gods heerlijkheid is toekomstloos en ten dode opgeschreven. Gods heerlijkheid, dat is zijn reddende kracht. Het is zijn liefdevol omzien naar mensen, dat Hij van deze wereld een plaats maakt waar het goed is om te leven. Ik ben God dankbaar dat Hij zijn heerlijkheid over deze wereld wil uitspreiden, en daarom die heerlijkheid zichtbaar maakt in mensen.

 

Hoe ga jij daarmee om? Wat je hebt, kunt en doet, heb je allemaal van God ontvangen. Het bedrijf dat je hebt opgebouwd, de huwelijksjaren samen met je man of vrouw, de opleiding die je deed en het werk dat je mag doen, je successen waar je zo hard voor gewerkt hebt, je hebt het allemaal van God ontvangen. Zonder zijn zegen was er niets van terecht gekomen. Lukt het jou om dat zo te ervaren? Of klinkt er in je manier van praten iets door van ‘dat heb ik toch maar mooi bereikt.’ In de Bijbel kom je op zijn minst twee heftige verhalen tegen van mensen die daarmee de woede van God over zich heen halen. In Daniël 4 lees je dat koning Nebukadnessar zegt: ‘Is Babel niet indrukwekkend, de koningsstad die ik door mijn grote macht heb gebouwd tot eer van mijn majesteit?’ Hij is nog niet uitgesproken of er klinkt een stem uit de hemel die zijn straf aankondigt: hij zal zeven jaar moeten leven als een dier. Ik denk ook aan koning Hizkia, die trots al zijn rijkdom laat zien aan buitenlandse afgezanten (2 Koningen 20:12-19). Denk trouwens ook aan koning Herodes die zich laat toejuichen door mensen: ‘Hier spreekt een god, geen mens!’ En dan noteert Lucas: ‘Onmiddellijk werd Herodes geveld door een engel van de Heer omdat hij God niet de verschuldigde eer had bewezen, en door wormen aangevreten blies hij de laatste adem uit’ (Handelingen 12:23). Van nature willen wij onszelf groot maken. Groot zijn. Toegejuicht worden. Wij willen graag de eer krijgen voor ons werk en onze inzet. In de kern zit daar de oude zonde van het paradijs: willen zijn als God en wat Hem toekomt voor jezelf willen hebben. Maar dan leg je de taak die je van God hebt gekregen naast je neer. Jij bepaalt zelf wel wat je roeping en bestemming is. Maar daarmee loop je juist je bestemming mis. God heeft je bestemd voor leven in zijn heerlijkheid. Dat loop je dan mis.

 

Samenvattend, door God telkens weer de eer te geven doe je waartoe je bent voorbestemd. Maak het je eigen in je manier van spreken, je houding, je denken. Jezus heeft je bevrijd van de zonde van het begin, het willen zijn als God. Jezus was de uitverkorene bij uitstek. Hij kwam op de aarde met een taak en bracht die tot een goed einde. In Hem werd God groot gemaakt. Gods reddende kracht werd zichtbaar, want Jezus liet zich door God groot maken. Het kan dus ook anders dan in het paradijs. Jij mag daarin delen. Jezus in jouw plaats. Wat jou niet lukt, heeft Hij al gedaan. Wat Hij heeft gedaan, mag jij gaan oefenen. Wie zal nu nog zeggen dat het oneerlijk is dat God hem of haar heeft uitverkoren? En dan vooral dat het oneerlijk is dat Hij anderen niet heeft uitverkoren. Je snapt het nu toch wel? Dat is nou net jouw opdracht: God heeft jou uitgekozen om anderen over Hem te vertellen. Amen.