Denk- en doedwang
29 oktober 2023
Let op je motivatie en houding wanneer je anderen Gods regels voorhoudt.
Lezen: Lucas 11:37-54
Tekst: Lucas 11:46
‘Wie ben jij om mij te vertellen hoe ik moet leven?’ Dat kun je zomaar te horen krijgen. Van mensen buiten de kerk maar ook van mensen binnen de kerk. Als je met een collega praat over het geloof of als je een gesprek hebt met een medekerklid. De meeste mensen zijn hypergevoelig voor de aantasting van hun vrijheid om te doen en denken wat ze zelf willen. En dan is de kerk en het christendom al gauw verdacht, want is dat niet bij uitstek de plek waar je je moet aanpassen aan allerlei regels?
Dit is de problematiek van hoofdstuk 3 van Kellers boek ‘In alle redelijkheid’. De titel van dat hoofdstuk is: Het christendom is een dwangbuis. De vraag is, dwingt de kerk of het christelijk geloof je op een bepaalde manier te denken en te doen? Het antwoord dat Keller zal geven is: nee. Maar ik kan me goed voorstellen dat je eigen antwoord is: ja, natuurlijk vraagt de kerk van je dat je op een bepaalde manier denkt en doet. Veel kerkgangers raken daarmee steeds meer in de knel. Op allerlei punten hebben ze hun eigen gedachten en maken ze hun eigen keuzes. En van buiten de kerk krijgen christenen gemakkelijk het verwijt dat ze allerlei mensen uitsluiten. Mensen die met hun levensstijl niet welkom zouden zijn in de kerk. En zo klinkt het heel akelig, ‘niet welkom’. Misschien zeg je: ze zijn wel welkom, maar ze moeten zich eerst bekeren. Dat klinkt al aardiger, maar blijkbaar moet je je nog steeds aanpassen als je christen wordt of lid van de kerk wil zijn. Datzelfde gevoel kun je hebben als je belijdenis doet. Bind je je dan niet aan allerlei regels van de kerk waar je het diep in je hart lang niet altijd mee eens bent? Is dat ook niet wat jongeren tegenhoudt om belijdenis te doen? Dus dwingt de kerk of het christelijk geloof je op een bepaalde manier te denken en te doen?
Wat Keller in zijn boek allereerst laat zien is dat elke groep, organisatie en gemeenschap mensen uitsluit. Het toverwoord in onze samenleving van dit moment is inclusiviteit. Iedereen zou overal bij mogen horen, je mag niemand uitsluiten. Maar de voorvechters van inclusiviteit vallen in hun eigen zwaard want zij sluiten zelf ook een groep uit, namelijk de mensen die niet inclusief willen zijn. In de liberale democratie waar wij in Nederland in leven zie je dit telkens weer gebeuren. Wanneer christenen opkomen voor de beschermwaardigheid van het leven of de beschermwaardigheid van het huwelijk worden ze zomaar weggezet als mensen die anderen hun wil zouden opleggen. Maar door dat ‘wegzetten’ laten de liberalen juist merken dat ze vinden dat iedereen moet denken zoals zij en dat je er anders wat hen betreft niet meer bij hoort. Dat is de intolerantie van de toleranten, iedereen moet tolerant zijn. Het punt dat Keller maakt is dit: dat de kerk en het christendom bepaalde overtuigingen hebben waardoor mensen er wel of niet bij horen, is niets geks.
Een tweede punt is, wat is eigenlijk vrijheid? Wij zijn zoals gezegd nogal gehecht aan onze vrijheid. Maar is vrijheid dat er geen grenzen en beperkingen zijn, zoals veel mensen denken? Keller laat zien dat die gedachte niet klopt. Hij geeft het voorbeeld van een vis en een dieet. Een vis is alleen vrij als hij beperkt is tot leven in het water. Als je een vis op het gras legt vergroot je zijn bewegingsvrijheid niet maar vernietig je die juist. En iemand die zichzelf de vrijheid gunt om alles te eten waar hij zin in heeft kon aan het eind wel eens merken zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wil te zijn kwijtgeraakt. Terwijl de beperkingen van een dieet zijn bewegingsvrijheid vergroten. Keller zegt: vrijheid is niet de afwezigheid van beperkingen, maar het gaat er om de juiste beperkingen te vinden die je vrijheid vergroten (blz 65). De vis die zich beperkt tot het water leeft in vrijheid.
Zo blijf je ook als christen vrij als je bepaalde grenzen eerbiedigt. Dit geldt natuurlijk ook buiten het christendom, wie zichzelf de vrijheid veroorlooft een moord te plegen kon zijn vrijheid wel eens verliezen door in de gevangenis te komen. Niet voor niets is Gods insteek met de Tien Geboden: Ik heb jullie bevrijd, blijf nu ook vrij. Denk alleen maar even aan het eerste gebod: raak niet in de ban van afgoden die al je aandacht opeisen. Je kunt zo bezeten raken van de koers van je aandelen en beleggingen dat het niet leuk meer is. Maar denk ook eens aan het zevende gebod. Seksuele vrijheid is in onze samenleving een van de grootste verworvenheden. En dan hoor je in de kerk opeens regels en verboden als ‘geen overspel’ en ‘geen seks voor het huwelijk’. Denk daar maar eens over na, maakt dit je nou meer of minder vrij? Seks bindt je aan elkaar, dat maakt je dus minder vrij. Tenzij je in het huwelijk ook echt aan elkaar verbonden wilt zijn. Maar daarbuiten verbindt het je aan elkaar terwijl je dat eigenlijk helemaal niet wil. Veel mensen denken het beter te weten dan de God die hen gemaakt heeft. Denk nog even aan die vis op het droge, veel mensen liggen emotioneel naar lucht te happen omdat ze van geen grenzen willen weten. Ik hoop dat je de vrijheid van Gods regels steeds meer ontdekt.
Toch kan er nog wel iets bij je blijven haken. Daar betrek ik Lucas 11:46 bij. Wat Jezus de wetgeleerden verwijt is dat ze geen liefde voor het volk hebben. Ze leggen het volk -schriftuurlijke- lasten op maar helpen hen niet om die te doen. Het punt is niet dat de wetgeleerden zeggen ‘dit vraagt de Here van jullie’, maar dat ze de mensen niet helpen om dat te gaan doen. De vertaling zet je hier op het verkeerde been: ‘jullie leggen lasten op maar raken die zelf met geen vinger aan’, dat suggereert dat de wetgeleerden zich zelf niet aan de wet houden. Maar dat klopt niet (vers 39, 42). Het punt is dat zij het volk de wet van God voorhouden en vervolgens hun handen er van af trekken: red je er maar mee. Alsof je een ezeltje belaadt en vervolgens die last niet meer aanraakt maar alleen nog de zweep hanteert. Je helpt je ezeltje niet door mee te duwen tegen de vracht zodat het doel bereikt wordt. Dat verwijt Jezus de wetgeleerden, het ontbreekt hen aan liefde en betrokkenheid voor het volk.
Dan denk ik, hoe is dat met ons? Hoe gaan wij om met ‘het volk’, de mensen om ons heen die niet geloven? En hoe gaan wij om met elkaar in de kerk, met de jongeren? Ik ben bang dat vroeger (20-30 jaar geleden) de kerk nog wel eens regels oplegde zonder al te veel liefde en betrokkenheid. Zowel intern als extern. Maar dan treft het oordeel van Jezus over de wetgeleerden ook ons. We keken vooral naar de buitenkant en niet naar de binnenkant, ook niet naar onze eigen binnenkant. Als het ging over mensen buiten de kerk stonden we al gauw met ons oordeel klaar: rond abortus, de zondagsheiliging en de seksuele moraal. En binnen de kerk ging het ook veel over de buitenkant: had je het ND, stemde je GPV, twee keer naar de kerk, zaterdag voor twaalf uur thuis. Als dit soort dingen zonder liefde en betrokkenheid wordt gebracht ontstaat er zomaar een denk- en doedwang in de kerk. Je paste er in of je viel er buiten, je paste je aan of je viel er buiten. Misschien zeg je, gelukkig is dat voorbij, die sfeer is er niet meer in de kerk. Toch krijg ik van belijdeniscatechisanten nog wel eens de vraag: kan ik wel belijdenis doen als ik het ergens niet mee eens ben? Dus helemaal weg is dat gevoel nog niet.
Maar ik ben vooral benieuwd wat er voor in de plaats komt. Het kan niet zo zijn dat er helemaal geen regels meer zijn, dat we niets meer van elkaar vragen en elkaar nergens meer op aanspreken. Het mag ook niet zo zijn dat we geen boodschap meer hebben voor de wereld om ons heen. In dat uiterste lijken we nu terecht te zijn gekomen. Een paar dingen zijn heel belangrijk, het is Lucas 11 dat ons hier de weg wijst. Allereerst, wie zijn medemens binnen of buiten de kerk de regels van God voorhoudt moet dat doen met liefde en betrokkenheid. Dat gaat dus over je motivatie (liefde) en je houding (betrokkenheid). Vervolgens, houd mensen de regels en voorschriften van God voor. Niet die van jezelf ook niet die van de kerk. Opvallend in Handelingen 15:19 is de uitspraak van de eerste christelijke synode, dat de heidense volken die zich tot God bekeren ‘geen al te zware lasten’ moeten worden opgelegd. Vervolgens is het ook op één hand te tellen. Mensen moeten niet botsen met de kerk, als ze al botsen moet dat met God zijn. Er is een groot verschil tussen mensen voor God plaatsen of voor jouw regels en die van de kerk. Kortom, wat God wil is dat wij liefdevol zoeken naar het behoud van de ander. Want mensen mogen niet nodeloos afknappen op kerk en geloof.
Ik hoop dat je hier enthousiast van wordt - liefdevol zoeken naar het behoud van de ander. Let op je motivatie en houding wanneer je anderen de schriftuurlijke regels voorhoudt. Toegepast op de kerk, is een gemeenschap open en zorgzaam of bekrompen en onderdrukkend? Hoe ga je om met mensen die anders denken en doen? Zet je hen weg en demoniseer je hen (de grote boze buitenwereld), dan ben je geen haar beter dan de liberale samenleving die orthodoxe christenen wegzet. Wij hoeven niet-gelovigen niet te veroordelen (Handelingen 10:28). We zullen ons zeker niet ongenadig opstellen. ‘Zie je wels’ passen ons niet. Want het is alleen maar Gods genade die ons anders maakt. Laten we mensen die anders denken en doen -binnen en buiten de kerk- met liefde en respect behandelen, hen dienen en helpen. Zo zoek je hun behoud. En daar gaat het om.
Dan blijft er één vraag over, moet je je als mens aanpassen aan God? Dwingt God je op een bepaalde manier te denken en te doen? Blijft Hij aan het eind van het verhaal toch niet gewoon zeggen: dit is de waarheid en die zul je moeten accepteren? En past dat wel bij de mens van vandaag? Keller geeft hier een heel mooi antwoord op. Hij zegt: in allerlei godsdiensten moet de mens zich aanpassen aan zijn god, het is onbestaanbaar dat de god zich aanpast aan de mens. Maar dit geldt niet voor het christendom. God heeft zich zeer radicaal aan ons aangepast. Keller schrijft: ‘In Christus heeft God ten diepste gezegd: “Ik zal me aan jou aanpassen. Ik zal voor jou veranderen. Ik zal je dienen ook als is dat een offer voor me”’ (blz 67). Dus ja, er is één waarheid, de waarheid van God en die zul je moeten accepteren. Kijkend naar de liefde van Christus ga je dat willen. God wil ons vertrouwen winnen zodat we weer naar Hem luisteren. Dan voelt het niet meer als dwang of onderdrukking. ‘Wat ons drijft is de liefde van Christus’, zegt Paulus (2 Korintiërs 5:14). Als je beseft dat Gods Zoon zijn hemelse vrijheid voor jou opgaf en dat Hij de beperkingen van het mens zijn vrijwillig op zich nam, hoef jij niet meer bang te zijn je vrijheid op te geven. Want je weet dat je een veel grotere vrijheid uit zijn handen zult ontvangen. Amen.