Een leven in continue goedheid

11 februari 2018

Wat als er geen hemel of hel zou zijn. Zou jij dan nog geloven?

Lezen: Matteüs 20:1-16

Tekst: Matteüs 20:1-16

‘Toen zij die als eersten waren gekomen naar voren stapten, dachten ze dat zij wel meer zouden krijgen’ (Matteüs 20:10). Ik kan me voorstellen dat wij dat ook gedacht zouden hebben als we daar bij stonden. Stel een leraar op school geeft iemand met een vijf een zes zodat de hele klas nu een voldoende heeft. Dan moet de rest er toch ook een punt bij krijgen? Iemand die een zeven had krijgt dan toch een acht, en iemand die een acht had een negen? Het zou toch oneerlijk zijn als dat niet gebeurde?

 

Maar dit is precies wat er gebeurt in de gelijkenis. Je kunt je voorstellen dat die eersten, die het langst gewerkt hebben, blij zijn als ze zien dat zij die het laatst gekomen zijn een denarie krijgen. Een denarie is een dagloon. Daar kunnen deze mannen mee thuiskomen. Ze kunnen er genoeg eten van kopen om hun gezin te voeden. Die mannen die al van ‘s ochtends vroeg aan het werk zijn rekenen zich rijk. Dat wordt twaalf keer een denarie voor hen. Als één uur werken een denarie oplevert, man, dan hebben zij het getroffen bij deze heer. Ze porren elkaar in de zij en kijken met glimmende ogen naar wat er daar voor hen gebeurt.

 

Maar wat een schok als zij ook gewoon een denarie krijgen. Hun dagloon. Waar je van kunt leven. Het bedrag dat ook met hen was afgesproken. Ze hebben zich zwaar misrekend. En hun blijdschap slaat om in kwaadheid. De blik in hun ogen wordt hard. Wat is dit voor vent die zoiets doet?!

 

Nou, dat wil de heer van de wijngaard wel uitleggen. Twee dingen, zegt hij. Eén, ik ben eerlijk, want ik geef jullie precies wat ik met jullie had afgesproken. Twee, ik ben goed. Ik geef in mijn goedheid ook die mensen die maar een uur gewerkt hebben een compleet dagloon zodat ze naar huis kunnen en eten kopen voor hun gezin. Dat is mijn goedheid. Zo zit ik nou eenmaal in elkaar. Dit is een wijngaard waar goedheid centraal staat.

 

Dat moeten de mannen die de hele dag gewerkt hebben wel erkennen. Deze heer is inderdaad supergoed. Maar waarom gunnen ze die goedheid nou niet aan de mannen die veel minder gewerkt hebben? Dat ligt niet aan die goedheid, dat iemand met geld smijt kunnen ze wel hebben. Maar dat ze zo kwaad worden verraadt dat ze denken vanuit een verdienmodel. Zij denken dat ze het verdiend hebben. Zij zijn vergeten dat ze zelf ook profiteren van de goedheid van deze heer. Want het was alleen maar de goedheid van de heer dat ze überhaupt werk hadden. En ze vergeten dat ze ook de dag erna weer werk nodig hebben. Ik ben bang dat ze bij deze heer niet meer aan het werk kunnen na dit voorval. Tenzij hij echt goed is en ze een nieuwe kans geeft. Maar zouden deze mannen dat ook willen? Denk je dat eens in: ze staan de volgende morgen weer op de markt, op zoek naar werk. Ze zien deze heer aankomen… Zou jij bij hem willen werken? Als je weet dat deze heer straks, aan het einde van de dag, mensen die veel korter hebben gewerkt ook een dagloon geeft?

 

Nu staat deze heer voor God. En de wijngaard is Gods koninkrijk. En hoe God is, zo is ook zijn koninkrijk. Een rijk van goedheid. Alles, maar dan ook werkelijk alles, hangt daar aan elkaar van onverdiende goedheid. Van alle mensen die daar leven heeft de een nog meer goedheid gekregen dan de ander. Dat dit rijk bestaat is ook al waanzinnige goedheid. God had dat helemaal niet hoeven doen. En God had helemaal niet op pad hoeven gaan om mensen de mogelijkheid te geven zo in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. In dit verhaal over de eersten en de laatsten onthult God de aard van zijn rijk. Het is een rijk waar onverdiende goedheid de klok slaat. Onverdiende goedheid is het heersende principe in dat rijk. De grote vraag is: ben jij er blij mee dat God goed is? Dat Hij mensen een leven wil geven, zomaar, vanuit zijn liefde. Ben je daar blij mee voor anderen? En ben je daar blij mee voor jezelf?

 

Stel dat iemand waarvan jij denkt ‘die hoort niet thuis in Gods koninkrijk’ toch door God toegelaten wordt. Omdat God goed is. Omdat Hij mensen het leven gunt. En deze persoon pakt die goedheid van God met beide handen aan. Zou jij daar boos om worden? Vind jij dat dit klopt? Maar hoe denk jij zelf eigenlijk binnen te komen? Veel kerkmensen gaan ervan uit dat ze later bij God in de hemel mogen komen en dat ze na Jezus’ wederkomst op de nieuwe aarde mogen leven. Waarop gronden ze dat? Ja op hun geloof, omdat ze geloven worden ze toegelaten in het koninkrijk van God. Maar is dat echt zo? Zou het zo werken in een rijk waar onverdiende goedheid alles bepaalt? Waarom geloof jij eigenlijk? Waarom zit je hier in de kerk? Waarom doe je je best om te geloven? Dat heeft alles te maken met hoe je tegen Gods rijk aankijkt. Misschien zeg je: ik dien hier om daar bediend te worden. Ik zet me hier op aarde voor God en voor de kerk in, en dat is soms best afzien, maar ik doe dat omdat ik later in de hemel wil komen. Want dat schijnt een heerlijke plek te zijn waar je lekker verwend wordt. Hoeveel kerkmensen zouden dit niet denken? Maar… als dat het niet is, hoe moet het dan wel?

 

Het lastige is, er bestaat niet zoiets als een verdienmodel bij het koninkrijk van God. Je kunt het niet verdienen. Het is puur goedheid dat het bestaat en het is puur goedheid dat jij daar naar binnen mag. Net zoals het puur zijn goedheid is dat Hij jou roept. Maar dit roept een nieuwe vraag op: waarom zou je dan geloven? Vraag je je dat nooit af? Er zijn verschillende antwoorden mogelijk. Het kan zijn dat je zegt: ik ben er mee opgegroeid, ik weet eigenlijk niet beter. Of iemand zegt: zonder geloof loopt het slecht met je af, dus ja ik blijf maar geloven. Ik merk dat veel jongeren met deze vraag bezig zijn, er doorheen moeten. Dat snap ik ook wel want zij staan op het punt dat ze moeten kiezen. Ga ik geloven of niet? Houd ik vast wat me geleerd is of laat ik het los? Maar ook voor mij blijft die vraag relevant: waarom doe ik dit? Waarom leef ik met God, zoek ik Hem, richt ik me op Hem? Als je met deze vragen worstelt, let dan op de boodschap van Matteüs 20: niet inzet betaalt zich uit, maar goedheid doet zich gelden.

 

Dit betekent dat geloven nooit een middel kan zijn. Een middel om iets anders te bereiken. Je kunt niet zeggen: ik dien hier om straks in de hemel bediend te worden. Wat is geloof dan wel? Geloven is oefenen. Nu geloven hier op aarde is oefenen met wat nu en altijd het doel is. Wat is dan het doel? Dat is: Gods goedheid prijzen. Niet alleen met woorden, maar heel diep vanuit je hart: je vindt het schitterend dat God goed is. Daar geniet je van. Vanaf dat je ontdekte dat God goed is ben je zielsblij met Hem. Je wilt dichtbij Hem zijn. Je bent onder de indruk en je raakt telkens weer onder de indruk van het eindeloos goede van God. En je bent niet alleen voor jezelf blij dat God goed is maar ook voor anderen. Omdat je ontdekt dat zijn goedheid de redding van deze wereld is.

 

Je moet jezelf echt eens afvragen of jij elke dag in die wijngaard van Matteüs 20 zou willen werken. Stel je hebt daar een dag gewerkt. Je bent zo’n ‘eerste’. Je hebt meegemaakt wat er aan het einde van de dag gebeurde. De volgende dag sta je ‘s ochtends weer op het marktplein. Hoop jij dat je weer bij deze heer mag werken? Zoeken jouw ogen de menigte af of je deze heer ziet aankomen? En hoop je dan dat hij jou vraagt, al was het maar omdat je aan het einde van de dag die bizarre goedheid weer wil zien? Of werk je liever voor een andere heer, een die betaalt naar werk? Ik zou het wel weten. Ik zou zo dicht mogelijk bij die goede heer willen zijn. Waarom zou ik naar een harde meester gaan? Een die niks weggeeft, een die het niks interesseert of ik wel genoeg heb om van te leven, een die alleen met zijn eigen winst bezig is. Voor zo iemand wil je toch niet werken? Maar besef wat het alternatief is. Bij die andere heer treedt je een wereld van goedheid binnen. Leven op de nieuwe hemel en aarde betekent leven in de nabijheid van continue goedheid. Mensen vragen zich soms af hoe het in de hemel is. Het is de plek waar Gods goedheid alles bepaalt. Goedheid zet de toon. Goedheid is de sfeer. Goedheid is het fundament. Goedheid is de spil waar alles om draait. Het is een rijk van goedheid. Soms denken mensen dat het koninkrijk van God een soort eeuwigdurend zingen is, met als volgende gedachte: ik weet niet of ik daar wel zin in heb. Wat het boek Openbaring ons schetst is een hemel vol continue aanbidding van Gods goedheid. Daarom is Gods vraag vanmiddag: accepteer je mijn goedheid? Voor jezelf en voor anderen? Prijs je mijn goedheid? Want alleen Gods goedheid bepaalt de toegang tot zijn rijk.

 

Maar wat moet je doen als het zo zit? Als alleen Gods goedheid toegang geeft tot zijn rijk. Misschien denk je: dan kun je dus niks doen. Toch wel. Je moet het zelfs doen wanneer je in Gods rijk wilt komen. Je moet blij worden met die goedheid. Het moet iets zijn waar je ontzettend van geniet. Dat is de enige manier om in Gods rijk te komen. Dat is ook logisch. Gods rijk is een rijk van goedheid. Zo is God en dat bepaalt dus de sfeer in zijn rijk. Het is een basisregel in Gods rijk: hier heerst goedheid en niets anders. Wat jij moet doen is ervoor zorgen dat je je daar thuis bij gaat voelen. In plaats van een soort kale inzet -ik doe hier op aarde mijn best en dan krijg ik straks een leven waarvan ik kan genieten- gaat het erom dat je leert genieten van God. De vraag is niet: zet jij je in, maar: hoe is het in je hart? God vraagt straks niet: heb jij wel je best gedaan om goed te geloven, maar: vertel eens, wat vind je nou van mij? Wat vind je van mijn goedheid? Mag ik met mijn liefde doen wat ik wil, dat ik die geef aan mensen die het totaal niet verdienen?

 

Dan is er maar één goed antwoord mogelijk: ja, Here, geef uw goedheid aan hen die er niets voor hebben gedaan. Jij hebt zelf toch ook niets gedaan waarmee je Gods goedheid verdient? Of dacht je dat soms? Dacht je dat je Gods goedheid verdiende met je geloof? Maar dan heb je er toch niets van begrepen? God onderhandelt toch niet met de mens? Wie nu niet van Gods goedheid houdt, heeft straks in zijn rijk niets te zoeken. God wil dat jij in je hart blij bent met hoe Hij is: goed.

 

Je ziet dat toch ook om je heen? Kijk maar naar mensen die gewoon blij zijn met wie God is. Die blij zijn met zijn goedheid, zijn genade, zijn liefde, die het mooie daarvan zien. Denk je eens in dat er geen hemel en geen hel zouden zijn. Geen leven na de dood. Geloven of niet geloven zou geen consequenties hebben. Zou jij dan nog geloven? Zou jij dan nog met God omgaan, zijn woord lezen, Hem prijzen in gebed en lied? Dat is het punt. Zou jij je leven met God willen doorbrengen ook als je leven hier op aarde het enige was? Gewoon omdat je geniet van wie Hij is: zo goed. Dan wil je toch bij Hem in de buurt zijn? Dat is dan toch je beloning: dat je elke dag mag genieten van zijn onvoorstelbare goedheid?

 

Ik kan me voorstellen dat dit een omslag in je denken vraagt. Als jij zegt: de enige reden dat ik geloof is omdat ik later in de hemel wil komen, dan zul je er direct mee stoppen als er geen hemel of hel zou zijn. Ik moet je vertellen: je zit in het verdienmodel. En waarschijnlijk vind je goedheid irritant. Je vindt dat gevaarlijke verwennerij: goedheid maakt mensen alleen maar lui. Zou het kunnen dat dit vooral voor jezelf geldt? Laat God met zijn goedheid doen wat Hij wil. Het is zijn risico of Hij mensen ermee bederft; hoewel ik de kans klein acht. Hoe kan Gods goedheid een mens nou bederven? Het echte probleem is juist dat wij verdienen gemakkelijker vinden dan leven van goedheid. Want verdienen is relatieloos. Als je de hemel kon verdienen hoefde je geen relatie te hebben met God. Maar dat is nu juist wat God wil: een relatie met ons. Mensen raken pas echt bedorven als ze geen relatie met God hebben. Dan bederven ook hun relaties met medemensen. Met die medemens gaan ze ook in een verdienmodel leven: als het me niks meer oplevert ben ik weg, wie mij iets aandoet krijgt hetzelfde terug, voor wat hoort wat. Verdienen -relatieloos- vinden we gemakkelijker dan leven van goedheid. Want dan raak je aan elkaar verbonden. Wie goedheid afwijst komt uiteindelijk niet in het koninkrijk. Gods goedheid doet zich gelden, dat wil zeggen: in Gods koninkrijk kun je niet om zijn goedheid heen. Gelukkig bevrijdt God ons van het verdienmodel. Gelukkig haalt Hij een streep door de relatieloosheid. God komt met zijn goedheid. En zijn vraag aan jou is of je daar blij mee bent.

 

De goedheid waar God mee komt is Jezus. Want hoe kan de heer van deze wijngaard zoveel uitdelen? Hij deelt geld uit waar geen opbrengst tegenover staat. Dat kan niet eindeloos zo doorgaan. Tenzij deze heer een Zoon heeft die ook in de wijngaard werkt. Een Zoon die zelfs als eerste geroepen werd. Een Zoon die aan de slag ging nog voor zijn Vader met de eerste dagloners kwam. Een Zoon die wat Hij verdient, door zijn vader laat uitdelen. Want wat deze Zoon wil is hetzelfde als zijn Vader: een plek creëren waar het leven goed is. Gelukkig zijn die eersten en laatsten die de vruchten willen plukken van Jezus’ werk. Amen.