Een man naar Gods hart

12 november 2023

God laat je nooit los. Want het gaat niet om wat er in ons hart is maar om wat er in zijn hart is.

Lezen: 1 Samuël 16:1-13, Psalm 89:20-30

Tekst: 1 Samuël 13:14

In deze dienst gaat het over koning David. Hij was ‘een man naar Gods hart’. Die uitdrukking kom je twee keer tegen in de Bijbel, in 1 Samuël 13:14 en in Handelingen 13:22. Beide keren gaat het over David, hij is een man naar Gods hart.

 

Wat betekent dat? Dat David precies de man is die God zich wenst. Gods hart wordt helemaal blij als Hij naar David kijkt. En dan denkt God: David is precies de man die Ik nodig heb, hem kan ik gebruiken voor de taak die Ik in gedachten heb. Wij zouden zeggen: Hij is de goede man op de goede plaats. God zegt: David is precies wat Ik nodig heb, een man naar mijn hart.

 

Een groter compliment kun je niet krijgen, dat God zegt: jou kan ik goed gebruiken, jij bent precies de mens die Ik nodig heb. Nu is de verleiding groot om te denken dat David iets bijzonders had, bepaalde eigenschappen of een bepaald karakter. We kennen David ook als dapper, hij beschermde de schapen tegen leeuwen en beren. We kennen David als iemand die vertrouwde op God, hij vocht met Goliat. En David hield van God, denk maar aan al die mooie Psalmen die hij gemaakt heeft. David was een held, een geloofsheld. Toch was dat niet waarom God hem uitkoos om koning van Israël te worden. Want de meeste van die dingen gebeurden pas nadat God hem gekozen had. Het gaat niet om wat er in Davids hart is maar om wat er in Gods hart is. David is een man naar Gods hart.

 

Dus wat zegt het over God, dat Hij juist David kiest? Dat God juist niet de helden uitkiest. Niet de sterke en stoere mensen, niet de alleskunners, niet de mensen met grote monden. Zo kiezen wij vaak. Op 22 november moeten we naar de stembus. En wij zijn maar al te vaak geneigd te kiezen voor mensen die er goed uit zien, die goed kunnen praten, die het goed doen in de peilingen. In het gedeelte dat we gelezen hebben gebeurt dat ook. De profeet Samuël gaat naar Isaï want de Here heeft een van zijn zonen uitgekozen om koning te worden. Een voor een komen er zeven stoere, sterke mannen langs en Samuël denkt iedere keer: dat moet hem zijn. Puur op het uiterlijk. Maar God zegt iedere keer: nee, die is het niet. Aan het eind is er nog één over, David, die bij de schapen in het veld is. Zijn vader dacht, die hoeft er niet bij te zijn want die wordt het toch niet. Maar als David bij Samuël komt zegt de Here: hem moet je zalven tot koning.

 

Wat zegt dit over Gods hart? Dat God juist oog heeft voor wie niets voorstelt, voor wie niet meetelt in de wereld van de grote mensen. God heeft juist oog voor wie niet stoer is, voor wie niet opvalt of bekend is. En God kiest juist hen uit om in hen zijn grootheid te laten zien. Een man of vrouw naar Gods hart is iemand in wie God zich groot kan maken. Als sterke, stoere mensen iets bijzonders doen zeg je: knap hoor. Maar als iemand die niet stoer of sterk is iets bijzonders doet zeg je: hoe kan dat nou? Nou dat is dus Gods kracht. Juist in zwakke, kleine, eenvoudige, onbetekenende mensen kan God laten zien hoe groot en sterk Hij is.

 

Dit zie je heel de Bijbel door. Mozes kwam niet goed uit zijn woorden, maar juist hem stuurt God naar de farao. Ruth was een buitenlandse, maar juist zij krijgt een plek in het voorgeslacht van Jezus. Petrus verloochende Jezus, maar juist hij wordt een belangrijke apostel. Paulus vervolgde de gemeente, maar juist hij is de belangrijkste schrijver van het Nieuwe Testament. God zegt telkens: hij of zij is precies wat ik nodig heb. Een man, een vrouw naar mijn hart. Wat God juist niet kan gebruiken zijn mensen die zichzelf groot maken en die zichzelf belangrijk vinden, die vinden dat ze heel wat betekenen. Kijk maar naar koning Saul, God zegt: jij mag niet langer koning zijn want door jouw gedrag zien de Israëlieten niet meer wie Ik ben. Saul staat als het ware tussen God en het volk in. Hij verduistert het zicht op God. Daarom kiest God David, een onopvallende jongen, niemand kent hem eigenlijk. God kiest juist hem om zijn goddelijke kracht zichtbaar te maken. Want als David een goede koning wordt, een groot koning, is voor iedereen duidelijk: dat heeft God gedaan.

 

Zo was het ook gegaan met Gods keus voor het volk Israël. Dat was een klein volkje dat niemand echt kende. Ze speelden geen enkele rol op het wereldtoneel. Sterker nog, het waren slaven in Egypte. Maar dan kiest God hen uit om hen tot een groot volk te maken. In Deuteronomium 7:7 staat: ‘Het is niet omdat u talrijker was dan de andere volken dat Hij u lief kreeg en uitkoos - u was het kleinste van allemaal!’ Ik moet ook denken aan wat er staat in 1 Korintiërs 1:27-29, dat gaat over de gemeente in Korinte. Paulus zegt: jullie zijn niet echt de aanzienlijkste inwoners van de stad. Wij zouden zeggen, het was klootjesvolk, mensen uit de achterbuurten. Waarom kiest God hen dan uit? Paulus schrijft: ‘Wat in de ogen van de wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om de wijzen te beschamen; wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om de sterken te beschamen; wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen.’ Dat laatste is het punt, dat de eer, de roem niet naar mensen gaat maar naar God. Dit geldt ook in Paulus’ eigen leven. In zijn tweede brief aan de Korintiërs heeft Paulus het over problemen in zijn eigen leven. dan denk je, als die problemen in Paulus’ leven nou overgaan kan hij nog meer voor God werken. Toch haalt God de problemen niet uit Paulus’ leven weg, Hij zegt: ‘mijn kracht openbaart zich juist ten volle wanneer iemand zwak is’ (2 Korintiërs 12:9). En Paulus heeft dit goed begrepen, hij zegt: ‘Dus laat ik mij veel liever voorstaan op mijn zwakheid, zodat de kracht van Christus in mij zichtbaar wordt’ (vers 10, NBV 2004).

 

Dus een mens naar Gods hart is iemand die nederig, zwak, eenvoudig en onbetekenend is, zodat God in hem of haar zijn kracht kan laten zien. Als zwakke mensen grote dingen doen dan zie je God aan het werk. Die uitdrukking, een man naar Gods hart, die maar twee keer in de Bijbel voorkomt, zegt iets heel belangrijks: het gaat niet om ons maar om God. Niet wat in ons hart zit geeft de doorslag maar wat in Gods hart is. Namelijk zijn liefde, zijn genade. Dit geeft mij rust. Want ik ken mijn eigen hart en dat is geen heilig hartje. Maar juist dan mogen we weten, God laat je nooit los. Kijk maar weer naar David. De man naar Gods hart heeft veel dingen verkeerd gedaan. Grote zonden. Met Batseba (2 Samuël 11-12), met de volkstelling (2 Samuël 24) en de eerste keer toen hij de ark naar Jeruzalem wilde halen (2 Samuël 6:1-11). Maar God liet hem niet los. God laat je nooit los. Hoe groot je zonden ook zijn, hoe bont je het ook maakt. Het gaat om wat er in Gods hart is, namelijk zijn eeuwige liefde. Je moet van David geen held maken, geen heilige, want dat was hij niet. Het wonder is juist dat God David uitkoos om een heilige van hem te maken. Als Samuël al die zonen van Isaï aan zich voorbij ziet lopen, zegt de Here: de mens kijkt naar het uiterlijk, maar Ik kijk naar het hart. En dan nog gaat het dus niet om een hart dat zo sterk gelooft of uit zichzelf gericht is op de Here. Nee, het gaat om een hart dat de Here kan gebruiken, dat de Here kan vullen met zijn Geest. Zo eindigt het verhaal van 1 Samuël 16 ook: ‘Van toen af aan was David doordrongen van de geest van de HEER’ (vers 13). God kiest het geringe, het zwakke en nederige en blaast het vol met zijn Geest om met dat kleine iets groots te doen.

 

Dus blijf je niet groot voordoen. Niet tegenover God, niet tegenover mensen. Ik denk aan David die in zijn onderkleed danst voor God als de ark -bij de tweede poging- naar Jeruzalem gehaald wordt  (2 Samuël 6:12-23). Wij zouden zeggen, David staat in zijn hemd. En dat vond zijn vrouw Michal ook. Maar David doet zich niet groot voor. Dat zou hem ongeschikt hebben gemaakt voor zijn taak. Want wie zich groot voordoet, loopt het risico aan Gods liefde voorbij te kijken. Wie zich groot houdt heeft geen behoefte aan genade. Vragen om genade, smeken om genade voelt zwak; dat lukt niet als jij je groot houdt. Mensen naar Gods hart weten dat ze Gods liefde en genade nodig hebben. Ze weten dat ze Gods Geest nodig hebben. Ze weten dat ze Jezus nodig hebben, de redder van hun zonden. Ook Jezus was niet beroemd of knap, Hij had geen grote mond, Hij was niet stoer en Hij viel niet op (Jesaja 53). Eigenlijk net als David, je keek Hem zo voorbij. God doet dat bewust. Want voor genade moet je op je knieën. Genade is niet voor krachtpatsers maar voor wie van zichzelf weet een zwakkeling te zijn. Daarom heeft Gods genade de vorm van een kwetsbaar mens. Paulus zegt hierover in 1 Korintiërs 1:25: ‘het dwaze van God is wijzer dan mensen, en het zwakke van God is sterker dan mensen.’ Dat gaat over Jezus. Opvallend genoeg zegt God bij de doop van Jezus iets dat erg lijkt op wat Hij over David zegt. David is ‘een man naar Gods hart’, van Jezus zegt God: ‘in Hem vind Ik vreugde’ (Matteüs 3:17). Gods genade maakt eenvoudige mensen belangrijk, maakt zwakken sterk, maakt nederigen van betekenis.

 

En als je dan sterk bent geworden, belangrijk en van betekenis, vergeet dan nooit waar het vandaan komt. Het komt niet uit jezelf maar het komt bij God vandaan. Succes is niet verkeerd, bekend of beroemd zijn is niet verkeerd. Maar blijf altijd zeggen: dit is Gods kracht in mij; wat jij zo bewonderd in mij is wat God geeft. Je verwijst naar God. Want het gaat om Hem, dat Hij de eer krijgt die Hem toekomt. Ga het maar oefenen: Hij moet wassen, ik moet minder worden. Dat zei Johannes de Doper toen de mensen meer naar Jezus gingen dan naar hem. ‘Hij moet groter worden en ik kleiner’ (Johannes 3:30). Wie zo leeft, is een mens naar Gods hart. Amen.