Geloven heeft zin: de belofte staat nog open

31 december 2014

Vijf bijzondere momenten in de geschiedenis laten ons zien dat de belofte van rust ook vandaag nog openstaat.

Lezen: Hebreeën 4:1-11

Tekst: Hebreeën 4:1-11

Waar zitten wij in de tijd van God? Stel ik maak een tijdbalkje met helemaal links de schepping en helemaal rechts de wederkomst van Jezus en het eeuwig koninkrijk van God. Een paar vaste punten zet ik er al op: de zondeval en het kruis van Christus. Nu is het niet zo moeilijk, wij zitten tussen het kruis van Christus en de wederkomst.

 

Deze jaarwisseling is dus niet zo heel anders dan al die andere die je al hebt meegemaakt. Toch is iedere jaarwisseling weer een belevenis. Voor sommigen vanwege het vuurwerk, voor anderen omdat er op zo’n avond allerlei gedachten door je hoofd gaan. Je sluit een jaar af waarin er van alles is gebeurd. Dat kunnen moeilijke en verdrietige dingen zijn zoals het sterven van een geliefde, of een periode van ziekte, of verlies van je werk. Maar het kunnen ook mooie dingen zijn zoals de geboorte van een kind, of je bent dit jaar getrouwd, of je werd opa of oma, of je deed examen en begon aan een opleiding. Het zit allemaal in je hoofd en op een avond als deze sta je daarbij stil.

 

Wat heeft God daarmee te maken? Ook dit jaar -2014- was een jaar op die tijdbalk van God. En ook het jaar dat komt -2015- is een jaar op die tijdbalk van God. Voor de duidelijkheid, het kan natuurlijk goed zijn dat het streepje van de wederkomst veel dichterbij moet staan. Ik heb voor het gemak 2014 en 2015 even in het midden gezet. Want wat ik wil gaan doen in deze preek is Hebreeën 4 in deze tijdbalk tekenen. In Hebreeën 4 gaat het over rust. Misschien verlang je daar nog wel het meest naar, een jaar van rust. Wat hollen wij vaak achter onszelf aan. Dat kan komen door je werk of door je gezin. Maar je kunt ook verlangen naar rust omdat je een gevecht moest leveren met ziekte, in jezelf of in het gezin of de familie. Rust bestaat voor ons vaak uit momenten, kostbare momenten. In Hebreeën 4 wordt die kostbare rust je beloofd als een leven. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt: span je in om die rust binnen te gaan. Dat klinkt tegenstrijdig, daar kom ik nog op terug. Maar wat hier vooral wordt gezegd is dit: je inspannen om die rust binnen te gaan heeft zin, want de belofte van rust staat nog open.

 

De belofte van Psalm 95: er is een land van rust voor christenen

De boodschap van Hebreeën 3 was: pas -met elkaar als gemeente- op voor ongeloof, voor afhaken op het laatste moment. Maak niet de fout van de Israëlieten die op het punt stonden het beloofde land binnen te gaan maar op dat moment Gods belofte gaan wantrouwen. Psalm 95 speelde in hoofdstuk 3 een grote rol. Je zou kunnen zeggen: Psalm 95 is de tekst voor de preek van hoofdstuk 3. Maar ook nog voor hoofdstuk 4. Op 21 december ging het over de waarschuwing van Psalm 95: maak niet dezelfde fout als de Israëlieten, vandaag gaat het over de belofte van Psalm 95: er is een land van rust voor christenen. Dat land ga je binnen door geloof. En je inspannen om te blijven geloven heeft zin, want de belofte van binnengaan staat nog open.

 

Rust is het beginwoord en eindwoord van de geschiedenis

Ik ga nu wat er gezegd wordt in Hebreeën 4 op de tijdbalk van de geschiedenis plaatsen. Het gaat dan over de rust die God de mens wil geven. Die rust wordt in Hebreeën 4 in vijf vormen beschreven, in vijf gedaanten. Dat zijn:

 

scheppingsrust

misgelopen rust

onvolmaakte rust

opnieuw rust

openstaande rust

 

Ik hoop dat je direct ziet dat rust het beginwoord en het eindwoord van de geschiedenis is. De net geschapen wereld was een wereld van rust. Deze rust komt terug na de wederkomst van Christus, in het koninkrijk van God. Daar zou ik ook nog het woord rust kunnen neerzetten op de tijdbalk. Maar ik houd me even bij de vijf momenten die Hebreeën 4 in de geschiedenis aanwijst om te laten zien dat de belofte van rust ook voor ons nog openstaat. De rust in het koninkrijk van God is ook niets anders dan de vervulling van de openstaande belofte van rust.

 

    Scheppingsrust

Laten we gaan kijken naar het eerste moment op de tijdbalk: de scheppingsrust. Je komt die tegen in Hebreeën 4:4. De schrijver van de Hebreeënbrief zegt aan het eind van vers 3: toen God de wereld geschapen had in zes dagen was Hij daarna klaar, kon God gaan rusten. Want, vers 4: ‘Over de zevende dag wordt immers ergens gezegd: ‘En op de zevende dag rustte God van al zijn werk.” Dus rust bestaat vanaf het begin van de wereld. We ontdekken hier ook wat rust is. Rust is niet alleen de afwezigheid van werk, het is ook het genieten, het vieren van het leven. Wat God betreft is het ook het vieren van de omgang met de mens. Rust is Gods bruidstijd met de net geschapen mens. Rust is feest. Rust is iets niet, en het is iets wel. Dat laatste is belangrijk anders zou je denken dat rust vooral een zalig nietsdoen is. Een grote leegte. Nee, rust is de afwezigheid van werken en het vieren van het leven. Genieten van het leven. Werken is de vloek die over de wereld kwam bij de zondeval. Natuurlijk kun je enorm genieten van je werk maar de mens is geschapen om te genieten. Om het leven te vieren. Samen met God. Zonder dat de mens moest werken om zichzelf in leven te houden. Denk aan de tijd van het paradijs, Adam en Eva hoefden niet te werken, zij vierden iedere dag het leven.

 

Zo zie ook dat moeite, zorgen, ziekte en verdriet je je rust kosten. Niet alleen je nachtrust, maar ook overdag. Want dat verstikt het vieren van het leven, het genieten van het leven. Daarom is rust voor ons ook dat je vrij van zorgen bent, vrij van lasten, vrij van trauma’s en moeilijke herinneringen. Voor de Israëlieten was rust de bevrijding van het slavenwerk dat ze in Egypte moesten doen. In Egypte werden ze afgebeuld en onderdrukt, werden ze voortdurend opgejaagd. Ze maakten korte nachten en lange dagen. Ze mochten niet even gaan zitten voor een boterhammetje. Het was werk, werk, werk. Denk je dat zij nog van het leven konden genieten? Vergeet het maar.

 

    Misgelopen rust

Als God hen dan bevrijdt, zegt Hij: ik beloof jullie een land van rust. In Hebreeën 4 gaat het telkens over ‘binnengaan’ in de rust. Daar zit het idee achter dat die rust gevonden wordt in een land. Voor de Israëlieten was dat het land Kanaän. Daar zouden ze rust krijgen. Maar we ontdekten bij de preek over hoofdstuk 3 dat dit vreselijk misging. Numeri 14 beschrijft dat: als de Israëlieten de verhalen van de verspieders horen worden ze bang en beginnen ze te klagen en te jammeren en ze stellen een leider aan om terug te gaan naar Egypte. Daardoor loopt deze generatie de beloofde rust mis. In Hebreeën 4 zie je dat staan in vers 6b. Vanwege hun ongehoorzaamheid zijn zij het land van rust niet binnengegaan.

 

    Onvolmaakte rust

Veertig jaar later wordt het volk alsnog onder Jozua Kanaän binnengeleid. Hebreeën 4:8 zegt: en toch was dit niet de volmaakte rust. Want nog steeds moesten de Israëlieten werken voor hun brood. Hoewel het land Kanaän geologisch gezien veel meer dan bijvoorbeeld Egypte afhankelijk was van Gods zegen. In Egypte had je de rivier de Nijl, de Egyptenaren groeven zich een ongeluk om allemaal kanaaltjes aan te leggen voor irrigatie. In het bergachtige Kanaän kon dat niet, daar moet je het hebben van regen en dauw. Maar God beloofde dat te geven en zo voor zijn eigen volk te zorgen. Zonder grote inspanningen konden ze onder hun eigen wijnstok zitten. Kanaän was een land dat vloeide van melk en honing, een land met een natuurlijke vruchtbaarheid. Toch was dit prachtige land nog niet de volmaakte rust. Denk aan de oorlogen die de Israëlieten telkens weer moesten voeren met alle spanningen en verliezen van dien. Ze hadden zelf een deel van de Kanaänieten in leven gelaten waardoor ze geen rust van hun vijanden kregen. In ieder geval kan de schrijver van de Hebreeënbrief zeggen: Kanaän was nog niet de volmaakte rust.

 

    Opnieuw rust

Maar dan zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: wacht eens even. In Psalm 95 zegt David: ‘Horen jullie vandaag zijn stem, wees dan niet koppig’ (vers 7). David zingt daar over Numeri 14, toen het volk door koppig ongeloof terug de woestijn in moest. Maar David zegt dan tegen de Israëlieten in zijn tijd: daar moeten jullie ook voor oppassen. Want door ongeloof, door wantrouwen loop je de rust die God je wil geven mis. Op grond daarvan zegt de schrijver van de Hebreeënbrief: dus had Jozua het volk nog niet in de volmaakte rust gebracht anders zou David die oproep niet kunnen doen, David leefde immers na Jozua. Maar als Jozua het volk niet in de volmaakte rust had gebracht, en David zingt: ‘Hoor je vandaag Gods stem, wees dan niet koppig’ -oftewel, ga door geloof Gods rust binnen- dan staat die belofte van rust blijkbaar nog steeds open. Vanaf de tijd van David tot aan de tijd van de Hebreeën. Zelfs tot nu aan toe, oudjaar 2014.

 

    Openstaande rust

Dat is de conclusie waar de schrijver van de Hebreeënbrief bij uitkomt. Kijk maar in vers 9: ‘Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust.’ Bedenk wat een enorme genade van God dit is. Dat begint er al mee dat God zijn rust wil delen met de mens. God houdt de rust van de zevende scheppingsdag niet voor zichzelf. Hij wil het genieten van zijn wereld, het vieren van het leven, delen met de mens. Gods genade zie je opnieuw wanneer het volk onder Jozua alsnog Kanaän binnen mag gaan na het ongeloof van Numeri 14. Maar eenmaal in Kanaän gaat het ongeloof gewoon verder. Moet je eens lezen bij de profeten hoe slecht het volk met de sabbat omging (Jesaja 58). En met het sabbatsjaar. Elk zevende jaar moest het land braak blijven liggen, mocht er niets geplant of geoogst worden. Maar omdat Israël zich daar niet aan houdt moeten ze in ballingschap (Leviticus 26:34-35, 2 Kronieken 36:21). Juist in het houden van het sabbatsjaar had kunnen blijken dat het volk op God vertrouwde. Een heel jaar niets planten of oogsten, hoe eet je dan? Weet je wat God had gezegd: ik geef je zoveel in het zesde jaar dat je daar het zevende van kunt eten, in het achtste van kunt zaaien en in het negende nog van kunt leven (Leviticus 25:19-22). Maar dat vraagt veel vertrouwen op God. Het ontbrak de Israëlieten eraan. Toch blijft God het in zijn genade zeggen tegen de mensen in de tijd van David, tegen de Hebreeën, maar ook tegen ons vandaag: ‘Hoor je vandaag mijn stem, verhard je hart dan niet. Vertrouw op mijn goedheid.’ Want de belofte van rust staat nog open. De exegese van Psalm 95 wordt evangelie in de handen van de Hebreeënschrijver. Hij laat zien: je inspannen heeft zin, want de belofte staat nog open.

 

Span je in voor deze rust

Dit is de huidige stand van zaken. Wij leven in het tijdvak van de nog openstaande belofte van binnengaan in de rust. De Hebreeën in de eerste eeuw leefden ook in dat tijdvak, we leven in hetzelfde tijdvak. Vannacht gaan we van 2014 naar 2015, maar wat hetzelfde blijft is dat God vandaag en morgen tegen je zegt: span je in om mijn rust binnen te gaan. Een rust die in Jezus Christus een nog diepere laag heeft gekregen dan in de tijd van David. Jezus verlost van de vloek van de zonde, Hij is de hogepriester bij God in de hemel. Hij wil je bevrijden van zonde die je achtervolgt en van schuld die je opjaagt en je hart onrustig maakt. Het is de belofte van Hebreeën 4:10, daar staat: ‘En wie is binnengegaan in zijn rust, vindt rust na zijn werk zoals God na het zijne.’ Als Jezus je bevrijdt van je zonde en schuld dan kun je het leven gaan vieren. Jezus zegt: ‘Kom tot mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven’ (Matteüs 11:28). Dat is de nog diepere laag achter die oproep om je in te spannen Gods rust binnen te gaan.

 

Nu lijkt dat een innerlijke tegenstrijdigheid, moet je je inspannen om rust te krijgen? Ik zou daar nog even op terugkomen. Op zich is het helemaal niet zo gek dat je je moet inspannen om rust te krijgen. Als je op vakantie gaat span je je vaak ook eerst in om daarna rust te krijgen. Eerst pak je alles in en maak je een lange reis, daarna ga je relaxen op je bestemming. Nu gaat het met die rust van God net iets anders. De inspanning die hier van je gevraagd wordt is deze, dat je je in vertrouwen aan God overgeeft. Misschien denk je: dan valt het best mee met die inspanning. Het is de inspanning van het geloof, dat je vertrouwt op Gods belofte. Dat je ervan uitgaat dat God het goede met je voorheeft. Maar vergis je niet, dat vraagt een behoorlijke inspanning van zondige mensen. Denk aan de Israëlieten die niet vertrouwden op Gods belofte dat Hij hen het land Kanaän zou geven. Zou jij niet bang zijn geweest voor die reuzen? Ik heb eerder aangewezen waar voor ons de moeite kan zitten, namelijk dat we ons afvragen: is het leven in de hemel wel beter dan het leven hier op aarde? Vertrouwen op God kost inspanning. Het is net als met dat spelletje waarbij je je in vertrouwen achterover laat vallen in de armen van degene die achter je staat. Dat lijkt misschien gemakkelijk, je hoeft je alleen maar achterover te laten vallen, maar dat kost mentaal best inspanning.

 

Op diezelfde manier moeten wij ons inspannen voor het binnengaan in de rust van God. Denk je niet dat de Israëlieten zich enorm moesten inspannen om zich aan het sabbatsjaar te houden? Dat vroeg zoveel vertrouwen op God. Ze moesten zich tot het uiterste inspannen om geen nieuwe aanplant te doen. Dat geldt toch ook voor ons? Wie van ons durft zomaar een jaar lang niet te werken? Dan heb je aan het eind toch geen geld meer om van te leven? Of halverwege al niet meer. Nu vraagt God dit ook niet van ons, niet in die hele concrete vorm zoals Hij dat van Israël vroeg. Maar wat wij wel ontdekken in de bijbel en heel nadrukkelijk in Hebreeën 4, is dat de mens geschapen is om te rusten. Niet om te werken. Dat denken we ondertussen misschien, wij vinden het vanzelfsprekend om te werken. Maar de bijbel laat zien dat in werken iets van een vloek zit (Genesis 3:17-19). De vloek van de zonde. Het begin en het eind van de geschiedenis bestaat uit rust. De mens is geschapen om te rusten. Dan bedoel ik niet om te luieren. Rust is iets niet, en het is iets wel. Rust is niet dat je opgejaagd wordt door je zonde en je schuld, door ziekte en moeite. Rust is wel genieten van het bevrijde leven dat God je wil geven. Rust is het vieren van het leven. Rust is leven met God en genieten van het leven met God. Dat begint voor ons heel concreet op de zondag. De dag die God speciaal heeft bestemd voor het vieren van het door Hem bevrijde leven. Lukt jou dat? Kun jij in vertrouwen op Gods goede zorg het werk van door de week dan neerleggen? Durf jij het leven te vieren? Bedenk eens wanneer jij voor het laatst zo de zondag vierde. Als een daad van vertrouwen op Gods goede zorg voor jou. De zondag ‘vieren’ dat zou eigenlijk net zoiets moeten zijn als ‘vakantie vieren’. Oefen daarmee. Oefen je vertrouwen op God. Dat geldt ook voor door de week, als je aan het werk bent of op school zit. Vertrouw jij voor je werk op Gods hulp? Of denk je dat je het zelf moet zien te maken in je leven? Werken vinden we vaak vanzelfsprekend, maar de mens is geschapen om het leven te vieren. Als dominee zou ik het goede voorbeeld moeten geven. Ik zou moeten voorgaan in het vieren van het leven, daar ben ik voor vrijgesteld. Namens u allen werk ik niet maar vier ik het leven, dat is dominee zijn. Dat kost mij nog inspanning genoeg. Je begrijpt het wel: span je in om het leven te vieren. Met God. Leef meer naar voren, naar het koninkrijk van God. Dat heeft zin, want de belofte van rust staat nog open. Amen.