Gemeente zijn!

22 september 2019

Als je lid bent van de gemeente mag je daar niet in je hoofd of hart afstand van nemen. Want je hebt je eigen functie.

Lezen: 1 Korintiërs 12:12-27

Tekst: 1 Korintiërs 12:27

In deze eerste inleidende preek over ons jaarthema wil ik het hebben over het wij- en het zij-gevoel dat je bij de kerk kunt hebben. Een wij-gevoel wil zeggen dat je je thuis voelt in een groep. Je hebt het idee dat je erbij hoort. Als het gaat over de kerk zeg je: dit is mijn gemeente. Daar klinkt iets van trots in door. Je bent blij met de kerk. Je bent blij dat jij erbij hoort en je vindt het fijn om hier te zijn. Als je over de kerk praat gebruik je het woordje wij: ‘wij zingen al een paar jaar opwekking, wij hebben sinds kort vrouwelijke diakenen.’

 

Heel anders is het zij-gevoel. Het zij-gevoel wil zeggen dat je je niet thuis voelt in de gemeente. Je voelt je erbuiten staan. Je hebt voor jezelf het idee dat je niet meetelt. Dat is een naar gevoel. En waar het ook precies mee begonnen is, je merkt dat dit gevoel zich ook versterkt. Je gaat zelf ook meer afstand nemen. Dat komt tot uiting in hoe je praat over de kerk, namelijk in de zij-vorm: ‘ze moeten daar eens wat aan doen.’ Of: ‘ze doen toch wat ze zelf willen.’

 

Deze gevoelens gaan dieper dan het wel of niet ergens mee eens zijn. Je kunt bij bepaalde ontwikkelingen in de kerk je vragen hebben, en toch dat wij-gevoel hebben: het is en blijft jouw gemeente. Omgekeerd is het lastiger, je vindt dat dingen anders zouden moeten in de kerk, dat gebeurt niet en dus neem je afstand. Ik denk dat je altijd één van beide gevoelens hebt. Misschien dat het soms wat sterker is dan op andere momenten, maar let maar eens op je eigen spreken over de kerk: gebruik je het woordje wij of het woordje zij?

 

Nu zegt de apostel Paulus in 1 Korintiërs 12: als je lid bent kun je je helemaal niet van de gemeente distantiëren. In vers 27 schrijft Paulus: ‘u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.’ Als je lid bent van de gemeente mag je daar niet in je hoofd of hart afstand van nemen. Want je hebt je eigen functie. Jij bent noodzakelijk. Je kunt niet gemist worden. Voel je verantwoordelijk voor de gemeente. Zij hebben jou nodig en jij hebt de anderen nodig. Het voorbeeld van het lichaam maakt dat duidelijk. Stel dat mijn hand in gedachten afstand zou nemen van de rest van mijn lichaam, dat mijn hand zou denken: wat ze allemaal doen daar in dat lichaam daar ben ik het totaal niet mee eens. Daar hoor ik niet bij. En mijn hand deed niet meer mee. Dat zou behoorlijk vervelend zijn. Nu komt dit gelukkig bijna niet voor in het menselijk lichaam. Een enkele keer wel, niet met een hele hand, maar met weefsels; dat noemen we dan ook gelijk een ziekte: een auto-immuunziekte. Dat betekent dat je lichaam zich tegen zichzelf keert. Je lichaam maakt zichzelf ziek, het breekt zichzelf af. Dat is een ernstige ziekte. Dan hoop je maar dat er medicijnen voor jou zijn.

 

In de gemeente heb je dat soms ook. Ik noemde dat het zij-gevoel: ‘wat ze allemaal doen en besluiten moeten ze zelf weten maar ik hoor daar niet bij.’ De apostel Paulus zegt: in een gezond lichaam bestaat dat niet. In een gezond lichaam heeft ieder lichaamsdeel zijn eigen functie en doet ook wat bij die functie hoort (een functie is een taak die past bij een eigenschap). Voorbeelden uit het lichaam kunnen dat duidelijk maken. De functie (taak) van je voeten is dat ze je ergens brengen. De taak van je ogen is dat ze je laten weten wat er om je heen te zien is. De taak van je neus is om je te laten ruiken welke geuren er om je heen zijn. Dat kan de geur zijn van een taart die net uit de oven komt, het kan ook een brandlucht zijn die je waarschuwt. Zo heeft ook ieder in de gemeente een plek. Sommige mensen brengen ons ergens. Anderen vertellen ons wat er om ons heen te zien is. Weer anderen vertellen ons waar we van kunnen genieten of waar we voor op moeten passen. God wil dat ieder zich verantwoordelijk voelt voor het geheel van de gemeente.

 

Daarom zijn de verschillen tussen mensen ook de bedoeling. Als we allemaal gelijk waren, waren we heel eenzijdig. Misschien denk je: dat is handig, dan hadden we ook weinig gedoe. Als je dan ook nog eens allemaal hetzelfde denkt hoef je ook nergens meer over te praten. Maar even terug naar het voorbeeld van het lichaam, als alle lichaamsdelen hand waren en je probeert dat wat aan elkaar te denken dan krijg je iets heel geks. Of misschien kan dat niet eens aan elkaar. Dan heb je dus een bergje handen. Dat is geen lichaam. Ik zou niet naar een bergje levende handen willen kijken. Het kan ook niks. Ja het kan pakken, heel veel pakken, maar het kan niet zien wat het moet pakken. Het kan ook niet ergens naar toe lopen om het te pakken. Paulus zegt dit zo: ‘Als het hele lichaam oog zou zijn, waarmee zou het dan kunnen horen? Als het hele lichaam oor zou zijn, waarmee zou het dan kunnen ruiken? God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde. Als ze met elkaar slechts één lichaamsdeel zouden vormen, zou dat dan een lichaam zijn? Het is juist zo dat er een groot aantal delen is en dat die met elkaar één lichaam vormen’ (1 Korintiërs 12:17-20). De verschillen zijn de bedoeling. Het zit ook in het kunstwerk hier voor op de preekstoel. De mensen onderin het schilderij hebben verschillende kleuren want ieder gemeentelid is uniek. Van geen één van ons bestaat er een tweede. En die verschillende kleuren zitten allemaal in dat ene hart. Dat stelt de gemeente voor: een eenheid die zich met liefde in Gods handen legt. Om Hem te loven, te prijzen en om mooi te zijn voor Hem.

 

De verschillen zijn dus de bedoeling, maar dit is nog maar de helft van het verhaal want die verschillen moeten aanvullend worden gebruikt. ‘Wat ik niet kan, kan jij juist goed, we hebben elkaar nodig.’ In een bekende TV-commercial van de overheid werd een aantal jaar geleden gezegd: de maatschappij dat ben jij. Daarmee wilde de overheid zeggen: voel je verantwoordelijk voor de samenleving. En neem ook je verantwoordelijkheid. Als je rommel op straat ziet liggen kun je zeggen: daar moeten ze eens wat aan doen. Je kunt het ook zelf opruimen. Als je ziet dat iemand wordt lastig gevallen op straat, kun je zeggen: ze moeten eens zorgen voor meer blauw op straat. Je kunt er ook zelf op afstappen. Met een variatie op die commercial is de boodschap vanochtend: de kerk dat ben jij. Niet in de ze-vorm praten, maar je verantwoordelijk voelen voor het geheel en je verantwoordelijkheid ook nemen. Met de woorden van de tekst: u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.

 

Waarom wil God dit? Omdat verbondenheid mooi is en verwijst naar Hem. Onverbondenheid is lelijk. Deze tekst corrigeert me. Ik zeg het ook wel eens als ik met een collega zit te bellen: ‘in Heemse zijn ze daar niet zo van.’ Dat klinkt niet aardig. Deze tekst corrigeert je wanneer je in je denken of spreken afstand neemt van de gemeente. Jezelf daar even buiten plaatst. Onverbondenheid staat lelijk, eenheid is juist mooi. Eenheid verwijst naar God, naar zijn kracht en zijn liefde. Want eenheid brengen we niet zelf op. Het is Gods liefde die we doorgeven. Het is Gods kracht waarmee we elkaar de hand reiken en elkaar in de ogen zien. Maar wat geeft dat een energie! Verbondenheid maakt enthousiast. Het wij-gevoel maakt dat je mee wil doen, je in wil zetten. Dan gebeurt er iets. Dan komen er krachten vrij die stimuleren. De tekst van vanmorgen nodigt uit om mee te doen. Roept je erbij, haalt je erbij. Het wij-gevoel geeft energie. En dan gebeuren er dingen: de gemeente bloeit op.

 

Je voelt wel, op de achtergrond van deze preek speelt de vraag: hoe verhoud jij je tot de gemeente? Welk gevoel heb jij bij de gemeente? En wat vind je daar zelf van, ben je daar blij mee of wil je het eigenlijk wel anders? En hoe ga jij om met die boodschap van 1 Korintiërs 12: je hebt een plek in de gemeente, een functie in het geheel. Ben je bereid om te ontdekken wat jouw rol in de gemeente is, waar jij op je plek bent met de gaven die God je heeft gegeven? Laat je niet misleiden door minderwaardigheidsgevoelens; dat niemand op je zit te wachten, dat je nooit ergens voor gevraagd wordt. Omgekeerd betekent dit ook dat we ieder in de gemeente zien staan en dat we elkaar in de gemeente accepteren (zelfs de leden die het meest van elkaar verwijderd lijken te zijn -hoofd en voeten, vers 21- hebben elkaar hard nodig). In beide dingen probeert de zonde zijn doorwerking te krijgen en onverbondenheid te creëren. Dat kan vanuit jezelf gebeuren, die minderwaardigheidsgevoelens, het kan ook van de andere kant komen, mensen gunnen je geen plek. Het evangelie wil dit doorbreken, 1 Korintiërs 12 zegt: er is voor ieder plek in de gemeente. Anders had jijzelf hier toch ook niet gezeten? Lid zijn van het lichaam betekent daar deel van uit maken. Jezus zegt dit zelf. Het woord kerk komt van het Griekse woord kuriakè, wat van Kurios (Heer) komt. Kuriakè betekent: wat van de Heer is. De kerk is niet van mensen maar van Jezus. Hij maakt daar de dienst uit. Als Hij zegt dat er voor ieder gemeentelid plek is dan is dat zo.

 

Daarom is het niet goed als je afstand in stand houdt en maar blijft praten over ‘ze’. Daarmee raak je niet alleen de gemeente en je broeders en zusters, maar ook Jezus. Jezus heeft veel gegeven voor de gemeente, Jezus heeft de gemeente eindeloos lief. De gemeente is kostbaar voor Hem en daarom is Hij zuinig op zijn gemeente. Afstand nemen van de gemeente heeft daarom ook iets in zich van afstand nemen van Jezus. Is dat nou echt wat je wil? Nu kun je het heel moeilijk hebben met de kerk, daar wil ik niet gemakkelijk over doen. Er kunnen dingen gebeurd zijn en je kunt (terechte) kritiek op de kerk hebben waardoor je het moeilijk vindt om mee te doen en jezelf te geven. Want dat betekent dat je je kwetsbaar opstelt, je wilt niet weer teleurgesteld worden of nog meer teleurgesteld worden. Toch hoop ik dat je er nog eens over na wilt denken. De kerk is van de Heer: kuriakè. En ja, je hebt in de kerk met mensen te maken. De kerk is een samenleving van mensen die door God bij elkaar zijn gebracht, waarin Hij centraal staat en waarin Hij aanbeden wordt. Daarmee is de kerk een voorbode van de nieuwe hemel en aarde. Wanneer je worstelt met de kerk, laat het je dan bemoedigen dat de kerk van Jezus is. Hij houdt zijn gemeenten in de gaten, Hij geeft zijn liefde in de gemeenten, zijn liefde die mensen verandert.

 

Zo mogen we dit nieuwe jaarthema beginnen. Gemeente zijn! - met een uitroepteken er achter. Want wij zijn het gewoon: gemeente van onze Heer. Door Hem geroepen, door Hem bij elkaar gebracht, door Hem aan elkaar gegeven. Concrete uitwerkingen van deze preek zijn de volgende. Let om te beginnen eens op je manier van praten over de kerk; en daarachter je manier van denken. Vervolgens, geef jezelf met je gaven in de gemeente. Wat ook belangrijk is: meedoen, er zijn. En als laatste, help en laat je helpen. De ander heeft jou nodig maar jij hebt die ander ook nodig. Laten we komend seizoen proberen onze gaven te ontdekken -al die verschillende gaven- en laten we daarmee onze plek in de gemeente innemen. Wie zich verantwoordelijk voelt voor de gemeente en ook zijn verantwoordelijkheid neemt, die ontdekt wat het hart is van gemeente zijn: God liefhebben en de naaste als jezelf. Amen.