Gemeenteopbouw vanuit voorraad

16 november 2014

Jezus wil zijn gemeente laten opbouwen vanuit wat er is. Want geef je aandacht aan wat je mist dan wordt dat groter, geef je aandacht aan het waardevolle dat er is dan wordt dat groter.

Lezen: 1 Korintiërs 1:4-9

Tekst: Matteüs 13:52

Ik wil de preek beginnen door u iets te vertellen over waar we als kerkenraad op dit moment mee bezig zijn. Vorige week vrijdag en zaterdag hebben we als kerkenraad een bezinningsweekend gehad, en het onderwerp was Waarderende Gemeenteopbouw naar aanleiding van het boekje Goede Wijn van Jan Hendriks. Wie op de gemeenteavond van 18 september is geweest herkent het wel. Toen heb ik er ook iets over verteld en hebben we het ook geoefend met elkaar.

 

Hoe kijk je naar de gemeente?

Nu is dit niet een onderwerp zoals we eerder onderwerpen hebben gehad (jaarthema’s). Ik zei al: het is meer iets om te oefenen. Het is niet een thema zoals Identiteit in Christus of Verbondenheid of Liefde en Trouw om maar eens wat thema’s van de afgelopen jaren te noemen. Waarderende Gemeenteopbouw is meer een methode. Het is een manier van met elkaar omgaan, van met elkaar in gesprek komen. Het is een manier van gemeente zijn. Het is maar heel beperkt theoretisch, het is vooral heel praktisch. Het boekje Goede Wijn is uiteindelijk ook maar heel dun. Het reikt vooral iets aan wat je kunt doen, hoe je zelf aan de gemeente kunt bouwen. Want dat is het aardige, iedereen kan dit en je kunt er op elk moment mee beginnen. Het is maar net hoe je wilt kijken. En hoe wij als kerkenraad willen kijken.

 

Wat is Waarderende Gemeenteopbouw, wat houdt het in? Wat is die manier van kijken? Het grote punt is: kijk je naar wat er niet is of kijk je naar wat er wel is? Stel een gemeente krimpt. Zeg je dan: waarom gaan mensen weg, of vraag je aan de mensen die blijven: wat houdt jullie hier? Dat is een groot verschil. Begin je bij een probleem of begin je bij het waardevolle dat er is? Dat betekent niet dat we de problemen onder het tapijt vegen. Dat we doen alsof ze niet bestaan, dat we onze kop in het zand steken. Maar de vraag is: wat werkt? Denk aan die dominee die in een half lege kerk een preek houdt tegen wegblijven uit de dienst. Dat heeft natuurlijk geen enkele zin. Want de mensen die hij wil aanspreken zijn er helemaal niet. Maar bovendien, de mensen die er wel zijn denken: waar gaat dit over, ik zit hier toch? Ziet hij ons eigenlijk wel zitten? Zo’n preek is niet echt stimulerend voor wie de moeite nam naar de kerk te komen. Ik heb voor mezelf op een gegeven moment de knop omgezet als het gaat over de wat minder volle 9.00 uur dienst: wie daar zitten hebben blijkbaar de moeite genomen om vroeg uit hun bed te komen. Geweldig! Die dienst is niet ‘wat leger’, maar daar zitten allemaal gemotiveerde mensen. En dat maakt mij enthousiast.

 

Dus Waarderende Gemeenteopbouw begint niet bij wat we missen, een tekort, maar bij wat er is, het waardevolle. En zo kun je ook met elkaar in gesprek gaan. Je voelt wel aan dat dit een groot verschil maakt. Praten over wat je mist is vaak niet zo opbouwend, maar praten over het mooie dat er is maakt enthousiast en dankbaar. Het is maar net wat voor vragen je aan elkaar stelt. Bijvoorbeeld: wanneer heb jij nou echt diepe verbondenheid ervaren in de gemeente? Of: wat was voor jou een kerkdienst die je echt diep raakte? Of: wanneer had je nou het meest aan je geloof? Wanneer heb je God van heel nabij ervaren? Wat was een moment waarop je zei: Yes! Zo zou het altijd moeten zijn? Een volgende stap bij Waarderende Gemeenteopbouw is dat je uit die verhalen die je elkaar vertelt probeert de bloeifactoren te halen. Wat maakte die positieve ervaringen mogelijk? Welke krachten, welke factoren speelden daarin een rol? En dan, volgende stap, wat is dan mijn droom voor de gemeente? Onze droom? Hoe zien we de toekomst voor ons, hoe stellen we ons die voor? En, stap daarna, hoe zouden we dat kunnen vormgeven, hoe gaat dit lukken, wat moet daarvoor gebeuren? En tot slot, verbinden we ons daarvoor aan elkaar, beloven we elkaar dit te gaan doen?

 

Het mooie hieraan is, je droom hangt niet in het luchtledige. Want wat je graag wil is al eens gebeurd. Wat je wil kan, want je hebt het al eens ervaren. Daar begon het immers mee. Bij de start van het catechisatieseizoen heb ik de groep gevraagd: wat was jullie mooiste catechisatie-ervaring tot nu toe? Daar kwamen hele mooie antwoorden op. Antwoorden waar ook genoeg bouwstenen in zaten om de catechisatie van dit seizoen mee vorm te geven.

 

De bijbelse basis

Wat ik in deze preek nu wil doen is de bijbelse basis laten zien waar deze methode op rust. Want je zou zomaar kunnen denken: het is een trucje, een methodiekje. Misschien kende je dit concept ook al vanuit het bedrijfsleven want daar heeft het ook zijn plek. En moeten we dat dan de kerk inhalen? Op de gemeenteavond werd ook de vraag gesteld naar de plek van de ervaring, is die plek niet veel te groot in dit verhaal? Een vraag die ook aan de orde moet komen is: wat als je nu wel dingen echt mist, mag dat nu opeens niet meer? Maar eerst de bijbelse basis. Want die is er, en die is groot.

 

    De Schriftgeleerde en zijn voorraad

Ik neem daarvoor mijn vertrekpunt in Matteüs 13:52. Je kunt wel zeggen: je krijgt daar een doorkijkje naar Gods werkwijze. Jezus geeft hier een hint dat Hij zijn gemeente wil laten opbouwen vanuit wat er is. Jezus zegt: ‘Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen te voorschijn haalt.’ Wie is die schriftgeleerde? Ja dat is gewoon de schriftgeleerde, de wetgeleerde die je tegenkomt in het Nieuwe Testament. De joodse leiders, de Farizeeën, de priesters, mannen die veel wisten van de bijbel van toen. Het Oude Testament, de heilige geschriften. Dus de boeken van Mozes, de geschiedenissen, de profeten. En hun kennis daarvan is de voorraadkamer. Bij zijn onderwijs kan de schriftgeleerde putten uit zijn enorme kennis die in zijn hoofd opgeslagen ligt als in een voorraadkamer.

 

    Oude en nieuwe dingen

Maar de houding van veel schriftgeleerden ten opzichte van Jezus is negatief. Ze moeten Hem niet. Ze noemen Hem zelfs Beëlzebul, de koning van de demonen (Matteüs 12:24), want dat Jezus machtige dingen doet daar kunnen ze niet omheen. Maar nu zegt Jezus tegen de mensen: stel nou eens dat zo’n schriftgeleerde leerling in het koninkrijk van de hemel wordt. Dus dat hij Jezus gaat aanvaarden als Gods Zoon. Het koninkrijk van de hemel is verkondigd door Johannes de Doper en het is gekomen in Jezus Christus. Leerling worden van dat rijk betekent erkennen dat de mens Jezus de Zoon van God is, de beloofde Messias. Als dat gebeurt met een schriftgeleerde, dan zal hij de enorme voorraad bijbelkennis die hij heeft in Jezus vervuld zien. En wanneer hij dan zijn mond opendoet brengt hij oude en nieuwe dingen uit zijn voorraadkamer te voorschijn. De oude dingen dat zijn de oude profetieën over de knecht die God zou sturen, over het genadejaar van de Heer dat zou aanbreken. De nieuwe dingen dat zijn de toepassingen op Jezus. Jezus zelf brengt oud en nieuw bij elkaar wanneer Hij in de synagoge van Nazaret is. Hij krijgt de rol van de profeet Jesaja in handen gedrukt en dan leest Hij uit hoofdstuk 61: ‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’ Dat is het oude. Maar dan zegt Jezus - en dat is het nieuwe: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan’ (Lucas 4:16-21). Hij bedoelt: in Mij. Maar wat vinden veel mensen dat moeilijk te aanvaarden. Dat de mens Jezus Gods Zoon is.

 

    Paulus: voorbeeld van zo’n schriftgeleerde

Wie dat ook moeilijk vond is de apostel Paulus. Hij heette toen nog Saulus. Een Farizeeër (Handelingen 23:6, 26:5, Filippenzen 3:5) en leerling van Gamaliël (Handelingen 22:3). Er was een nogal heftige ontmoeting met Jezus voor nodig om Hem op zijn knieën te krijgen (22:6-21). Maar door die ontmoeting met de opgestane Jezus op de weg naar Damascus wordt Saulus een leerling van het koninkrijk. En wat kan hij veel dingen uit zijn enorme kennis van het Oude Testament toepassen op Jezus! Als je de brieven van Paulus leest dan zie je keer op keer hoe hij dingen aanhaalt uit het Oude Testament en van daaruit onderwijs geeft over Jezus, over de manier waarop onze zonden verzoend worden, over hoe wij delen in het verbond dat God met Abraham sloot, over de verhouding wet en genade in het leven van een christen, over de positie van de christelijke gemeente ten opzichte van het volk Israël. Paulus is hét voorbeeld van zo’n schriftgeleerde die leerling is geworden van het koninkrijk van de hemel en die vanuit zijn voorraadkamer oude en nieuwe dingen te voorschijn haalt. Luister maar eens naar hoe de Bijbel in Gewone Taal Matteüs 13:52 vertaalt: ‘Stel dat iemand de heilige boeken goed kent. En dat hij een leerling van mij wordt, en gelooft in het nieuws over Gods nieuwe wereld. Dan lijkt hij op een man met een huis vol schatten. Hij heeft veel nieuwe schatten om te laten zien, en ook veel oude.’ Ik moet als voorbeeld denken aan een moslimgeleerde die christen wordt. Zo iemand is bij uitstek geschikt om te evangeliseren onder moslims. Of denk aan een bioloog, een wetenschapper die christen wordt. Zou zo iemand niet enorm kunnen helpen in het debat over evolutie? Of denk aan een advocaat die christen wordt, zo iemand kan zijn bagage enorm goed gebruiken om het evangelie te verdedigen.

 

In de figuur van Paulus zie je iets van hoe God wil werken. Of beter gezegd, van hoe Hij wil dat zijn gemeente wordt gebouwd. God wil dat wij kijken naar wat er is, naar wat Hij gaf en dat we daarmee verder bouwen. Gemeenteopbouw vanuit voorraad. Op een andere manier gaat het toch ook niet? God kan dingen maken uit niets. Dat heet scheppen. God is de Schepper, Hij maakt iets uit niets. Maar wij zijn mensen. En in de gemeente, bij de opbouw van de gemeente volgt God de weg van de mens. Sluit Hij aan bij het menselijke. De mens zelf is volgens Genesis 2:7 trouwens ook gemaakt uit iets, namelijk uit stof. Wie bij de opbouw van de gemeente begint bij wat er mist die doet eigenlijk alsof hij God is. Alsof hij kan bouwen vanuit niets. Terwijl God zoveel heeft gegeven. Een enorme voorraad bouwstenen: de bijbel, zijn Geest, gelovigen (levend kapitaal), gaven, contacten, een hele kerkgeschiedenis, belijdenisgeschriften. Wat een enorme voorraad. Denk ook aan 1 Korintiërs 3 over het bouwen met hout, hooi en stro, of juist met goud, zilver en edelstenen. Maar in beide gevallen wordt er gebouwd vanuit een voorraad. Ik denk dat het grootste potentieel bij gemeenteopbouw gevormd wordt door de gelovigen zelf. Wijzelf dus. Jong en oud. Met onze ervaringen. Kijken wij zo naar elkaar in de gemeente? Kijk ik zo naar mezelf, als een gave van de heilige Geest? En ook mijn positieve ervaringen als een gave van God? En de positieve ervaringen van mijn broeder of zuster? Ik denk dat dit mag. Dat het een erkenning is van wat God geeft en werkt. Maar dan zijn die ervaringen dus niet bij voorbaat verdacht en mogen ze een belangrijke plaats hebben in de gemeenteopbouw. Dat betekent niet dat je op die ervaringen je geloof bouwt. En al helemaal niet dat die ervaringen de bijbel van zijn plaats mogen dringen. De bijbel heeft gezag, ervaringen hebben dat niet. Niet voor jezelf en ook niet voor anderen. Onze ervaringen hebben geen gezag, maar het zijn wel gaven van God die horen bij de voorraad waar we bij de opbouw van onze gemeente mee mogen werken.

 

    De waarderende benadering bij Paulus

De apostel Paulus is een voorbeeld van hoe Jezus bij de opbouw van zijn gemeente gebruik maakt van wat er al is. En hoe dat door de sleutel van aanvaarding van Jezus dienstbaar wordt gemaakt. Op het moment dat mensen leerling van Jezus worden gaan zij hun kennis, hun gaven en capaciteiten in dienst van de gemeente stellen. Maar kijk vervolgens ook eens naar hoe Paulus zelf bezig is. Bijna al zijn brieven begint hij met God te danken en te prijzen voor wat Hij aan zo’n gemeente gegeven heeft. Paulus doet dat in al zijn brieven, op 1 Timoteüs en Titus na. Lees dat thuis maar eens, iedere keer het begin van zo’n brief. En laat dan eens op je af komen waar Paulus voor dankt. Wat zo’n gemeente gekregen heeft. Vaak zie je dat pas verderop in de brief Paulus met allerlei aansporingen komt, met vermaan soms ook. Want dat moet ook gewoon zijn plek houden. De bijbel roept op de geesten te onderscheiden. Dus kritiek kan nodig zijn. Geestelijk onderscheidingsvermogen is een gave van de Geest. Kritiek moet niet onder het tapijt worden geveegd. En achter een tekort ligt altijd een verlangen. De uitdaging is om een klacht te herformuleren naar dat positieve verlangen. Dus kritiek en vermaan en aansporingen mogen blijven bestaan. Maar de start ligt bij Paulus eigenlijk altijd bij wat God gegeven heeft.

 

Een heel mooi voorbeeld van een waarderende benadering vind je in Filippenzen 4:8. Paulus schrijft daar aan de gemeente: ‘Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient.’ Paulus zegt: Schenk daar aandacht aan (Bijbel in Gewone Taal: ‘Houd je bezig met...’). In het boekje Goede Wijn schrijft Jan Hendriks ergens: Alles waar je aandacht aan geeft groeit. Focus je op de problemen dan worden de problemen groter, focus je op de verlangens dan worden de verlangens groter. Hendriks zegt ook ergens: waar we ons op focussen wordt onze realiteit. Focus je op alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat lof verdient, dan wordt dat groter. Paulus wijst ergens anders het omgekeerde ook radicaal af als hij zegt: ‘Houd je verre van dwaze speculaties en geslachtsregisters en dat geruzie en geredetwist over de wet, want dat is allemaal nutteloos en dwaas’ (Titus 3:9, 1 Timoteüs 1:4). Ook in 1 Tessalonicenzen 4 kom je het waarderende principe tegen bij Paulus. Hij schrijft daar aan de gemeente: ‘Broeders en zusters, in naam van de Heer Jezus vragen we u met klem te leven zoals wij het u hebben geleerd, dus zo dat het God behaagt. U doet dat al, maar wij sporen u aan het nog veel meer te doen’ (vers 1). En (9-10): ‘Over de onderlinge liefde hoeven wij u niets te schrijven, want u hebt zelf van God geleerd hoe u in liefde met elkaar moet omgaan. U doet dat al met alle gelovigen in heel Macedonië, maar, broeders en zusters, wij sporen u aan het nog veel meer te doen.’

 

    Hebreeën als voorbeeld

Ook het boek Hebreeën vind ik een ontzettend sterk voorbeeld van een waarderende benadering. Een sterk voorbeeld van de manier waarop God werkt. We weten niet door wie dit bijbelboek geschreven is, er zijn mensen die zeggen door Paulus, in ieder geval lijkt het erop dat ook hier een schriftgeleerde aan het woord is die een enorme kennis van het Oude Testament heeft en dat consequent toepast op Jezus. Hier is een schriftgeleerde aan het woord die zelf Jezus in zijn vernedering, in zijn mens-zijn, heeft leren aanvaarden. Maar wat brengt hij vervolgens prachtige dingen uit zijn voorraadkamer te voorschijn. De schrijver weet alles van de priesterdienst, van de tabernakel en tempel, van de offers, van de rol en betekenis van Mozes, van de aartsvaders. Dat is het oude. En telkens maakt hij de vertaalslag naar Jezus, het nieuwe. Wat weet hij ook veel van de Psalmen en wat gebruikt hij ze in zijn verhaal: Psalm 2, 8, 22, 40, 95, 110. En hij doet dat allemaal om zijn lezers te bemoedigen, te versterken, om die gemeente van joodse christenen op te bouwen. Hij zegt: de vernederde Jezus is de Zoon van God die regeert in heerlijkheid en glorie. Vertrouw op Hem. Focus op Hem.

 

Vertrouwen op God

Samenvattend, voor gemeenteopbouw vanuit voorraad, voor Waarderende Gemeenteopbouw is een duidelijke, bijbelse basis. In plaats van te kijken naar wat er niet is, vraag ik je te kijken naar wat er wel is en hoe we dat kunnen uitbouwen. En zegent God dit vertrouwen op Hem ook niet? Want nogmaals, Waarderende Gemeenteopbouw is geen trucje. De bodem hieronder is vertrouwen op God. Dat Hij een prachtige, levende, liefhebbende, aanbiddende gemeente voor ogen heeft. Je vertrouwt op die werkelijkheid die God voor ogen heeft. En waarvoor Hij zoveel gaven heeft gegeven, zoveel potentieel, zoveel mensen met ieder hun eigen gaven en ervaringen, als de voorraad van waaruit wij zullen bouwen. Zegent God dit vertrouwen op Hem ook niet? Wanneer je in de gemeente met elkaar in gesprek gaat op die positieve manier -met vragen als: wanneer dacht jij ‘Yes! Zo zou het altijd moeten zijn’, of met een vraag als: wanneer heb jij God van heel nabij ervaren in je leven; en we hebben dat een beetje gedaan op de gemeenteavond van 18 september- dan herken je bij elkaar al zo gauw dezelfde liefde voor God, voor zijn Woord, voor zijn gemeente. Dat is zo verbindend, zo versterkend, zo opbouwend, zo zegenrijk. Als je dat nooit hebt ervaren moet je dat echt eens gaan doen. Op de wijkavond, in je huwelijk, in het gezin of met wie dan ook. Stel gewoon die positieve vragen. Deel die ervaringen met elkaar. Als predikant heb ik zoveel van die gesprekken en ik word er altijd blij van. Maar dat is natuurlijk niet het voorrecht van een predikant alleen, ik gun dat u allemaal. Oefen, word enthousiast en geniet. Amen.