Genade vinden

18 mei 2014

Om genade te vinden is het belangrijk om naar God te kijken, Hij is de Genadige. Een preek over leven met Gods identiteit als focus.

Lezen: Esther 4:10-5:5

Tekst: Hebreeën 4:16

Ik ga vanmorgen twee verhalen tegen elkaar aanleggen. Het verhaal van koningin Esther en dat van Hebreeën 4:16. In beide gedeelten gaat het over het naderen van een vorst. Esther nadert Ahasveros, in Hebreeën 4:16 gaat het over ons naderen van God. Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen en wat leren wij daarvan? Esther aarzelt vreselijk om naar koning Ahasveros toe te gaan. En terecht: ze zet daarmee haar leven op het spel. Wie zonder uitgenodigd te zijn naar de koning gaat wordt gedood. Zo zaten die vosten in elkaar. Vanuit een soort overtrokken eergevoel mocht niemand hen ongevraagd naderen, zelfs hun eigen vrouw niet. De koning moest iemand eerst uitnodigen en dan pas mocht die persoon komen. Misschien had het ook wel te maken met een stukje veiligheid, waren dit soort vorsten bang voor complotten en aanslagen op hun leven. In ieder geval, iedereen die zonder uitnodiging op de troon afliep werd zonder pardon gedood. Behalve wanneer de koning zo iemand zijn gouden scepter toestak, een soort gouden staf die hij in zijn hand had. Stak de koning je die toe, om wat voor reden ook maar, terwijl jij ongevraagd naderde, dan mocht je blijven leven.

 

Ga zonder schroom naar God

Levensgroot is het verschil met Hebreeën 4:16. Daar wordt gezegd dat wij absoluut niet hoeven te aarzelen om naar God toe te gaan. God de Geest spoort ons in Hebreeën 4:16 juist aan om zonder schroom, dat is zonder aarzeling, naar God te gaan. Waarom is dat? Waar komt dat verschil vandaan? En hoe zit dat eigenlijk: voel jij aarzeling om naar God te gaan? In je gebed, in het dichtbij God zijn in je stille tijd, om genade bij Hem te vinden. Wat is de reden waarom wij nooit hoeven te aarzelen om naar God toe te gaan voor genade?

 

    Een verhaal over zoeken naar genade

Ook Esther ging trouwens naar de koning toe voor genade. Haar leven en dat van het joodse volk stond op het spel. Haman wilde alle joden uitroeien. Mordechai heeft dat gehoord en doet een beroep op Esther. Zij moet naar de koning gaan en hem overhalen om haar en het joodse volk te sparen (Esther 7:3). Maar of dit zou lukken was helemaal niet zeker. Het antwoord van Ahasveros staat helemaal nog niet vast. Het is een gok van Esther en Mordechai. ‘Kom ik om, dan kom ik om’, zegt Esther (4:16). Een gok in vertrouwen op God. Niet voor niets gaan alle joden vasten en bidden. Maar de uitkomst blijft onzeker. Ahasveros kan zomaar zeggen: pech gehad! Er was geen eens een vingerknip van deze vorst voor nodig om een mens te laten doden. Onuitgenodigd op hem aflopen was al spelen met je leven.

 

Nu is God, onze vorst, geen grillig God. God is geen koning als Ahasveros. Hij is niet bang voor aanslagen op zijn leven. Hij heeft ook geen overtrokken eergevoel. God heeft wel een terecht eergevoel. God vraagt terecht om eerbied en aanbidding van de mens. God heeft zichzelf geen boven de mensen uitstijgende verhevenheid aangemeten -zoals Ahasveros, alsof hij een god was- maar God is God, Hij is verheven boven de mensen. En dat geeft God meer reden dan Ahasveros om de opstandige mens zonder pardon te doden. God had gezegd: als je van de vrucht van die boom eet, dan zul je sterven (Genesis 2:17). Dat was maar niet een flauw regeltje, het ging daarbij om het erkennen van God als koning. Als liefhebbende koning, die het beste met zijn mensen voorheeft. Die alle ruimte geeft om in zijn land te leven. Maar Adam en Eva plegen hoogverraad, ze steken God naar de kroon. Ze willen zijn zoals Hij. Dat zit in het eten van die vrucht. En uit die eerste twee mensen is een volk gegroeid van mensen die koning willen zijn in eigen leven. Je merkt het in jezelf: het liefst ben je eigen baas, bepaal je zelf wat goed en fout is. Je ziet het om ook je heen, hoe mensen over andere mensen proberen te heersen. Hoe mensen op de troon van God gaan zitten. Veel mensen zetten God het liefst van de aarde of hebben dat al gedaan door te zeggen dat God niet bestaat. Maar daarom heeft God alle reden om de mensen te doden. Of ze Hem nu naderen of niet.

 

    Gods genade: liefde van binnenuit

Gelukkig doet God dat niet. In zijn genade doet God dat niet. Genade is de liefde van God die opkomt uit zijn wezen. Het is de liefde van God die in hemzelf is. Het is de liefde waarvan Hij vervuld is en overstroomt. Die liefde wordt niet opgewekt door iets buiten Hem. Als je het verhaal van Esther leest dan krijg je de indruk dat koning Ahasveros haar zijn gouden scepter toesteekt om wie Esther is. Er staat: ‘Hij voelde zoveel genegenheid voor haar dat hij haar de gouden scepter toestak’ (5:2). Wij zouden zeggen: hij valt voor haar schoonheid. Esther was ongetwijfeld een prachtige vrouw. Eén uit duizend. De miss-verkiezing had ze met glans gewonnen. En nu ze naar de koning gaat voor genade trekt ze speciaal een schitterend koninklijk gewaad aan. Reken maar dat daarin haar natuurlijke schoonheid op een geweldige manier tot uiting kwam. En de koning gaat voor de bijl. Zijn eerste ergernis dat daar zomaar iemand verschijnt, verdwijnt als sneeuw voor de zon als hij Esther ziet. Hij smelt. En Hij steekt haar de gouden scepter toe, in zijn uitzonderlijke genade mag Esther blijven leven.

 

De genade van God is heel anders. God gaat heel anders om met de mens. Zowel met de mens die zich uit schaamte voor Hem verstopt, als met de mens die Hem nadert in een kleed van eigen pracht. Wat God doet is dit: God steekt de mens sowieso zijn gouden staf toe. God kijkt daarvoor niet naar de mens die voor Hem staat, dat bepaalt niet zijn beslissing, maar God kijkt daarvoor in zichzelf. God doet dit vanuit zijn eigen liefde. De liefde waarvan zijn bestaan doordrenkt is, die zijn bestaan vormt. God is liefde, gevende liefde, onbaatzuchtige liefde. God kijkt niet eerst naar wat Hij ervoor terug krijgt. Zijn liefde is geen reactie op de mens. Het is een reactie op de innerlijke omgang van Vader, Zoon en Geest met elkaar. Die onderlinge liefde komt naar buiten, in die liefde laat God de mens delen. Dat is Gods genade.

 

    Het kruis van Christus is de al uitgestoken scepter van God

God steekt die gouden staf de mens toe in Jezus Christus. Of misschien moet je zeggen: God legt die scepter in handen van Christus; hoewel op een bepaalde manier Jezus en die scepter ook samenvallen (Genesis 49:10, Psalm 110:2, Hebreeën 1:8, Openbaring 11:15). Ik zie in het kruis van Christus op Golgota de gouden staf die God uitsteekt naar de mens. God steekt die staf uit naar alle mensen. God doet dat al op het moment dat nog niemand Hem nadert. God steekt die staf al uit in het paradijs als Adam en Eva nog met hun hoofd tussen de knieën in de struiken zitten. Dat is het enorme verschil met Ahasveros. God steekt zijn gouden staf uit naar alle mensen, ‘God had de wereld zo lief dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft’ (Johannes 3:16). Let trouwens ook even op een ander klein verschil: Ahasveros biedt Esther de helft van zijn koninkrijk aan. God biedt de mens zijn hele koninkrijk aan. Alles. God deelt. Hij deelt zichzelf met de mens. In het kruis van Christus op Golgota steek God zijn gouden staf uit naar ieder mens.

 

Kijk naar Gods identiteit

Daarom zegt Hebreeën 4:16: ‘Laten we dus zonder schroom -zonder aarzeling- naderen tot de troon van de Genadige, waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden.’ Wat voor schroom, wat voor aarzeling, zou je kunnen hebben als mens, als christen, om naar God te gaan voor genade? Ik kan me daar best wat bij voorstellen, dat je soms aarzelt om naar God te gaan in je gebed om te vragen om genade. Omdat dat stemmetje in je achterhoofd je wijst op je tekort tegenover God. Zonde die je nog steeds doet en waar je maar niet vanaf komt. Gemakzucht, zomaar is er weer een dag voorbij waarop je niet echt met God hebt geleefd. Een zwak geloof, je twijfelt soms of het allemaal wel waar is. Als je daaraan denkt ontstaat er zomaar aarzeling om naar God te gaan.

 

    Gods identiteit als focus

Maar wat je dan doet is kijken naar jezelf. Dat snap ik wel, want in de wereld waarin we leven draait alles om onszelf. Om wat wij ergens van vinden, om wat wij van onszelf vinden, om wat anderen van ons vinden. Altijd staat de mens centraal. Maar God de Geest wil ons laten kijken naar God. Waarom denkt u dat ik u altijd maar weer over God vertel? En waarom is het zo belangrijk om altijd maar weer in de bijbel te lezen? Waarom is het zo belangrijk om God steeds meer en beter te leren kennen? Omdat alleen dat al je aarzelingen wegneemt. Al in de allereerste preek over identiteit heb ik gezegd dat kijken naar Gods identiteit veel belangrijker is dan kijken naar onze identiteit. Wie is God, dat maakt toch alle verschil van de wereld?

 

    Je verstorende zelfbeeld

Kijken naar onze eigen identiteit kan zomaar verstorend werken. Het kan zijn -zoals ik net zei- dat je jezelf Gods genade niet waard vindt. Daarom aarzel je om naar God te gaan en Hem erom te vragen. Misschien doe je het ook wel gewoon niet. Je hebt een laag beeld van jezelf als het gaat over je geloof en je relatie met de Here. Het kan ook net andersom zijn. Je hebt een hoog beeld van jezelf als gelovige. Als je leest in Hebreeën 4:16 dat je naar God kunt gaan als je hulp nodig hebt, dan kun je eigenlijk niet zoveel voorbeelden bedenken. Je redt het best. Wanneer heb je God eigenlijk voor het laatst echt om hulp gevraagd? In deze twee voorbeelden herken je de jongste en de oudste zoon van Lucas 15. De jongste zoon denkt bij zichzelf: ‘ik ben het niet waard.’ De oudste zoon gaat uit van rechten en verdienste.

 

    Geloof dat inzakt

Over wat voor hulp gaat het eigenlijk in Hebreeën 4? Het gaat er hier over dat God je wil helpen om te blijven geloven. Luister maar naar vers 14, daar gaat het over het ‘vasthouden aan het geloof dat we belijden’. Dat is moeilijk genoeg. Kijk om je heen, de meeste mensen geloven niet. Ik kan me voorstellen dat je daarmee zit: blijf ik geloven? Ik kan me voorstellen dat je je als jongere afvraagt: zal ik later blijven geloven? Maar ook ouderen, volwassenen worstelen daarmee. Soms is het geloof opeens weg, haken mensen af. Of je voelt in jezelf hoe het geloof inzakt. Daar gaat het in de brief aan de Hebreeën over. Hebreeën zijn joodse christenen. Zij worden opgeroepen vol te houden, te blijven geloven. Dat geloof inzakt en dat mensen afhaken is niet alleen iets van nu, daar had de kerk van het begin ook al mee te maken. Deze brief is geschreven voor 100 na Christus, maar hij had net zo goed gisteren geschreven kunnen zijn. Om je heen haken mensen af, je vraagt jezelf af of en hoe jij volhoudt. En dan zegt deze brief: hou vol, christenen in Nederland, in Zeewolde. Weet je hoe? Vraag God om hulp, vraag God om genade!

 

    Baseer je geloof op Gods genade

Wat is genade? Nog een keer: Het is de liefde van God die geen reactie is op de mens maar die een reactie is op de innerlijke omgang van Vader, Zoon en Geest met elkaar. Het is de liefde van God die niet aansluit bij wat wij zijn maar die ons maakt tot wat wij zijn. Het is de liefde van God die op geen enkele manier afhangt van hoe goed jij je best doet. Het is de liefde van God die los staat van de mens. God kijkt niet als Ahasveros naar wie er voor Hem staat om vervolgens te besluiten over leven of dood. God kijkt in zichzelf, naar de liefde in hemzelf, die uit is op het leven van ieder mens. En die genade helpt je vol te houden. Als er iets is waarop je geloof rust dan is het deze genade van God. Niets is meer stimulerend om te blijven geloven dan Gods genade, dan de liefde die zijn bestaan vervult en waar zijn bestaan van overstroomt.

 

    De vrucht van het ontvangen van Gods genade: een stabiele identiteit

Maar hangt ons leven nou net zo van deze genade af als het leven van Esther en haar volk? Esther stond met haar rug tegen de muur. Het is een noodgreep om zonder uitnodiging naar de koning te gaan, een gok onder vasten en bidden. Ze smeekt om haar leven en dat van haar volk (Esther 8:3). Hoe beleef jij dat als het gaat over de genade van God? Weet u wat ik zie? Dat heel veel mensen bijna verzuipen in de verwachtingen die op hen afkomen. Mensen moeten van alles van zichzelf. Denken dat ze van alles moeten van anderen om door die anderen geliefd en gewaardeerd te worden. Mensen hongeren daarnaar. Naar liefde. Wat ze vaak krijgen van hun medemens is voorwaardelijke liefde: ik hou van je omdat je zo lief bent. Maar als ik nou niet meer lief ben? Of: ik hou van je omdat je dit of dat zo goed kunt. En als ik dat nou niet meer kan? Of: ik hou van je om die keuze die je gemaakt hebt. Dus als ik anders had gekozen…? Wat is veel liefde voorwaardelijk. Dan blijf je hongerig. En wat mensen doen die hongeren naar aandacht en echte, onvoorwaardelijke liefde -wat dus normaal is- is of er keihard tegenaan gaan door om zoveel mogelijk aandacht vragen, of hun verlangen verdoven in allerlei genot en plezier, of er ontstaat een verlamming vanuit diepe gevoelens van wanhoop. En is dat leven, deze drie?

 

    Genade: vindplaats bekend

Zie je nu dat voor een goed leven Gods genade nodig is? Als mens honger je naar liefde. Onvoorwaardelijke liefde. Een liefde voor jou die niet rust op jouw prestaties maar die voortkomt uit het hart van die ander. Wat is dat een weldaad. Wat is dat een genade. Waar vind je die genade? Alleen bij God. Voor Esther was het spannend: vind ik genade bij de koning? Daarom aarzelt ze. Maar jij hoeft niet te aarzelen. Jij mag naar God toegaan in het vertrouwen dat Hij je helpt, dat Hij je onvoorwaardelijk liefheeft. Dat geeft je geloof zin. Het gaat ergens over. Niet over wat er in jou is, niet over jouw liefde voor God, want die is er lang niet altijd. Maar het gaat over de liefde van God. Gods identiteit, wie Hij is, een God overstromend van liefde, dat maakt dat je vol vertrouwen kunt zijn en vol vertrouwen naar Hem toe kunt gaan. Hij steekt je de scepter van het leven toe: Jezus Christus. Het is gewoon waar dat je leven -je identiteit, wie je bent, je zelfbeeld- gevoed moet worden met liefde. Alleen de onvoorwaardelijke liefde van God geeft je leven die stabiele identiteit. Echte liefde, waarop je kunt leven, hoef je niet te zoeken: de vindplaats is bekend. God de Geest spoort ons aan naar God toe te gaan. Dat doe je door over God na te denken, door zijn woord te lezen, door je God voor te stellen, door in je gebed bij Hem te zijn. Maak daar tijd voor. Steek daar energie in. Genade vind je door naar God toe te gaan, want Hij is genadig. Amen.