God gaat tot het uiterste, en jij?

21 februari 2021

Het getal veertig in de Bijbel laat zien dat God tot het uiterste gaat. Dat kan zijn in straf, geduld, zorg, zegen, beproeving of voorbereiding.

Lezen: Lucas 4:1-13, Handelingen 1:1-3 en 23:12-15

Tekst: Lucas 4:1-2

Hoe ver moet je gaan in je geloof? Mag je ook nee zeggen op een verzoek om een gift, een vraag om hulp, een vraag of je iets wilt doen in de gemeente? En moet je nou altijd maar bezig zijn met God, elke dag bidden, elke dag een stuk uit de Bijbel lezen? Hoe ver moet je gaan en wanneer is het genoeg? Je hebt toch ook nog gewoon je leven? Dit kan spanning oproepen, spanning tussen wat je zelf wil en datgene wat God van je vraagt. Je wilt doen wat God van je vraagt, maar heeft dat ook een grens?

 

Nu is afgelopen woensdag de veertigdagentijd begonnen. Veel mensen grijpen die tijd aan om te vasten. Ze kiezen iets in hun leven waar ze zich gedurende die periode van willen onthouden: alcohol, social media, tv, vlees, suiker, chips of nog wat anders. Wie dit de hele veertigdagentijd volhoudt (17 februari t/m 3 april) heeft straks 46 dagen gevast, want officieel hoor je op zondag niet te vasten, dat is immers een feestdag. Maar ik kan me indenken dat je je afvraagt, wat moet ik met die veertigdagentijd? Het is iets waar steeds meer aandacht voor komt zowel onder christenen als niet-christenen. Moet je hier nou ook weer aan meedoen als goed christen? Wordt dit van je gevraagd of kun je hier ook nee tegen zeggen?

 

In de Bijbel kom je het getal veertig vaak tegen: veertig dagen of veertig jaar, veertig zonen en veertig stokslagen. Het komt te vaak voor om toevallig te zijn. Het getal veertig in de Bijbel is een codewoord. Als de Israëliet het getal veertig hoorde dan wist hij: hier is iets aan de hand. Veertig is in de Bijbel een geladen getal. Niet een neutraal getal maar een getal met een betekenis. In Handelingen 23:13 en 21 kwamen we de uitdrukking tegen: ‘Meer dan veertig mannen namen aan deze samenzwering deel’. Waarom schrijft Lucas niet gewoon: het waren er 42 of 44? Dat doet hij omdat veertig een gevoelswaarde had voor de lezer van toen. Je kunt het vergelijken met hoe wij over 100-jarigen kunnen spreken. Als je zegt: hoeveel 100-jarigen zijn er in Nederland, dan bedoel je niet alleen de mensen die precies 100 zijn maar iedereen van 100 jaar en ouder. Ook mensen van 103 of 105 vallen in de groep 100-jarigen. Het getal 100 functioneert als een begrip, het is een codewoord. 100 staat voor een magische leeftijd. Ik heb nog een opa van 98 en hij zei laatst tegen mij: en nu wil ik ook wel 100 worden. Terwijl 98 ook super oud is, maar blijkbaar heeft 100 worden iets magisch.

 

Zo is in de Bijbel het getal veertig bijzonder. Het wijst erop dat God tot het uiterste gaat. Waarmee of waarin kan verschillen. Sommige mensen verbinden het getal veertig aan een tijd van beproeving, volhouden of voorbereiding. Of het zou een overgangstijd aanduiden. Zo zou het dan ook te maken hebben met de veertigdagentijd, dat zou een tijd van inkeer zijn, van boete doen, van onderweg zijn naar en voorbereiding op het Paasfeest. Dat laatste is sowieso waar want de veertigdagentijd eindigt op de zaterdag voor Pasen. Maar in de Bijbel is het getal veertig niet alleen verbonden aan beproeving, volhouden en voorbereiding. Het kan ook duiden op een tijd van zegen of een tijd van Gods bijzondere zorg. Daarom denk ik dat het beter is om te zeggen dat het getal veertig in de Bijbel erop wijst dat God tot het uiterste gaat. Dat is de code van het getal veertig, God gaat tot het uiterste. En dat kan zijn in straf, geduld, zorg, zegen, beproeving en voorbereiding.

 

Laten we wat verhalen gaan bekijken. Het zijn bijna allemaal verhalen die ook de kinderen wel kennen uit de kinderbijbel. Allereerst is er het verhaal van Noach en de ark (Genesis 7-8). In dat verhaal lees je dat het veertig dagen en nachten stortregent op aarde. En de vloed overstroomde de aarde veertig dagen lang. En na verloop van veertig dagen deed Noach het venster in de ark open. God gaat tot het uiterste in zijn straf over een zondige wereld.

 

In het verhaal van de uittocht uit Egypte kom je het getal veertig ook een paar keer tegen. Niet alleen in de zin van straf, maar ook van zegen en beproeving. In Numeri 32:13 gaat het over straf, daar staat: ‘De woede van de HEER was zo hevig dat hij de Israëlieten veertig jaar in de woestijn liet rondzwerven, totdat die hele generatie, die gedaan had wat slecht was in de ogen van de HEER, gestorven was.’ Wat was er gebeurd? De verspieders, die veertig dagen het land Kanaän hadden verkend, hadden gezegd dat ze het land nooit zouden kunnen innemen. De Israëlieten geloofden dat en vertrouwden niet op God en zijn beloften. Dan straft de Here hen met veertig jaar rondzwerven in de woestijn (Numeri 14:34). Ook hierin zie je dat God tot het uiterste gaat: de hele generatie die gezondigd heeft moet sterven in de woestijn. Het getal veertig staat in de Bijbel blijkbaar ook voor een generatie.

 

Maar in diezelfde veertig jaar gaat God ook tot het uiterste in zijn zorg voor zijn volk. In Exodus 16:35 staat: ‘Veertig jaar lang aten de Israëlieten manna’. En in Deuteronomium 2:7: ‘Want de HEER (...) heeft op heel die tocht door de grote woestijn over je gewaakt. De HEER, jullie God, stond jullie ter zijde, veertig jaar lang, en het heeft je aan niets ontbroken’. Tegelijk stelde God Israël met het manna op de proef, Deuteronomium 8:16 zegt dat God met het manna de Israëlieten zijn macht wilde laten voelen en hen op de proef stelde. Volgens het boek Handelingen is de woestijntijd ook de tijd van Gods geduld. In Handelingen 13:18 lees je dat de apostel Paulus in een preek zegt: ‘ongeveer veertig jaar lang heeft hij hen in de woestijn geduldig verdragen.’ Ook in zijn geduld gaat God tot het uiterste. Typisch hier is dat Paulus zegt: ongeveer veertig jaar. Blijkbaar kan het wat korter of langer zijn geweest, maar dat doet er niet toe want veertig is een codewoord.

 

Tot nu toe hebben we gezien dat het getal veertig duidt op een maximale straf, Gods uiterste geduld, een complete periode van Gods zorg of een afgeronde tijd van beproeving. Dat het getal veertig op een tijd van Gods uiterste geduld kan wijzen, zie je ook in het verhaal van Jona. In de stad Nineve roept hij: ‘Nog veertig dagen, dan wordt Nineve weggevaagd!’ (Jona 3:4). Dat is Gods uiterste geduld.

 

Het getal veertig kan ook duiden op een afgeronde tijd van voorbereiding. Mozes was veertig jaar toen hij besloot zich te bekommeren om het lot van de Israëlieten (Handelingen 7:23). Tot die tijd had hij als prins aan het hof van Egypte geleefd. Na zijn vlucht naar Midian verstrijken er veertig jaar voordat de Here aan hem verschijnt in een brandende braamstruik (7:30). Ook Jozua, de opvolger van Mozes heeft een soort veertigjarige leerschool, in Jozua 14:7 zegt hij: ‘Ik was veertig jaar oud toen Mozes, de dienaar van de HEER, mij er vanuit Kades-Barnea op uitstuurde om dit land te verkennen.’ En de discipelen van Jezus krijgen ook een opleiding, hoewel flink korter, maar dan toch van veertig dagen: ‘Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God’ (Handelingen 1:3).

 

Dat veertig jaar ook een tijd van zegen kan zijn laten de regeringsperioden van de koningen Saul, David, Salomo en Joas zien. Alle vier regeerden veertig jaar over Israël (Handelingen 13:21, 1 Koningen 2:11, 11:42, 2 Kronieken 24:1). Ook van een aantal Rechters staat er dat na hun optreden het land veertig jaar rust had (Rechters 3:11, 5:31, 8:28, 1 Samuël 4:18). Hoewel het boek Rechters ook zegt dat de Here de Israëlieten veertig jaar lang aan de Filistijnen kon overleveren (13:1).

 

Zojuist hebben we ook gelezen over de verzoeking van Jezus in de woestijn: ‘geleid door de Geest zwierf hij veertig dagen rond in de woestijn, waar hij door de duivel op de proef werd gesteld. Al die tijd at hij niets, en toen de veertig dagen verstreken waren, had hij grote honger’ (Lucas 4:1-2). Ook Gods Zoon gaat tot het uiterste. Hij wordt tot het uiterste beproefd, maar Hij houdt ook tot het uiterste vol. Dat deed Hij voor ons. In het getal veertig laat God ons zien: Ik ga tot het uiterste. In straf maar ook in zegen, in beproeving maar ook in geduld, in tijden van voorbereiding en in de manier waarop ik voor mensen zorg. Maar hoe zit het met jou, ga jij ook tot het uiterste? God wil zijn liefde beantwoord zien. Dat God tot het uiterste gaat is een blijk van zijn liefde. Zelfs een maximale straf (of dreiging daarmee) geeft ruimte aan een nieuwe tijd van genade. God wil dat jij ook tot het uiterste gaat in je leven voor Hem. Daar gaat het om vanmorgen, beantwoord jij Gods uiterste liefde?

 

Dat God dit van je vraagt blijkt bijvoorbeeld uit Hebreeën 3:14 waar staat: ‘Want alleen als we tot het einde toe resoluut vasthouden aan ons aanvankelijk vertrouwen, blijven we deelgenoten van Christus’. En in hoofdstuk 12:4 klinkt de waarschuwing: ‘U hebt in uw strijd tegen de zonde uw leven nog niet op het spel gezet’. Van anderen in de Bijbel wordt wel gezegd dat ze hun leven op het spel hebben gezet (Handelingen 15:26, Filippenzen 2:30). Denk ook aan Openbaring 2:10 waar staat: ‘Wees trouw tot in de dood, dan zal ik u als lauwerkrans het leven geven.’ Ben jij wel eens tot het uiterste gegaan in je geloof? Denk aan bepaalde keuzes waarvoor je kwam te staan. Doe ik dit of doe ik dat? Doe ik wat ik graag wil -hoewel ik eigenlijk best weet dat het van God niet mag- of doe ik wat God graag wil? Je ontdekt in je keuzes hoever je voor God wil gaan. En eerlijk is eerlijk, ik ervaar dan die spanning tussen wat ik zelf graag wil en wat God van me vraagt. Egoïsme, maar ook slapheid en halfslachtigheid zorgen ervoor dat we lang niet altijd tot het uiterste gaan. We denken vaak dat kiezen voor onszelf meer oplevert dan doen wat God van ons vraagt. Dat is een gigantische truc van de satan. Wij willen dingen voor onszelf doen, lol hebben. We denken dat dit het tegenovergestelde is van dingen voor God doen. Alsof ze elkaar uitsluiten. Dan krijg je die spanning: hoe ga je tot het uiterste in je dienst aan God en heb je toch nog een eigen leven? Deze spanning verdwijnt als je ontdekt dat leven met God een hele diepe vreugde geeft. Mensen die letterlijk hun leven geven voor hun geloof doen dat (voor zover we weten uit getuigenissen) met vreugde (vergelijk Matteüs 5:11-12, Handelingen 5:41, Hebreeën 10:34, Jakobus 1:2). Tot het uiterste gaan voor God is een vreugde voor wie gelooft. Daarmee zeg ik niet dat dit gemakkelijk is. Maar het is een misvatting dat voor jezelf kiezen meer oplevert dan kiezen voor God. Je ziet het aan Jezus, zijn uiterste inzet voor God wordt beloond. Bij de beschrijving van de verzoeking in de woestijn door Matteüs is het laatste vers: ‘Daarna liet de duivel hem met rust, en meteen kwamen er engelen om voor hem te zorgen.’ Uiteindelijk beloonde God de uiterste inzet van zijn Zoon met de plaats naast Hem op de troon (Filippenzen 2:8-9).

 

Hoe wordt dit evangelie praktisch in je leven? Probeer allereerst in je leven te meten hoe ver jij gaat in je geloof. Ga je tot het uiterste wat betreft inzet, geefgedrag of in je strijd tegen je zonden? Wij kunnen hier in Nederland in alle vrijheid ons geloof belijden, daarom is het lastig om te ontdekken of je tot het uiterste gaat voor God. Probeer het toch eens te meten in je keuzes van elke dag.

 

Het tweede is, vind vreugde in God. Probeer die valse tegenstelling tussen ‘je eigen leven’ en het ‘leven voor God’ te overwinnen. Laat je eigen leven een leven voor God zijn, en laat het leven voor God je eigen leven zijn. Ontdek hoe blij je daarvan wordt.

 

Het derde waarin deze preek praktisch kan worden heeft te maken met de veertigdagentijd. Gebruik die veertig dagen als oefentijd om het leven met God vol te houden. Als oefentijd om tot het uiterste te gaan. Bedenk dat Jezus tot het uiterste ging voor jou. Doe daar niet gemakkelijk over, want alleen dat Jezus tot het uiterste voor je ging is je redding. Tegelijk mag dit je troosten wanneer je jezelf tegenvalt en het niet lukt om tot het uiterste te gaan. Dat Jezus dit deed mag gelden voor jou. Oefen met volhouden in de veertigdagentijd, dat je vol houdt om te leven voor God. Het uitzicht is Openbaring 2:10: ‘Wees trouw tot in de dood, dan zal ik u als lauwerkrans het leven geven’. Wij leven nu heen naar Pasen. Bedenk: wie straks feest wil vieren bij het open graf, moet Gods uiterste liefde beantwoorden met uiterste inzet voor het leven met Hem. Amen.