God opent de deur van de gevangenis

20 juni 2021

’t Werk van God is niet te keren omdat Hij er over waakt.

Lezen: Handelingen 12:1-19

Tekst: Handelingen 12:11

Ik begin de preek met een voorbeeld. Het is een stripje van een mannetje in een landschap met wat palmen, water en bergen. Dat mannetje kijkt kwaad, hij heeft zijn armen strak over elkaar en in het eerste plaatje is het midden op de dag. Dat mannetje zegt: ‘God, als u er bent, geef me een teken’. Op het tweede plaatje is alles het zelfde behalve dat het nu avond is en dat het mannetje zijn mond houdt. Op het derde plaatje is het nacht met een mooie maan en fonkelende sterren en het mannetje houdt nog steeds misprijzend zijn mond. Op het vierde plaatje zie je dan een prachtige zonsopkomst in datzelfde landschap en dat mannetje staat er nog steeds, maar nu zegt hij: ‘Ik wacht!’

 

Het punt van dit stripje is dat dit mannetje met zijn neus boven op de werkelijkheid staat, maar het niet herkent. Dat komt door zijn vooringenomenheid. Hij heeft eerst bedacht wat er mogelijk en niet mogelijk is, en met die ogen kijkt hij om zich heen. In zijn denken is het niet mogelijk dat er een God bestaat. En daarom herkent hij de werkelijkheid niet, dat God zichzelf in de schepping laat zien. Dat mannetje vraagt om een teken van Gods bestaan, maar op het moment dat God dat teken geeft -in die prachtige zonsopkomst, in de sterrenhemel- ziet hij het niet.

 

Misschien vind je dit stripje grappig, misschien vind je het pijnlijk, misschien herken je er ook wel iets in. Ik kan me het best voorstellen dat je het moeilijk vindt dat je zo weinig van God ziet in deze wereld. Of nog scherper gezegd, je ziet God helemaal niet in deze wereld. Niet in macht en majesteit op een manier dat niemand om Hem heen kan. Je moet geloven dat God er is. Dat is het probleem van dat mannetje in het stripje. Omdat hij niet gelooft in Gods bestaan ziet hij het bewijs over het hoofd. Je kunt niet zien wat je niet wil zien. U en ik zien het wel, toch? Het teken dat dit mannetje vraagt, krijgt hij. Wie rekent met God ziet hier de werkelijkheid van Gods bestaan.

 

Daar gaat het ook over in Handelingen 12: alleen wie rekent met God heeft zicht op de werkelijkheid. Dat geldt voor drie personen of groepjes personen in dit verhaal: Petrus, de gemeente die vol vuur voor hem bidt en Herodes met zijn soldaten. Eerst een korte introductie van het verhaal. Er is een hongersnood uitgebroken en koning Herodes reageert daarop door enkele leden van de gemeente in Jeruzalem gevangen te nemen. Dat kun je slim of misdadig noemen, het is in ieder geval een reflex van heersers om in tijden van nood een zondebok aan te wijzen. Een ramp, en zeker een ramp als een hongersnood, zou kunnen wijzen op boze goden die tevreden gesteld moeten worden. In het Jeruzalem van na Pinksteren is de zondebok gauw gevonden in de christenen, zij zouden de boosdoeners zijn omdat ze afweken van het gangbare jodendom. Voor Herodes is het win-win, hij komt er bij de joden door in het gevlij en hij leidt de aandacht af van zichzelf. Want bij een ramp richt de volkswoede zich ook zomaar op de overheid.

 

Nu naar Petrus, hij zit dus in de gevangenis, streng bewaakt door vier groepen van vier soldaten; een waterdichte bewakingsmethode. Dit maakt het vervolg des te wonderlijker. Want dan komt er een engel -op het laatste moment: de nacht voordat Petrus voorgeleid, dat is geëxecuteerd zou worden- die Petrus naar buiten leidt de gevangenis uit. Boeien vallen zomaar van zijn handen, deuren gaan zomaar open, wachtposten worden zomaar voorbij gelopen. Petrus denkt dat hij droomt. Hij denkt dat hij een visioen ziet (een droom die bij God vandaan komt). En Petrus heeft zijn droom goed na kunnen vertellen, zelf tot op het precieze moment waarop hij wakker werd: buiten ‘liepen ze nog één straat verder, waarna de engel Petrus opeens alleen achterliet’. En dan staat er in vers 11 iets opvallends: ‘Nadat Petrus weer tot zichzelf gekomen was, zei hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me uit de handen van Herodes te bevrijden en me te behoeden voor wat het Joodse volk hoopte dat gebeuren zou.” Oftewel, Petrus komt tot zichzelf en krijgt dan zicht op de werkelijkheid. Eerst dacht hij dat het een droom was. Maar eenmaal buiten de gevangenis ‘kwam hij tot zichzelf’, hij vond zichzelf terug in de werkelijkheid van dat moment: daar buiten de gevangenis op straat. En dan zegt hij: ‘Nu weet ik zeker dat de Heer zijn engel heeft gezonden om me te bevrijden’. Zolang hij niet rekende met een goddelijk ingrijpen moest hij het wel verklaren als een droom. Je kunt niet zien wat je niet wil zien. Pas op het moment dat hij in zijn denken de mogelijkheid van een goddelijk ingrijpen toelaat gaan zijn ogen open voor de werkelijkheid.

 

Datzelfde geldt voor de gemeente die de nacht doorbrengt in gebed. Dit is een van de mooiste verhalen uit de Bijbel, in ieder geval een verhaal waarvan je een glimlach op je gezicht krijgt. Tegelijk is het een verhaal dat vragen oproept: zou ik anders gereageerd hebben? Waar hou ik rekening mee? Het is natuurlijk nog even de vraag wat de gemeente gebeden heeft. De bijbeltekst vertelt dat niet. Misschien hebben ze vurig gebeden om Petrus’ vrijlating. Maar waarom geloven ze het slavinnetje dan niet als ze zegt dat hij voor de deur staat? Misschien hebben ze vurig gebeden dat Petrus moed zou krijgen om zonder angst te sterven. Jakobus was onthoofd. Je zult maar weten dat dat voor de dag erna op het programma staat -jouw onthoofding- je zou toch geen oog meer dicht doen? Petrus slaapt wel in de nacht voorafgaand aan zijn executie, de engel moet hem wakker maken. Maar wat de gemeente ook precies voor Petrus gebeden heeft, op het moment dat de slavin meldt dat Petrus voor de deur van het huis staat geloven ze er niets van. Dat zit zo diep dat ze met alternatieve verklaringen komen. Je zou denken, wat is de moeite om even bij de deur te gaan kijken? Maar nee, het slavinnetje is niet goed wijs of het zal de geest van de overleden Petrus wel zijn. Hier zie je hetzelfde patroon als bij Petrus, zolang de biddende gemeente niet rekent met Gods ingrijpen moeten ze het wel anders verklaren. Zicht op de werkelijkheid krijg je pas wanneer je met Gods ingrijpen rekening houdt. Je kunt niet zien wat je niet wil zien.

 

Dat Lucas (de schrijver van het boek Handelingen) dit punt wil maken blijkt uit de derde groep die hij in beeld brengt: Herodes en de soldaten. Zij houden sowieso geen rekening met Gods ingrijpen. Zij blijven dan ook in verwarring achter en blijven zich afvragen ‘wat er met Petrus gebeurd kon zijn’. Bij Petrus en bij de gemeente komt er zicht op de werkelijkheid op het moment dat ze met Gods handelen gaan rekenen. Voor Herodes en de soldaten blijft de werkelijkheid definitief verborgen. Zij weigeren in hun denken ruimte te maken voor een goddelijk ingrijpen. Dan blijf je met heel veel vragen zitten. Hoe kan dit? Dit bestaat niet. Hoe kan iemand die door 16 soldaten bewaakt wordt, die geketend is en achter meerdere deuren is opgesloten, verdwijnen? Dat is het voor hen, hij is verdwenen. En omdat er niet met een goddelijk ingrijpen gerekend wordt, worden de soldaten er op afgerekend. Het staat er in bedekte termen: Herodes gaf bevel hen ‘terecht te stellen’, dat betekent dat ze geëxecuteerd werden. Zij werden schuldig bevonden aan de verdwijning van Petrus. En Herodes zelf maakt zich uit de voeten naar Caesarea.

 

Dus de duiding door Lucas van deze geschiedenis is dat God zegt: reken met mijn handelen en krijg zicht op de werkelijkheid. Zolang je niet met mijn goddelijk ingrijpen rekent ga je andere verklaringen zoeken: ik zal wel dromen, dit kan niet waar zijn, wat hier gebeurd is - geen idee. En God zegt dit omdat Hij ons voor zijn werkelijkheid wil winnen. Wat is dan die werkelijkheid? In Handelingen is dat de doorgaande verkondiging van het evangelie. Daar wil God zijn kinderen zicht op geven. Want het lijkt er in alles op dat de verkondiging van het evangelie een halt wordt toegeroepen: apostelen worden gedood en gevangen gezet, de gemeente bang gemaakt zodat mensen hun mond gaan houden. Maar de werkelijkheid is dat God doorgaat met zijn werk. ’t Werk van God is niet te keren omdat Hij erover waakt. Het evangelie verovert de wereld. Het evangelie van vrede tussen God en mens, van vrede tussen mensen onderling. Het evangelie van een wereld waar het leven echt goed is.

 

Ik stel nu opnieuw de vraag van het begin: wat zie jij van Gods handelen in deze wereld? Misschien vraag je je af of het allemaal nog wel goed komt met die wereld van God, het duurt al zo vreselijk lang. En in Nederland en in de westerse wereld lijkt het christendom alleen maar minder te worden. Kerkelijk maak je je misschien wel zorgen. In zo’n sfeer van teruggang en het kleiner worden van kerken kun je zomaar gaan twijfelen aan de doorgang van Gods werk. Wat zie je daarvan? Ik merk dat ik het lastig vind om te geloven in hedendaagse wonderen. Opent God deuren van gevangenissen? Nu zitten Nederlandse christenen niet in de gevangenis, dus worden ze daar ook niet uit bevrijd. Maar hoe zit het dan met wonderlijke genezingen, houd ik rekening met een goddelijk ingrijpen? God kan het, maar om de een of andere reden doet Hij het niet vaak of doet Hij het wonder via de medische techniek. Of zie ik het niet omdat ik er niet echt rekening mee hou? Dan treft mij ook die waarschuwing: wat je niet wil zien, kun je niet zien. Nu denk ik dat een wonderlijke genezing verwachten nog wel iets anders is dan een wonder verwachten dat direct met de verkondiging van het evangelie te maken heeft. De bevrijding van een apostel uit de gevangenis is van een andere orde dan het genezen van de rugklachten van een willekeurige christen. Dat eerste heeft te maken met Gods doorgaande werk in deze wereld, de verspreiding van zijn evangelie, de komst van zijn rijk. Dit betekent niet dat je niet om genezing mag vragen of dat je geen wonder van God mag verwachten. Maar de realiteit waar je zicht op krijgt als je rekening houdt met Gods ingrijpen is dat Hij werkt aan de komst van zijn koninkrijk. Waar niet alleen jouw ellende voorbij is maar de ellende van de hele wereld.

 

Tegelijk blijft het waar dat vooringenomenheid je zicht op God en op zijn werk in deze wereld belemmert. Petrus rekende niet met een goddelijke bevrijding uit de gevangenis dus dacht hij dat hij droomde. De biddende gemeente verwachtte het ook niet en dus zeiden ze tegen Rhode: je bent niet wijs. In het denken van Herodes en de soldaten was ook geen ruimte voor een goddelijk ingrijpen en dus zeiden ze: wat hier gebeurd is - geen idee. Onze vooringenomenheid zit denk ik hier op vast, dat wij denken dat de mens het van God gewonnen heeft. De mens heeft zich zover ontwikkeld dat hij God niet meer nodig lijkt te hebben. Die gedachte nestelt zich ook zomaar in ons brein. En voor je het weet draai je de bewijslast om: God moet eerst maar eens wat van zich laten zien voor ik in Hem geloof. Dat is dus dat mannetje uit het stripje van het begin. Het is de doorwerking van de zonde in ons dat we de bewijslast bij God leggen. Maar het tragische is dat wie niet met God en zijn handelen rekent, het zicht op de werkelijkheid verliest. Je zou kunnen zeggen: je moet eerst geloven in Gods bestaan en in zijn werk in deze wereld, voor je iets van Hem kunt zien. Gelukkig gaat Gods werk gewoon door ook als jij het niet ziet. Ook als jij zegt: wat daar nou gebeurde kan ik niet verklaren, of: degene die me dat vertelde is niet goed wijs. Gods werk in deze wereld gaat door. Zijn nieuwe wereld komt, zijn evangelie verovert de wereld. Ongeacht of mensen die werkelijkheid zien en herkennen. Zelfs christenen zijn het zicht daarop soms kwijtgeraakt. Moge God hun ogen weer openen en hen uit de droom helpen. Bemoedigend is dat God soms verrassende dingen doet om je aandacht te trekken. Wees daar alert op en laat je verrassen. Wie rekent met God krijgt zicht op de werkelijkheid.

 

Laat ik daar wat voorbeelden van geven. Wie rekent met God en zijn werk in deze wereld krijgt zicht op de bijzondere werkelijkheid van de liefde. De gevende liefde, liefde die iets over heeft voor de ander, liefde die zichzelf over heeft voor de ander. Wie uitgaat van een wereld die ontstaan is door evolutie waarbij de sterkste overwint (survival of the fittest), kan niet verklaren waar de liefde vandaan komt. Wie rekent met God ziet de werkelijkheid: die liefde komt bij God vandaan, Hij legt die in het hart van mensen. Ander voorbeeld, waar komt de kerk vandaan? Ja het zijn de volgelingen van Jezus. Maar hoezo bestaat de kerk dan nog steeds, al tweeduizend jaar, ondanks vervolging en tegenstand? Moet je horen wat een belangrijke Farizeeër daarover heeft gezegd: ‘als het mensenwerk is wat ze nastreven, zal het op niets uitlopen, maar als het Gods werk is, zult u niets tegen hen kunnen uitrichten, of het zou weleens kunnen blijken dat u tegen God strijdt’ (Handelingen 5:38-39). Wie rekent met God ziet hier de werkelijkheid: God houdt zijn kerk in leven. Nog een laatste voorbeeld, waarom is de Bijbel het meest verkochte boek op aarde? Wie geen rekening houdt met God en zijn handelen in deze wereld zegt: geen idee, dat kan ik niet verklaren. Wie wel rekening houdt met God ziet de werkelijkheid: God spreekt vandaag door de Bijbel mensen aan. Heb je het door, je manier van kijken bepaalt de uitkomst.

 

Tot slot. Ik moet bij het evangelie van vanmorgen denken aan hoe een illusionist werkt. Hij wekt een verwachting bij zijn publiek en dat gaan mensen dan ook zien. Iets wat helemaal niet kan en wat in de werkelijkheid ook niet bestaat, het laten verdwijnen van iets of het levend doorzagen van iemand. Bij God is het omgekeerd. Hij zegt: als je er van uit gaat dat ik besta en dat ik bezig ben in deze wereld, ga je dat ook zien. Dus reken met Gods handelen in deze wereld en krijg zicht,steeds meer zicht, op de werkelijkheid. Amen.