Gods alomtegenwoordigheid

17 december 2006

God heeft 'ruimte' geschapen: lengte keer breedte keer hoogte. Maar zelf is Hij daar niet aan onderworpen, op Hemzelf is 'ruimte' niet van toepassing. God is oneindig. Tegelijk vervult Hij alle ruimte, want ruimte bestaat alleen in Hem.

Lezen: Jeremia 23:16-23

Tekst: Jeremia 23:23-24

Ik begin de preek met een korte, eenvoudige vraag, maar het antwoord moet misschien lang zijn, en in meerdere delen uiteen vallen. De vraag is: ‘Waar is God?’ Een bekend lied zingt: ‘Op bergen en in dalen, ja overal is God!’ Maar is dit de betekenis van de belijdenis van Gods alomtegenwoordigheid: God is overal? Ja! En toch moet er meer gezegd worden. Want wie de vraag ‘waar is God?’ aan een aantal verschillende mensen stelt, krijgt evenzoveel verschillende antwoorden! De één zegt: ‘God is in de hemel.’ Een volgende antwoord: ‘God is op aarde.’ De derde roept: ‘God is in mijn hart.’ De vierde zegt: ‘Christus woont in de gemeente.’ En een vijfde kan nog zeggen: ‘Christus is aanwezig in het avondmaal.’ Dat kan dus: zomaar een handvol verschillende antwoorden op de vraag ‘Waar is God?’

 

Want het zijn ook allemaal antwoorden vanuit de bijbel. Luister maar: Jesaja 66:1: ‘Dit zegt de Heer: De hemel is mijn troon.’ Maar in Psalm 132 staat: ‘De HEER heeft Sion verkozen en als woonplaats begeerd’, God woont dus ook op aarde. En in 1 Korintiërs 6:19 staat: ‘Weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de heilige Geest, die in u woont?’ Dus inderdaad, God woont in het hart van de gelovigen. En Matteüs 18:20 zegt: ‘Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, ben Ik in hun midden.’ Dus Christus woont in de gemeente, zie daarvoor ook 1 Korintiërs 3:16. En Christus is ook aanwezig in het avondmaal. Hij zegt: ‘Dit is mijn lichaam.’ De catechismus tekent hier wel bij aan: ‘Christus is in de hemel’, maar de catechismus vraagt even zo goed op een andere plaats: ‘Is Christus dan niet bij ons tot aan de voleinding van de wereld?’ Waarop het antwoord volgt: Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar naar zijn godheid, majesteit, genade en Geest verlaat Hij ons nooit meer.’ In het formulier dat we bij het avondmaal lazen wordt dan ook gezegd dat Jezus de gastheer is van de tafel. Het is dus de bijbel zelf die ons voorgaat in een groot aantal verschillende antwoorden.

 

Maar moet de oplossing nu zijn: ‘Dat is nou net Gods alomtegenwoordigheid?’ Nee. Het zou ook geen recht doen aan Gods alomtegenwoordigheid om dat te beschouwen als slechts de oplossing voor iets dat in onze ogen een probleem is: ‘God zegt dat Hij op verschillende plaatsen aanwezig is, en ook nog tegelijkertijd, dat kan volgens onze logica niet, en dus zeggen we maar: God is alomtegenwoordig.’ Nee, de belijdenis van Gods alomtegenwoordigheid is geen oplossing voor iets dat we anders niet kunnen begrijpen. Het is voluit een belijdenis! Een gelovig naspreken van wat God zelf zegt. Een dankbaar nazeggen van wat God openbaart. Nog sterker: we prijzen God om zijn alomtegenwoordigheid! Want deze eigenschap van God, dit kenmerk van zijn wezen, zegt iets over God. Vertelt ons iets heel moois over God.

 

Thema voor deze preek is:

Gods alomtegenwoordigheid is evangelie!

 

De grootste vergissing die we kunnen maken als het gaat over Gods alomtegenwoordigheid is dat we zouden denken dat God altijd, overal, op precies dezelfde manier aanwezig is. Heel statisch dus. Dat zou ook betekenen dat God er niet voor kan kiezen ergens niet aanwezig te zijn. Toch beschrijft Ezechiël 11:23 dat de Here om de zonden van Juda en Jeruzalem de tempel verlaat. God wil daar niet meer zijn! We begrijpen ook dat God anders in een gelovige is, dan in een ongelovige, als je al moet zeggen dat God ‘in’ een ongelovige is. En nog weer heel anders is God in Christus. Kolossenzen 2:9 zegt: ‘in Hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig.’ Conclusie: God is niet op alle plaatsen op precies dezelfde manier aanwezig. ‘De hemel is zijn woonplaats, de aarde is zijn voetenbank’, zegt de bijbel op verschillende plaatsen. Dus ook als je zegt: ‘God is overal aanwezig en nergens afwezig’, dan is er nog wel verschil in de intensiviteit van zijn aanwezigheid.

 

Gods alomtegenwoordigheid kan daarom beter anders gedefinieerd worden. Je kunt het vergelijken met Gods eeuwigheid. Toen heb ik gezegd: Gods eeuwigheid is dat Hij buiten en boven de tijd staat. Hij heeft die immers zelf geschapen. Daarom is Hij er zelf niet aan onderworpen. Datzelfde geldt ook voor ‘ruimte’. God heeft ‘ruimte’ geschapen. Dus lengte keer breedte keer hoogte. En die ruimte is zo essentieel voor ons bestaan dat wij het ons niet kunnen voorstellen dat er ergens geen lengte keer breedte keer hoogte is. Of te wel, geen meetbare ruimte. Ook buiten de dampkring, meet de mens nog graag in ruimte. En in tijd. En dan krijg je zoiets als lichtjaren. Voor God bestaat dit niet. Ja het bestaat wel, want Hij heeft het geschapen, maar zelf is Hij er niet aan onderhevig. Zoals ons lichaam een bepaald volume beslaat, een bepaalde ruimte in beslag neemt, zo geldt dat voor God niet. Hij is Geest. Hij is overal. Want Hij is oneindig. Hij heeft geen einde. Artikel 1 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gebruikt dat woord ‘oneindig’. En je kunt dat toepassen op de tijd: God is oneindig wat betreft de tijd, dat is zijn eeuwigheid. En God is ook oneindig wat betreft ‘ruimte’. Meer nog: zijn wezen past niet in de categorie ‘ruimte’. Lengte keer breedte keer hoogte is niet toepasbaar op God. In 1 Koningen 8:27 roept Salomo vol ontzag uit: ‘Zou God werkelijk op aarde kunnen wonen? Zelfs de hoogste hemel kan u niet bevatten, laat staan dit huis dat ik voor u heb gebouwd.’ De realiteit van ruimte is iets dat God aan de mens heeft gegeven. Waar de mens ook niet uit kan ontsnappen. Maar omdat God ruimte-loos is, vervult Hij tegelijk alle ruimte. Immers de ruimte bestaat alleen in Hem. In het slot van Jeremia 23:24 zegt God: ‘Ben Ik niet overal, in de hemel en op de aarde?’ Zoals een schilder een schilderij maakt, maar zelf niet aan de voorgestelde wereld van dat schilderij gebonden is, zo heeft God het bestaan van ruimte geschapen. En Hij is er voor, er achter en erin, maar Hij is er zelf niet aan gebonden.

 

De term alomtegenwoordigheid kan dus ook pas sinds de schepping van ruimte gebruikt worden. Daarvoor was God ‘tegenwoordig’. En je kon niet zeggen ‘overal’, ‘alom’ want dat gaat uit van grenzen. En die waren er nog niet. Alles was onbegrensd, oneindig, want God is oneindig. En voor de schepping van de wereld, was er alleen God. Alles was God, en God was alles. Dat wij God belijden als de Alomtegenwoordige kun je dus ook in deze zin verkeerd opvatten: alsof God in de ruimte zoals wij die kennen, overal aanwezig is en kan zijn, tegelijkertijd. Nee de beste ‘definitie’ van alomtegenwoordigheid is: God is de schepper van ruimte, en daarom is Hij er zelf niet aan onderworpen. En dit betekent dat Hij niet gehinderd wordt door grenzen. Hij kan overal zijn. Hij kan hier en tegelijk aan de andere kant van de wereld zijn. Hij kan mij volgen tot in het dodenrijk, zoals Psalm 139 zegt. Om mij ook daar nabij te zijn. Gods alomtegenwoordigheid sluit ook heerschappij in. Want hoe zou God ergens tegenwoordig zijn, zonder daar op goddelijke wijze te heersen? En Gods alomtegenwoordigheid heeft ook alles te maken met zijn onderhouding van de schepping. Zondag 10 van de Catechismus zegt: ‘Wat verstaat u onder Gods voorzienigheid? Antwoord: De almachtige en tegenwoordige kracht van God, waardoor Hij hemel en aarde, met alle schepselen, in stand houdt en regeert.’ God blies Adam de adem in de neus. En net zo zorgt Hij nog steeds voor elke ademtocht die een mens heeft. Want, God is er. Alle schepselen zijn volstrekt afhankelijk van God. Van zijn tegenwoordigheid. Als God écht weg zou zijn, zou alles weg zijn. Als God écht zou ophouden te bestaan, zou gelijk alles ophouden te bestaan. Want alles bestaat in Hem, zoals Handelingen 17:28 zegt: ‘in Hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’

 

Vanuit dit zicht op Gods alomtegenwoordigheid -dat God als schepper van ruimte niet onderworpen is aan de ruimte- vanuit dit zicht wordt het ook duidelijk dat God intensiever maar ook minder intensief ergens kan zijn. God kan vertrekken uit de tempel. God woont in de gelovigen, maar zo zeggen we dat niet van ongelovigen. God woont in de hemel, en kan naar de aarde afdalen. Zo staat er in Genesis 11:5: ‘Toen daalde de Here af om te kijken naar de stad en de toren -de toren van Babel- die de mensen aan het bouwen waren.’ Dus Gods aanwezigheid overal is niet statisch, maar beweeglijk! En gekleurd! Vergelijk het maar met de beweeglijke onveranderlijkheid van God. Hij wordt boos om ongeloof, maar is verheugd wanneer iemand zich bekeerd. En juist dat doet God onveranderlijk. Ongeveer zo is het ook met Gods alomtegenwoordigheid: God wil liefdevol aanwezig zijn. Maar Hij kan zich ook straffend terugtrekken. Zoals uit de tempel, in Ezechiël 23. Maar God kan een mens ook straffend achtervolgen. En waar die mens zich ook wil verstoppen, God vindt Hem. Amos 9:2 zegt: ‘Al kruipen ze -Gods vijanden- al kruipen ze de onderwereld in, Ik breng ze naar boven; al klimmen ze de hemel in, Ik haal ze naar beneden.’ God wil liefdevol aanwezig zijn bij de mens, bij zijn wereld. Maar Hij kan zich ook straffend terugtrekken van zijn volk, of iemand straffend achterhalen.

 

En daarmee is zijn alomtegenwoordigheid evangelie. Blijde boodschap! Is het dan fijn om te weten dat God zijn vijanden overal kan vinden? Voor hen natuurlijk niet. Gods alomtegenwoordigheid is ook een oproep tot bekering. Er is geen ontkomen aan bij God. Dus moet je naar Hem toegaan. En je aan Hem overgeven. Met zijn krijgsgevangenen gaat God zeer liefdevol om. Hij neemt hen aan als zijn eigen kinderen. En dat is het evangelie! Het evangelie heeft altijd twee kanten. Niet twee kanten die elkaar uitsluiten, maar die juist bij elkaar horen. Gods alomtegenwoordigheid toont ons God die met zijn liefde op zoek is naar de mens. Hij wil dichtbij hen zijn. Hij wil met hen samenleven. Denk maar aan de situatie in het paradijs voor de zondeval. Maar ook daarna, wanneer de mens zich van God afkeert, blijft God de mens opzoeken. En Hij kwam ons tot nu toe het meest dichtbij in Jezus Christus. Want God wil nog steeds met zijn liefde in het leven van de mens zijn. Zo dichtbij als mogelijk in de verdorven situatie. De onheiligheid van de mens maakt het God onmogelijk om al te dichtbij te komen. Als Hij zijn schepping tenminste niet wil verteren met zijn heiligheid. En eens, wanneer alles volbracht is in hemel en op aarde, eens zal het weer goed komen. Openbaring 21:3 tekent dit perspectief zo: ‘Gods woonplaats is dan onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn.’ De lijn van paradijs, via de wereldgeschiedenis, naar het koninkrijk van God kan getekend worden vanuit het gezichtspunt van de intensiviteit waarmee God aanwezig is bij de mens. God wil steeds dichterbij komen. Omdat ons leven alleen maar bestaat in Hem. En dus ook steeds mooier en volmaakter wordt dichtbij Hem.

 

De keerzijde hiervan is die andere kant. Die bij Gods liefde hoort. Die andere kant van het evangelie dat is Gods boosheid wanneer zijn liefde afgewezen wordt. Wanneer Jezus Christus afgewezen wordt. Dat is ook evangelie, hoe gek het misschien ook klinkt. Het is de blijde boodschap dat God mensen niet vrij laat om maar voor Hem te kiezen of niet. En het is de blijde boodschap dat Hij hen overal achterhaalt. Met zijn straf laat God de mens iets proeven van wat hem te wachten staat als hij verder gaat op de weg zonder Hem. Het is juist de simpele voorstelling van God, die hier anti-evangelie is. Alsof God alleen maar liefdevol dichtbij is. Alsof God altijd maar statisch overal is, en bij iedereen. Alsof je altijd een beroep op God kunt doen omdat Hij toch ongewijzigd nabij is. Het zijn de valse profeten van Jeremia 23 die dit soort voorstellingen verkondigen. Tegen hen die God minachten zeggen ze: ‘De Here zegt: ‘het zal jullie goed gaan.” En ‘onheil blijft je bespaard.’ En dan zegt de Here: Als die profeten mij echt kenden, en mijn raad, mijn plan met de mens en de wereld, dan hadden ze mijn volk opgeroepen zijn verdorven levenswandel op te geven. En dan hadden ze mijn volk opgeroepen te breken met zijn kwalijke praktijken.” ‘Want,’ zegt God -vers 23 en 24- ‘ben Ik alleen een God van dichtbij? Ben Ik niet ook een God van ver?’ Als iemand zich verbergt, zou Ik hem dan niet zien? Ben Ik niet overal, in de hemel en op de aarde?’ Oftewel: God is een God van nabij. Helpend. Troostend. Bemoedigend. Zie Psalm 139:5-10. En denk ook aan Deuteronomium 4:7 waar Mozes zegt: ‘Want welk volk, hoe groot ook, heeft goden zo dichtbij als wij de HEER onze God, telkens als wij Hem om hulp roepen?’ Maar het evangelie is ook dat God een mens kan overgeven aan de eenzaamheid van het leven zonder Hem. En in die straffende afwezigheid wordt je leven afgeknepen. De blijde boodschap zet je altijd voor de keus, ook nu: geloof ik, aanvaard ik de liefde van God, of bewaar ik liever afstand tegenover Hem? Aan geloof verbindt God de belofte van Psalm 145:18: ‘Allen die Hem aanroepen is de Heer nabij, die Hem roepen in vast vertrouwen.’

 

Nu wordt Gods nabijheid, en zijn alomtegenwoordigheid, ook onder christenen heel wisselend ervaren. Roept Gods alomtegenwoordigheid niet gemakkelijk het gevoel op van ogen die prikken in je rug? ‘God ziet je overal’, dat klinkt dreigend! Maar, hoe kijkt God dan naar je, volgens jou? Wie is God, in jouw gedachten? Is Hij iemand die alles wat je doet en laat langs zijn strenge meetlat legt? Ja dan zul je het gevoel hebben dat zijn ogen prikken in je rug. Maar God is toch helemaal niet zo? Hij kijkt toch juist in liefde naar de mens? Hij kijkt daarmee nog niet om de zonden van de mens heen, maar juist daarom stuurde Hij zijn Zoon. In Hem, beziet Hij de wereld met ogen vol liefde. En alleen wie die liefde afwijst, of die liefde op afstand houdt, heeft gelijk wanneer hij of zij Gods ogen voelt prikken in zijn rug.

 

Heel veel christenen beleven Gods nabijheid gelukkig als liefdevol en troostrijk. Zij merken Gods nabijheid op in allerlei dingen. Om te beginnen in zijn Woord, de bijbel. Wat komt God daarmee liefdevol dichtbij. En dat Woord legt Hij in ons hart door zijn heilige Geest. Daarmee komt God nog dichterbij. De heilige Geest zelf wil in onze harten woning maken. En omdat Hij de Geest van Jezus is, komt Jezus daarmee zelf in ons hart en leven. Kun je dat merken? Ja, dan kan. Luister maar eens naar v/a 8 van de Catechismus. Daar wordt gevraagd: ‘Zijn wij zo verdorven dat wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad?’ En dan is het antwoord: ‘Ja. Behalve wanneer wij door de Geest van God opnieuw geboren worden.’ Wanneer een christen iets goeds doet mag hij daarin een bewijs zien van de inwoning en werking van de heilige Geest. Want hij weet, gelovend in zijn verdorvenheid, dat dit niet uit hemzelf kwam. We zien dat in het geloof de ervaring gevonden mag worden dat Christus in je woont. Een rijke ervaring!

 

De vraag is nu hoe dat bij jou is. Is God in jouw leven? En hoe dan? Ja en: hoe merk je dat? En misschien wel de belangrijkste vraag: hoe kan God nog meer in je leven komen? Dat is immers de reden voor God om zich aan ons bekend te maken als de alomtegenwoordige. Dat doet Hij om ons te waarschuwen als we Hem actief en bewust buiten sluiten. Dan neemt Hij straffend afstand om ons te laten merken hoe je dat vergaat. En klaag dan niet dat je God niet kunt ervaren. Maar Gods doel is altijd: de relatie met ons. Hij wil met de mens omgaan. In nabijheid. Hij wil er voor ons zijn. En Hij wil ons voor zich hebben. Daarom vertelt God ons dat Hij de Oneindige is. Hij die niet door de grenzen van ruimte en tijd gehinderd wordt kan altijd dichtbij ons zijn. Dag en nacht. Als we werken of ontspannen. In droeve en blijde dagen. In gevaar en verzoeking. Altijd en overal. En dat God dat wil heeft Hij laten zien in het sturen van zijn Zoon, Jezus Christus. In Hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig. Dat is het evangelie van Gods alomtegenwoordigheid op zijn diepst.

 

Het is de apostel Jakobus die ons leert hoe we op dit evangelie zullen reageren. In Jakobus 4:8 zegt hij: ‘Nader tot God, dan zal Hij tot u naderen. Reinig uw handen, zondaars; zuiver uw hart, weifelaars.’ Dat betekent: breng je doen en laten in overeenstemming met Gods wil, en heb zuivere motieven. Vervolgens: Bid om zijn Geest. Luister naar zijn Woord. Vier het avondmaal van Christus. En maak deel uit van zijn gemeente. Oftewel: Geef je over aan de God die op zoek is naar jou. Zo komt je leven op het spoor naar Openbaring 21:3- het leven in het koninkrijk van God. Dan is alles voltooid. En dan is ‘Gods woonplaats onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal -als hun God- bij hen zijn.’ Amen.