Hoe de dood geen vat meer op je heeft

16 april 2017

Jezus keert op de Paasochtend niet terug naar het leven maar Hij gaat over naar een andere vorm van leven: leven waar de dood geen vat op heeft. Dat leven heb jij ook nodig.

Lezen: Johannes 20:1-18

Tekst: Johannes 20:7

De grootste ontdekking die ik deed bij het maken van deze preek is dat Jezus op de Paasochtend niet terugkeert naar het leven, maar dat Hij overgaat naar een andere vorm van leven. Jezus keert niet terug naar het leven zoals Hij dat had, maar Hij gaat over naar een heel nieuwe vorm van leven. Je zou kunnen zeggen: Jezus ondergaat op de Paasochtend een metamorfose.

 

Jezus’ metamorfose

Denk aan hoe dat gaat wanneer een rups een vlinder wordt. Kijk maar naar het scherm. En misschien ken je het boek van Krummel (Max Lucado): een rups die allemaal mooie beestjes om zich heen ziet en zich afvraagt waarom hij zo gewoontjes is. Van God krijgt hij te horen: ik ben nog niet klaar met jou. Ook hij ondergaat een metamorfose, een complete verandering, de rups wordt een vlinder. Tijdens zijn leven eet een rups zich helemaal vol (rupsje Nooitgenoeg die dwars door dat boekje kruipt) en vervolgens maakt hij een cocon om zich heen en na een paar dagen komt daar een prachtige vlinder uit. En wat ik nou zei over de Here Jezus is dat Hij op de Paasochtend uit zijn cocon komt in een totaal nieuw lichaam. Een lichaam dat nooit meer sterft.

 

Je ziet dan ook direct wat Pasen met jou te maken heeft. Want wij hebben ook zo’n lichaam nodig. Een lichaam waar de dood geen vat op heeft. God belooft ons eeuwig leven dichtbij Hem. Maar dan heb je een lichaam nodig dat een eeuwigheid meegaat. Een lichaam dat immuun is voor veroudering, ziekte, afbraak en de dood. Misschien kun je je daar maar weinig bij voorstellen. Maar er is één lichaam (niet op aarde maar ergens daar buiten) dat al 1984 jaar leeft. Dat is het lichaam van Jezus. Vanaf de Paasochtend in het jaar 33 tot vandaag aan toe klopt zijn hart onafgebroken. Het gemiddeld aantal maximaal slagen van een mensenhart is zo’n 2,5-3 miljard. Wanneer je hart zo vaak geslagen heeft is het op. Het hart van Jezus heeft sinds de Paasochtend al ruim 73 miljard keer geslagen. En het houdt maar niet op.

 

De lege cocon

Dus maak niet de vergissing dat Jezus op de Paasochtend ‘het leven’ terugkreeg. Alsof Hij terugging naar het leven voor zijn dood. Nee, Jezus kreeg een totaal nieuwe vorm van leven, een leven waar de dood geen vat op heeft. Hij is de eerste die zo’n leven kreeg. Petrus en Johannes zijn daar getuige van geweest, zij hebben de lege cocon gezien en later ook de vlinder. In Johannes 20:7 gaat het over die lege cocon. Wij hebben het met Pasen vaak over het lege graf maar het was helemaal niet leeg, de doeken lagen er nog, de cocon, het bewijs van Jezus’ metamorfose. Vers 8 zegt: Johannes zag het, en geloofde. Johannes, die dit evangelie geschreven heeft, is ‘de andere leerling’. Hij schrijft niet in de ik-vorm over zichzelf, maar hij heeft het over ‘de andere leerling’. Net zoals wij ‘ondergetekende’ kunnen zeggen als we het over onszelf hebben. Maar wat hebben Petrus en Johannes nu in het graf gezien? Het wordt allemaal heel beeldend beschreven. Het verhaal begint bij Maria die op de vroege Paasochtend naar het graf gaat en van een afstandje ziet dat de steen weg is. Ze maakt direct rechtsomkeert. Haar conclusie: als iemand het graf heeft opengemaakt heeft die het lichaam ook meegenomen. En dat vertelt ze dus aan Petrus en Johannes.

 

Opgerold, op een andere plek

Dan gaan Petrus en Johannes op pad (vers 3). Vers 4: ‘Zij liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf.’ Petrus is blijkbaar wat ouder of strammer, in ieder geval, Johannes kan harder rennen en hij is als eerste bij het graf. Vers 5: ‘Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen.’ Dat laatste hoefde ook helemaal niet want zijn conclusie is: Jezus ligt er gewoon nog. Maria heeft blijkbaar niet goed gekeken. Wat Johannes ziet is -wij zouden zeggen- een mummie. Mensen werden in die tijd niet begraven in een houten kist, maar ze werden in doeken gewikkeld (Johannes 19:40). Die doeken werden eerst door geurige olie gehaald en dat werd dan om het lichaam gewikkeld. Denk aan het verband dat je om je enkel of pols doet als je hem verstuikt hebt. Als je iets gebroken hebt gebruiken ze ook van die rolletjes gaas die dan eerst door nat gips heengaan. Dat wordt vervolgens om je heen gewikkeld en dan wordt het helemaal stijf. Die geurige olie had het zelfde effect, om het lichaam heen werd dat een hard omhulsel. Wat Johannes zag, van buitenaf keek hij dat halfdonkere graf in, was het achterste stuk van die mummie.

 

Nog in de vorm waarmee het om Jezus hoofd was gewikkeld

Maar dan komt Petrus bij het graf aan, hijgend en helemaal achter adem. Hij gaat het graf wel in, ook hij ‘zag de linnen doeken’, zegt vers 6, maar vervolgens doet hij een bizarre ontdekking. Vers 7: ‘en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart, opgerold, op een andere plek.’ Wat Petrus ziet is een onthoofde mummie! Wat is hier gebeurd? Het woord ‘opgerold’ wil niet zeggen dat Jezus die hoofddoek na zijn opstanding netjes heeft zitten oprollen. Zo vertaalt de Bijbel in Gewone Taal -‘netjes opgerold’- maar dat klopt hier echt niet (het woord netjes hebben de vertalers zelf verzonnen). In plaats van ‘opgerold’ kun je beter zeggen: nog in de vorm waarmee het om Jezus’ hoofd was gewikkeld. Petrus ziet de doek die Jezus’ gezicht bedekt had, apart, los van de andere doeken, nog in de vorm waarmee die om Jezus’ hoofd gewikkeld was. Hoe zou je die doek die helemaal stijf was geworden van de balsem en geurige olie ook weer kunnen oprollen? En als Petrus nog wat beter kijkt ziet hij dat de mummie hol is, hij kan zijn hand er zo in steken. Maar hoe kan iemand een mummie openen en het lichaam eruit halen zonder de boel te beschadigen? Dan had je het in twee helften moeten zagen net als gips. Wat is hier gebeurd? Johannes! Vers 8: ‘Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het... en geloofde.’

 

Anders dan bij Lazarus

Nu weet ik niet of Johannes gelijk door had dat hij getuige was van de eerste mensmetamorfose. Wel zal hij teruggedacht hebben aan de opstanding van Lazarus. In zijn evangelie beschrijft hij dat in hoofdstuk 11, en het verschil is groot. Lazarus, de broer van Marta en Maria, is gestorven. Hij is begraven en ligt ondertussen al vier dagen in het graf. Maar Jezus zegt: ‘Haal de steen weg’. Waarop Marta zegt: ‘Maar Heer, de stank!’ Als de steen weggehaald is roept Jezus: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ En dan staat er in vers 44: ‘De dode kwam te voorschijn, zijn handen en voeten in linnen gewikkeld, en zijn gezicht bedekt door een doek. Jezus zei tegen de omstanders: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’ Zie je het verschil? Lazarus is na zijn opstanding nog steeds een gevangene van de dood. Hij werd ‘omkneld door banden van de dood’ (Psalm 116). De omstanders moeten hem bevrijden. Maar als Jezus opstaat hoeft niemand hem los te maken. Hij is als de vlinder die uit zijn cocon kruipt en zijn vleugels uitslaat in een nieuw leven. Jezus gaat niet terug naar het leven dat hij had. Lazarus wel, hij kreeg er alleen maar wat jaren bij en is opnieuw gestorven. Jezus’ opstanding is niet de reanimatie van een lijk. Nee, Hij begint op de Paasmorgen, als eerste mens, aan het onvergankelijke leven. Het leven waar de banden van de dood geen vat meer op hebben. Dat is wat Johannes en Petrus ontdekken. In de kribbe verborgen de doeken Jezus’ heerlijkheid, in het graf tonen de doeken Jezus’ heerlijkheid.

 

Gods belofte: een onvergankelijk lichaam

God laat ons dit zien om duidelijk te maken dat zijn belofte waar is: Hij herstelt het eeuwig mens zijn. In Jezus. Hij is de eerste mens die nooit meer sterft. Dat was toch altijd al Gods bedoeling met de mens? God had de mens geschapen voor het leven. De dood is er gekomen door de zonde. Maar dat eeuwige leven, in een lichaam dat nooit meer sterft, dat is toch de christelijke hoop bij iedere begrafenis en in elke ziekte waarvan je weet dat het uitloopt op de dood? Het is de hoop van 1 Korintiërs 15: ‘Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke’ (vers 52-53). Het is dit evangelie dat hier in Johannes 20 uit de doeken wordt gedaan.

 

Daarom, blijf standvastig in de Heer

Hoe krijg jij die metamorfose? Jij wil toch ook zo’n leven waar de dood geen vat meer op heeft? Bovendien, zo’n onvergankelijk lichaam heb je echt nodig. Ik hoop dat je dat door hebt. 1 Korintiërs 15:50 zegt: ‘Wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid.’ Voor het eeuwige leven heb je een onverwoestbaar lichaam nodig. En denk niet dat je dit vanzelf wel krijgt, als een soort automatisme, op het moment dat de graven opengaan bij Jezus’ wederkomst. Ik hoop niet dat je daar vanuit ging, dat zou een pijnlijke vergissing zijn. Nee, dat leven waar de dood geen vat meer op heeft is iets dat Jezus geeft. Filippenzen 3 zegt: vanuit de hemel verwachten wij onze redder, de Heer Jezus Christus. En dan staat er (vers 21): ‘Met de kracht waarmee hij in staat is alles aan zich te onderwerpen, zal hij ons armzalig lichaam gelijk maken aan zijn verheerlijkt lichaam.’ Jezus heeft al een verheerlijkt lichaam, vanaf de Paasmorgen, maar aan het einde van de geschiedenis wil Hij de mensen zo’n zelfde lichaam geven. Daarom (4:1): ‘blijf standvastig in de Heer.’ Oftewel die metamorfose kan alleen plaatsvinden wanneer jij verbonden bent met Jezus. In Johannes 11 zegt Jezus: ‘Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft’ (Johannes 11:26). Wat is het belangrijk dat je bij Jezus hoort (1 Korintiërs 15:23). Los van Hem krijgt niemand dat heerlijke, onverwoestbare leven.

 

Ook dat is evangelie. Want stel je eens voor dat je eeuwig kon leven zonder God en Jezus. Zonder liefde. Zonder licht, zonder lucht. Het gaat echt gruwelijk mis als je eeuwig leven wilt voor jezelf, om lekker een eeuwigheid te doen waar je zelf zin in hebt. Dat is de zonde in ons, die ons zo verblindt dat we niet doorhebben dat een onverwoestbaar lichaam hebben in een leven los van God, hels is. Dat is ook de reden waarom Adam en Eva uit het paradijs moesten: God wilde niet dat ze van de boom van het leven konden blijven eten want dan zouden ze eeuwig met de breuk met Hem moeten leven. Om die hel te voorkomen kwam Jezus naar de aarde. Als de tweede Adam. Hij vertrouwde God zijn leven lang. Hij gehoorzaamde God zijn leven lang. Hij had God zijn leven lang lief. Zo deed Jezus wat God van de eerste Adam verwachtte. Zo werd Jezus de eerste mens van wie het sterfelijke lichaam onsterfelijk werd. En alleen wie Hem toebehoort krijgt dat leven bij de opstanding op de jongste dag. Dat is hoe Jezus de mens wil bevrijden van de hel. De hel van continue afbraak, eeuwig bederf en een voortdurend sterven. Onverwoestbaar leven is alleen hemels in verbondenheid met Jezus. Daarom krijgen alleen zij het die Hem toebehoren. Als jij het leven waar de dood geen vat meer op heeft wilt ontvangen moet je vasthouden aan het geloof in Jezus.

 

Daarom is het ook zo link om vooral met je zelf en met het leven nu bezig te zijn. Dat verraadt dan toch hoe jij tegen het eeuwige leven aankijkt en wat je daarmee wilt? Je maakt mij niet wijs dat je daar dan opeens heel erg voor God wilt leven. Maar wie hier al voor God wil leven, wie dat hier al doet, die gaat daar in het eeuwige leven gewoon mee verder. Die mag zelfs merken dat allerlei beperkingen die je hier hebt om God te aanbidden, daar verdwenen zijn. Daar ben je nooit te druk om te bidden, nooit te moe voor een eredienst, je hoeft nooit te stoppen met zingen omdat je toch echt weer wat anders moet gaan doen, en er komt geen einde aan je aanbidding door de dood. Al die beperkingen zijn dan voorbij. Eens zul je een lichaam hebben waarmee je onbelemmerd eeuwig God kunt aanbidden. Ik hoop dat je daarnaar verlangt: dat op een dag de banden van de dood geen vat meer op je hebben zodat je eindeloze vreugde in God kunt vinden.

 

Rupsje Nooitgenoeg

Wat moet je daar voor doen? Denk nog even terug aan die rups. Die stopt zich helemaal vol. Dat is het leven van een rups: rupsje Nooitgenoeg. Wat jij moet doen is je in dit leven (je rupsenleven) helemaal vol stoppen met Gods evangelie. Dat tot je nemen en verwerken en verteren, het met elkaar delen en oefenen. Zodat je groeit en groeit. Daar moet je nu druk mee zijn. Als je dan sterft gaat je lichaam in die cocon, om er op de dag van Jezus’ wederkomst onsterfelijk uit te komen. Daar hoef je je niet druk om te maken. Dacht je dat Jezus, die zijn cocon van binnen uit opende, jou niet zal kunnen bevrijden? Amen.