Hoe je kind van God mag zijn

15 februari 2004

Door Jezus mag je kind van God zijn. En als Jezus weerkomt wordt het nog mooier.

Lezen: 1 Johannes 2:28-3:10

Tekst: Zondag 9

Wat is het eigenlijk om ‘kind van God’ te zijn? We gebruiken die uitdrukking vaak in de kerk. Er zijn ook heel veel kinderliedjes waarin het gaat over het kind van God zijn. We leren die liedjes graag aan onze kinderen want ze mogen weten dat ze kind van God zijn. Net zoals we dat voor onszelf mogen weten. Een kind van God kan een jongen of meisje van 5 zijn maar ook iemand van 80. Kinderen van God zijn er in alle leeftijden. Want kind van God zijn betekent zoiets als: je hebt een relatie met God. We voelen ook wel aan dat de term kind van God staat voor iets heel waardevols, iets heel moois.

 

Tegelijk kan het gebeuren dat zo’n term uitgesleten raakt. Het wordt gewoon. Je hoort het en denkt er verder niet over na. Misschien verwonder jij je er niet eens meer over dat je kind van God magen zijn. Deze preek wil daar wat aan doen. Want wanneer je een hele geijkte term als kind van God zijn maar blijft gebruiken zonder te weten wat het is dan loopt het leeg. Dan wordt het hol. En dat kan zomaar overslaan op het geloof als geheel. Maar we leven niet bij termen, we leven niet bij woorden, we mogen leven bij de eeuwige God.

 

Kind van God zijn is niet gewoon

Misschien vind je het vanzelfsprekend dat je een kind van God bent, maar het is heel bijzonder. Op dit spoor zet 1 Johannes 3:1 ons: ‘Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd, en dat zijn we ook.’ Daar klinkt verbazing in door. Johannes steekt zijn verwondering niet onder stoelen of banken. Deze tekst heeft de kleur van: mensen wat ik nu ga vertellen dat is nog eens heerlijk evangelie, want moet je horen: wij zijn kinderen van God! God heeft ons in zijn liefde dat kindschap gegeven. Dat schrijft Johannes, een jood, iemand uit het volk van God. Maar was Johannes niet al vanaf zijn geboorte kind van God? Ik denk van niet. Oas vanaf Pinksteren kunnen we spreken van het bestaan van kinderen van God. Was er dan een tijd dat God geen kinderen had? Zeker, waarom zou Johannes zich anders zo verbazen? Als we de bijbel op dit punt gaan onderzoeken zal het duidelijk worden: er is een tijd geweest dat God geen kinderen had. En wij leven in de tijd dat God wel kinderen heeft. Er gebeurt echt wat in Gods geschiedenis, er veranderen dingen. Zo is het ook met Gods liefde, zonder iets te zeggen over het beginstadium van Gods liefde kun je stellen dat die toeneemt in de geschiedenis. Je hoort in 1 Johannes 3:1 toch Johannes’ verbazing: ‘Bedenk toch hoe groot de liefde is die de Vader ons heeft geschonken!’ Gods liefde kon nog groter worden dan Johannes al dacht. In hoofdstuk 4:9-10 zegt Johannes wat de liefde van God is: ‘En hierin is Gods liefde ons geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door hem zouden leven. Het wezenlijke van de liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden om verzoening te brengen voor onze zonden.’ Juist door deze liefde kunnen mensen kind van God worden. Door Jezus. Door geloof in Jezus. In zijn evangelie zegt Johannes: ‘Wie hem ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden’ (Johannes 1:12). Hoe werkt dat dan? 1 Johannes 5:1 zegt: ‘Ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren.’ Kinderen van God zijn zij die door geloof verbonden zijn aan Christus. Dat kan dan op twee manieren: die verbinding ontstaat wanneer iemand gaat geloven in Jezus, of die verbinding ligt vast in het geloof van je ouders (zolang je kind bent).

 

Dat betekent dat voor Jezus’ komst op aarde er geen kinderen van God konden zijn. Dit klinkt je misschien vreemd in de oren, toch is het zo. Voordat Jezus op aarde kwam, voor Pinksteren, had God één Zoon en verder geen kinderen. Wie zojuist naar Zondag 9 van de Catechismus heeft geluisterd had dat al kunnen opmerken: ‘De eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, is om zijn Zoon Christus, mijn God en mijn Vader.’ God heeft kinderen gekregen via Jezus, via het werk van Jezus. Maar dan kunnen de gelovigen in het Oude Testament geen kinderen van God genoemd worden. En als we dat onderzoeken blijkt ook dat dit niet gebeurt. Als we kijken naar een aantal mensen met wie God heel nauw omging dan ontdekken we dat Hij hen geen kind noemt. Adam en Eva, zijn zij kinderen van God? Nee ze zijn onderkoningen van God op aarde en zo gaat God ook met hen om: God wandelt door de hof en spreekt met hen. Noach, wordt hij een kind van God genoemd? Nee de bijbel zegt dat hij rechtvaardig en onberispelijk was en dat hij met God wandelde. Noemt de bijbel Abraham dan misschien een kind van God? Nee, hoewel de Here ook met hem heel vertrouwelijk omgaat, God sluit zelfs een verbond met Abraham en God en Abraham spreken samen over het lot van Sodom en Gomorra. Maar Abraham wordt niet Gods kind genoemd, de bijbel noemt Abraham Gods vriend. Van Mozes wordt dat ook gezegd: God sprak met hem als met een vriend, hij wordt nergens kind van God genoemd. En David heet ‘de man naar Gods hart’, maar opvallend genoeg noemt David zich in zijn Psalmen nergens kind van God. Wel kom je in de bijbel de uitdrukking ‘kinderen Israëls’ tegen. Dus kinderen van Israël, kinderen van Jakob. Maar kinderen van God durfden de Israëlieten zich niet te noemen. God is immers de Heilige, de grote Schepper van hemel en aarde. Wie zou zich het aanmatigen om zich kind van God te noemen?

 

Wanneer God spreekt in termen van vader en kind dan heeft Hij het over zijn volk. Geen individuen, maar het volk Israël als geheel. Israël is Gods Zoon. Op een andere plaats ook Gods dochter. God is Israëls Vader. In Hosea 11:1 zegt God: ‘Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen.’ Dit gaat terug op Exodus 4:22 waar Mozes tegen de Farao moet zeggen: ‘Dit zegt de HEER: Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon; daarom zeg Ik u: laat mijn zoon gaan.’ Dat God zijn volk zijn dochter noemt lees je in Ezechiël 16. Er zijn ook plaatsen waar God spreekt over ‘mijn zonen en mijn dochters’, maar nog steeds gaat het dan over het volk van God.

 

Maar er zal een tijd komen, zegt God al in het Oude Testament, dat dit gaat veranderen. Er komt een tijd, zegt God, dat ik mij Vader laat noemen en dat ik de mensen met wie Ik een relatie heb kind zal noemen. Dat is Hosea 1:10. De profeet Hosea moest zeggen dat Israël niet meer Gods volk was vanwege zijn zonden. Maar God gaat daar ook weer een keer in brengen: ‘Maar eens zullen de kinderen van Israël talrijk zijn als zandkorrels aan de zee, die niet te meten en niet te tellen zijn. En waar tegen hen gezegd is: ‘Jullie zijn mijn volk niet meer,’ zullen ze weer kinderen van de levende God worden genoemd.’ Hier klinkt dezelfde verbazing in door als bij Johannes.

 

En die tijd is gekomen met Christus. De apostel Paulus zegt tegen de Galaten: ‘Want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God’ (Galaten 3:26). Nog preciezer, die tijd is gekomen met Pinksteren. Want het is de Heilige Geest die ons de Vadernaam leert uitspreken: ‘En omdat u zijn kinderen bent, heeft God ons de Geest van zijn Zoon gegeven, die ‘Abba, Vader’ roept’ (Galaten 4:6). In Romeinen 8:14-16 zegt Paulus het uitgebreider: ‘Allen die door de Geest van God worden geleid, zijn kinderen van God. U hebt de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om hem te kunnen aanroepen met ‘Abba, Vader’. De Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn.’

 

Gods relatie met de mens gaat van vriend, naar kind, naar meer

Gaan we hierdoor nu negatiever tegen het Oude Testament aankijken? Doet dit afbreuk aan Gods liefde of aan hoe wij Gods relatie met zijn volk beoordelen? Nee, het mag omgekeerd zijn: Gods relatie met de mens wordt steeds intenser.

 

Na 1 Johannes 3:1 gaan we nu luisteren naar vers 2: ‘Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God. Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan zien we hem zoals hij is.’ Hier staat dat we als gelovigen van nu kinderen van God zijn. In Christus, door zijn Geest. Dat wisten we ook wel. Alleen we zagen dat dit niet altijd zo geweest is: Gods relatie met de gelovigen in het Oude Testament was die van de heilige God met zijn volk, en met een enkeling (Abraham, Mozes) die van vertrouwde vrienden. Ook toen al hield God heel veel van de mens. Maar God heeft nog meer de diepte van zijn liefde laten zien in het sturen van zijn Zoon. Gods liefde is nog meer openbaar geworden toen Hij de gelovigen ging aannemen als kinderen. Je houdt immers meer van je kind dan van een vriend, dat is de bloedband. Zo neemt de openbaring van Gods liefde toe in de geschiedenis. De bekendheid van Gods liefde neemt toe door de tijd heen. Gods liefde kon blijkbaar nog groter worden dan eerst werd gedacht. In de relatie van God met de mens zie je dat ook: het gaat van vriend naar kind.

 

Maar het wordt nog mooier, de top is nog niet bereikt. Johannes zegt: ‘Wat we zullen zijn is nog niet geopenbaard, maar we weten dat we aan hem gelijk zullen zijn wanneer hij zal verschijnen, want dan zien we hem zoals hij is.’ Wat betekent dit? Je ziet dat het van minder naar meer gaat: Gods relatie met de mens gaat van vriend, naar kind, naar meer! Maar wat dat meer is? Je kunt denken aan het als koningen met de Here Jezus over de aarde heersen. Daarin zit het herstel van de paradijssituatie, maar je ziet gelijk ook het meer erin: in het paradijs was de mens onderkoning onder God, straks mogen de gelovigen koningen zijn naast Christus. Hierin zit ook de notie van erfgenaam zijn: de gelovigen zullen de nieuwe hemel en aarde beërven. Galaten 4:7 zegt: ‘U bent kinderen van God en als zijn kinderen bent u erfgenamen.’

 

Je kunt bij het ‘meer’ van 1 Johannes 3:2 ook denken aan een huwelijk. Wat wij zullen zijn is: de vrouw van God, van Christus. De bijbel beschrijft op veel plaatsen de relatie tussen God en zijn volk als een huwelijk. In het Oude Testament al, heel mooi in het eerdergenoemde Ezechiël 16. Maar ook in het boek Hosea: ‘Ik zal je voorgoed tot mijn vrouw maken, ik zal je hecht aan mij verbinden, door liefde en ontferming’ (Hosea 2:19). En: ‘Mijn vrouw zul je zijn, want ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn’ (Hosea 2:20). In het Nieuwe Testament neemt dit spreken van God in termen van een huwelijk steeds meer de vorm van een realiteit aan. Het wordt steeds minder beeld en steeds meer echt. Ik denk aan Openbaring 21:9 waar Johannes schrijft: ‘Een van de zeven engelen met de offerschalen die gevuld waren met de laatste zeven plagen kwam op me af en zei: ‘Ik wil je de bruid laten zien, de vrouw van het lam.’ Johannes ziet de hemelse realiteit.

 

Wat heeft God voor ons in petto? Zal de relatie van God met de mens gaan van vriend, naar kind, naar huwelijk? Dat lijkt misschien vreemd, trouwen met je kind, maar wie Ezechiël 16 leest ziet dat God de relatie met zijn volk juist zo beschrijft: Hij neemt een bijna dood vondelingetje aan tot zijn dochter en wanneer ze volwassen is geworden trouwt Hij haar. Gaat de relatie van God met de mens van vriend, naar kind, naar huwelijk? Is het daarom ook dat er in het koninkrijk van God geen huwelijk tussen mensen meer zal bestaan? Is dat zijn om vrij te zijn voor God, heeft ieder dan een soort huwelijksrelatie met God? En dan op de manier zoals God het huwelijk bedoeld heeft: echte zielsverwantschap. Maar als dat zo is dan begrijpen we ook waarom er staat dat we aan Christus gelijk zullen wezen. Niet dat het verschil tussen God en mens wordt uitgewist, dat nooit. Maar wel dat we een relatie met God mogen hebben zoals Christus. In de drie-eenheid lijkt ruimte te zijn voor meer, God wil zijn liefde echt delen met de mens. God zoekt naar omgang met de mens op de meest intieme manier. En hoe wonderlijk is dat! De grote God, die van eeuwigheid is en tot in eeuwigheid zal bestaan, de almachtige Schepper van hemel en aarde, die God verbindt zich steeds inniger met de mens. Met u, jou en mij. Verwonder je je nu over wat het betekent kind van God te zijn? Dit is heerlijk evangelie. Ik ben onder de indruk van 1 Johannes 3:1-2. En ik ben benieuwd naar het meer van straks. Hoe het ook zal zijn, het zal nog meer en nog mooier zijn dan die heerlijke vader - kind relatie van nu.

 

Ik geef twee praktische toepassingen voor vandaag. De eerste komt uit 1 Johannes, de tweede vanuit Zondag 9. Allereerst die van de Catechismus. De eerste helft van Zondag 9 hebben we nu gehad: de almachtige Schepper is door Christus mijn God en mijn Vader. De tweede helft zegt dat je er juist daarom van op aan kunt dat God in alles voor je zorgt. Ja zelfs dat Hij moeiten gebruikt of ombuigt tot iets goeds. Hij kan dat als almachtig God en Hij wil het ook als trouw en liefdevol Vader. Dit geeft troost en vertrouwen: God zorgt voor je.

 

De tweede toepassing komt uit 1 Johannes. Want de verzen 1-2 van hoofdstuk 3 staan in een bepaald verband, het gaat in 2:28-3:10 over rechtvaardig leven: doen wat goed is, leven naar Gods geboden, niet zondigen. Dat laatste wil zeggen: niet leven in zonde, in zonde vallen is wat anders en Johannes weet dat dit kan gebeuren in het leven van een christen (zie 1:8-9). Maar wanneer er in hoofdstuk 3:6 staat: ‘Ieder die in Christus blijft, zondigt niet’, dan betekent dit dat je de strijd niet opgeeft. Dat je het niet normaal gaat vinden dat je nu eenmaal zondigt. En in dit kader duiken dan die mooie verzen 3:1-2 op. Oftewel onze motivatie om te doen wat goed is en te leven naar Gods geboden, is de liefde van God voor ons. Dat we kind van God mogen zijn en straks nog meer, geeft ons de kracht om ons te reinigen: ‘ieder die dit vol vertrouwen van Hem verwacht maakt zich rein, zoals ook Jezus rein is’ (3:3)

 

Dit gaat over levensheiliging en heeft alles te maken met het leven in de laatste dagen voor Christus komst. Hoofdstuk 2:28 zegt: zorg dat je vrijmoedigheid hebt en niet beschaamd hoeft te staan bij zijn komst. Ons leven is een laatste voorbereiding op het wonderlijk intieme leven met God straks. Het gaat van vriend, naar kind, naar meer. Bereid je daarop voor. Hoe? Door je dit alles realiserend elke dag als kind van God te leven. Amen.