Ik ben de opstanding en het leven
26 november 2023
Jezus presenteert zich als de belichaming van onze hoop.
Lezen: Johannes 11:1-3, 17-44
Tekst: Johannes 11:25-26
In deze dienst zullen we stil staan bij hen die in het afgelopen jaar zijn overleden. Dat doen we als gemeente, dus dan denken we allereerst aan de gemeenteleden die zijn overleden. Hun namen worden straks ook genoemd. Daarnaast zijn er meer mensen die we missen. Mensen die niet lid waren van onze gemeente maar wel zijn overleden in het afgelopen jaar. En geliefden die al eerder stierven maar die we nog steeds missen. En soms gaat het goed, kunnen we het hebben, maar vaak genoeg ook overvalt het gemis ons op een gevoelige manier: de lege plek in je binnenste doet opeens weer heel erg pijn. Het zet je stil.
Het zal nu zo’n twee of drie jaar zijn dat we de overledenen op eeuwigheidszondag gedenken; dat is de laatste zondag voor advent. Eerder deden we dat op 31 december, de laatste kerkdienst van het jaar. Vorig jaar viel eeuwigheidszondag op 20 november. De eerste naam die ik straks moet noemen is die van Danee, de Here haalde haar thuis op 12 december, ze was zes jaar oud. Het zette ons toen stil, het zet ons nu weer stil. De dood -op welke leeftijd die ook komt- grijpt altijd in op het leven. De dood hoort er niet bij. De dood is niet door God bedacht. Daar mogen we aan vasthouden. Laten we nooit wennen aan de dood. Maar juist daarom blijft het zo zeer doen.
Wat is dan onze troost? Ik heb een aantal mensen daar naar gevraagd met het oog op deze zondag: wat is voor jou de troost van het evangelie bij het sterven van een geliefde? Ik geef iets weer van de antwoorden die ik kreeg. Allereerst, het gemis blijft en blijft voelbaar. Maar wat mensen vervolgens zeggen is dat ze geloven dat hij of zij die stierf het nu beter heeft. Lijden en ziekte zijn voorbij, geen pijn meer, geen moeite en verdriet. Als je je man of vrouw, je vader of moeder hebt zien lijden in het laatst van zijn of haar leven dan is de dood een verlossing. Maar gelukkig is er meer. Wat ook genoemd werd is het geloof dat de dood niet het laatste woord heeft. Wat troost is dat degene die stierf zich toevertrouwde aan God, dat hij of zij leefde in vertrouwen op Jezus Christus. Dan is de dood een doorgang naar het eeuwige leven. Iemand schreef me: ‘Het vergankelijke leven wordt ingeruild voor een onvergankelijk leven met onze Heer.’ Over die Heer gesproken, Hij is erbij, Hij gaat met je mee. Iemand verwoordde het zo: ‘Hij is de Heer van ons leven, hier en nu, en in de toekomst.’
Dat is het evangelie van Johannes 11. De hoop en troost die mensen vinden bij het sterven van een geliefde heeft een brede bijbelse basis. Maar vanmorgen concentreren we ons op Johannes 11:25-26, waar Jezus zegt: Ik ben de opstanding en het leven. Zo op het eerste gehoor voel je al iets van de kracht van deze woorden. Het is ook een bijzonder verhaal, Lazarus komt terug uit de dood. Daarmee heeft het verhaal ook iets vervreemdends, want onze geliefden kwamen niet terug uit de dood. Wij blijven bij een gesloten graf staan. Onze hoop ligt in de toekomst, als Jezus terugkomt zal ook dit graf opengaan en dan zal onze geliefde opstaan. Op het graf van mijn moeder staat: ‘Hier zal opstaan’ en dan haar naam, geboorte- en sterfdatum. Heel kort, heel krachtig. Drie woorden vol van hoop, vol van geloof. Het is ook het geloof van Marta in Johannes 11. Jezus zegt tegen haar: ‘Je broer zal uit de dood opstaan’ (vers 24). Waarop Marta zegt: ‘Ja, ik weet dat hij bij de opstanding op de laatste dag zal opstaan.’ Zo staan wij er ook vaak in. In die hoop begraven wij onze doden. Ik zeg het vaak als we iemand begraven: ‘dan begraven we nu het lichaam van .... in de verwachting van de wederopstanding.’ Maar weet je wat Jezus doet in Johannes 11? Hij brengt ons van hoop op een opstanding straks naar hoop op Hem. Onze hoop ligt niet in de toekomst maar onze hoop is Jezus. ‘Hij is de Heer van ons leven.’
Want wat betekenen die woorden: Ik ben de opstanding en het leven? Jezus zegt hier twee verschillende dingen. Dat blijkt ook uit het vervolg. Jezus zegt: ‘Wie in mij gelooft, zal leven, ook wanneer hij sterft.’ Dat betekent, zij die gestorven zijn in vertrouwen op Jezus zullen opstaan. Maar Jezus gaat verder en het tweede wat Hij zegt is dit: ‘en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven.’ Het eerste ging over hen die gestorven zijn, maar deze tweede uitspraak gaat over hen die nog in leven zijn. Wanneer zij in Jezus geloven zal hun dood hen niet schaden. De eerste uitspraak geeft troost aan wie een geliefde moest begraven, de tweede uitspraak is een oproep aan de levenden om hun vertrouwen op Jezus te stellen. Samengevat zegt Jezus hier: Ik heb macht over de doden en over de levenden.
Wat houdt die macht van Jezus over de doden in? Dat is belangrijk voor ons, want dat gaat over onze geliefden die we begroeven. Ik zou het zo willen zeggen, Jezus belichaamt onze hoop. Ik wil daar wat voorbeelden bij geven om het dichtbij te krijgen. Stel jij staat met pech langs de weg, en dan na een tijd wachten komt de wegenwacht. Als die man uitstapt belichaamt hij jouw hoop. Eerder had je contact met iemand van de centrale, iemand die je niet zag, maar als die man uit zijn bus stapt denk je: mooi, nu wordt het opgelost. Iets soortgelijks heb je als je de piloot ziet die jouw vliegtuig op zijn bestemming brengt. In plaats van een anonieme figuur in de cockpit zie je even de man of de vrouw aan wie jij je lot de komende uren toevertrouwt. Of denk aan de arts voorafgaand aan een ingrijpende operatie. Het is fijn om zijn of haar gezicht gezien te hebben en even met hem of haar gepraat te hebben. Want hij of zij belichaamt je hoop dat je er doorheen komt. Of de hoop dat je geliefde er door komt.
Zo belichaamt Jezus onze hoop op de opstanding van de jongste dag. Hij heeft ons lot in handen. Hij heeft het lot van onze geliefden in handen, degenen die we begroeven. Jezus ontmoeten betekent Hem ontmoeten die onze hoop waarmaakt. Bij het graf van Lazarus laat Jezus zien wat dat inhoudt, Hij heeft echt macht over de doden. De troost van dit verhaal is niet dat Lazarus opstaat uit de dood, hij is later alsnog weer gestorven. De troost van dit verhaal is Jezus, die onze hoop belichaamt. In Jezus heb je een ontmoeting met degene die jouw hoop gaat waarmaken. Dat is wat Marta en Maria overkomt in Johannes 11. Zij geloofden in de opstanding op de jongste dag, in Jezus ontmoeten ze Hem die dit gaat waarmaken.
Er was nog een tweede ding. Jezus heeft macht over de doden, maar Hij heeft ook macht over de levenden. Hij is de opstanding en het leven. Daarmee vraagt Jezus geloof in Hem. Een geloof dat de angst voor de dood wegneemt bij hen die nog in leven zijn. Soms kun je er best tegen op zien. Misschien schuif je het voor je uit, je bent nog jong of je staat midden in het leven, eigenlijk ben je niet zo bezig met je dood, dat is iets voor later. Maar niemand garandeert je natuurlijk dat je oud wordt. Maar voor wie oud wordt komt het sterven op een vanzelfsprekende manier dichterbij, je weet gewoon dat het een keer gaat gebeuren, met of zonder tijd om je daarop voor te bereiden. Dan kan het zomaar zijn dat de dood iets beangstigends heeft: hoe zal dat zijn, hoe vindt de ontmoeting met God plaats? Uiteindelijk geldt dit voor oud en jong: mag ik als ik sterf naar God in de hemel? Jezus zegt: daar ga Ik over, Ik heb macht over het leven, over de levenden. Daarmee is dit een oproep om in Hem te geloven, om je vertrouwen op Hem te stellen. Die oproep klinkt bij ons vaak genoeg in de kerk. Bij begrafenissen ook wel, toch focussen we dan vaak op de troost en minder op de noodzaak van geloof. Wanneer er in reformatorische kring begraven wordt is dat vaak sterker. Misschien soms ook te sterk. Dan is een begrafenis vooral een oproep aan de levenden om in Jezus te gaan geloven. Vanuit Johannes 11 horen ze bij elkaar. Jezus zegt: Ik ben de opstanding en het leven. Oftewel, Ik heb macht over de doden en over de levenden.
Wat Jezus doet in Johannes 11 is iets over zichzelf bekend maken. Dit verhaal draait niet om Lazarus en zijn opstanding maar om Jezus. Ik zei het eerder al, Lazarus is later alsnog gestorven. Zijn naam betekent trouwens ‘God helpt’. Lazarus is afgeleid van het oudtestamentische ‘Eleazar’. Dat God helpt, daar gaat het om in dit verhaal. En Gods hulp is Jezus Christus. Voor ten dode opgeschreven mensen is Hij de hulp die ze nodig hebben. Dat het om Jezus draait wordt ook duidelijk uit het vreemde begin van dit verhaal. Jezus krijgt bericht dat zijn vriend Lazarus ziek is. Maar Jezus wacht tot hij is overleden. Dat verwijten Marta en Maria Hem ook: ‘Als U hier was geweest, Heer, zou mijn broer niet gestorven zijn.’ Maar Jezus wil meer doen dan Lazarus genezen, Hij wil Lazarus opwekken. Om duidelijk te maken dat Hij macht heeft over doden en levenden.
Jezus dankt ook vooraf, dat is ook vreemd. Wanneer het graf geopend wordt kijkt Jezus niet naar beneden in het graf, maar Hij kijkt omhoog naar zijn Vader in de hemel. En dan bidt Hij niet, maar Hij zegt: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij hebt verhoord.’ Jezus maakt zo voor iedereen duidelijk wat zijn bijzondere band is met de Vader. Later, wanneer Jezus zelf is opgestaan uit de dood wordt opnieuw duidelijk wie Hij is, dat Hij meer is dan een mens. Wanneer Lazarus weer tot leven is gekomen blijkt hij nog steeds omvangen door ‘banden van de dood’. Wanneer mensen in die tijd begraven werden, werden ze in doeken gewikkeld. Met handen en voeten nog gebonden schuifelt Lazarus als een blindeman naar buiten. Jezus zegt: ‘Maak de doeken los, en laat hem gaan.’ Als Jezus opstaat verbreekt Hijzelf de banden van de dood. Niemand hoeft Hem los te maken, de doeken die zijn lichaam omgaven blijven leeg achter. De opstanding van Lazarus heeft een menselijk ontknoping, die van Jezus een goddelijke.
Wanneer wij geliefden begraven zeggen we vaak: ‘we begraven in de verwachting van de wederopstanding.’ En dat klopt. Toch zou je kunnen overwegen het iets anders te zeggen: ‘wij begraven nu, in opzien naar Jezus, het lichaam van .... in de aarde.’ Het laat zien waar jij op focust, ligt jouw hoop in een verre toekomst of hoop jij nu op Jezus? Op een bepaalde manier kun je er bij een begrafenis dus net naast zitten: je praat over de toekomst in plaats van over de macht van Jezus nu. Hij heeft macht over de doden en over de levenden. In Jezus zijn we met onze gestorven geliefden verbonden. Je zou kunnen zeggen: we zijn maar één handdruk van hen verwijderd. Dat is onze troost. In Johannes 11 leert Jezus ons naar Hem te kijken. In plaats van te zeggen: ik troost me met de gedachte dat hij of zij die stierf in de hemel is, zou je ook kunnen zeggen: ik troost me met de gedachte dat Jezus macht heeft over de doden en over de levenden. Bij Hem ben ik veilig en bij Hem is mijn geliefde die ik moest begraven veilig.
Ondertussen blijft de lege plaats, blijft het gemis, het verdriet en de rouw. Wat troost in het verhaal van Johannes 11 is het verdriet van Jezus. Niet omdat Hij dus ook menselijke emoties heeft, maar juist omdat dit een goddelijke emotie is. Als de God van het leven kan Jezus de dood niet uitstaan. Als de Zoon, door wie alles geschapen is, kan Hij het sterven van de mens niet verdragen. De dood stuit Jezus zo tegen de borst. Diep verdriet over wat mensen moeten ondergaan vreet zich een weg naar Jezus’ binnenste. Hier wil Hij een eind aan maken. Hier gaat Hij een eind aan maken. Al is het het laatste wat Hij doet. Amen.