Je geld is niet van jou

20 januari 2019

Wij kunnen optellen en delen, maar Jezus vermenigvuldigt. Met restwaarde.

Lezen: Marcus 6:32-44

Tekst: Zondag 42

Ik weet natuurlijk niet hoe het voor u en jou is maar ik vind de combinatie van geld en geloof altijd een hele ingewikkelde. Kijk, stelen dat doe je niet, hoop ik tenminste. Maar de Catechismus laat zien dat dit gebod veel verder gaat. Je mag niet stelen maar je moet delen. Dat is wat God wil, leert de bijbel. Maar delen is best moeilijk. Ik vind dat moeilijk. Weggeven wat je zelf zo leuk had kunnen gebruiken. Zit daar niet de moeite met die combinatie van geld en geloof? Vanuit het geloof weet je: ik moet mijn naaste liefhebben, maar zodra ik naar het saldo op mijn bankrekening kijk denk ik: wat zal ik daar eens allemaal voor leuke dingen van gaan doen?

 

In de preekvoorbereiding met gemeenteleden vroeg ik: wat is voor u/jou de kern van het achtste gebod? Opvallend genoeg werd toen niet het verbod genoemd, wat je niet mag, maar het gebod, datgene wat je moet doen. Namelijk: heb elkaar lief. Dat werd de kern van het achtste gebod genoemd. Ik vroeg ook: hoe zou je Zondag 42 samenvatten? Toen werd gewezen op de laatste zin: de behoeftigen helpen. Die zin zou alles samenvatten. Dat je de armen helpt, zij die zelf niet kunnen voorzien in de noodzakelijke levensbehoeften van eten, kleding en onderdak. Het gaat vanmiddag dus niet alleen over: steel jij of niet (iets meepakken uit de winkel, de belastingdienst oplichten, mensen ‘vergeten’ te betalen) nee het gaat vanmiddag over hoe jij met je bezit omgaat. Dit is niet een preek voor mensen die wel eens stelen of gestolen hebben, dit is een preek voor iedereen die geld en bezit heeft. Wij allemaal dus. Zelfs de jongens en meiden hier in de kerk hebben al dingen: speelgoed, een telefoon, een laptop, zakgeld of geld dat je verdient met werken. Hoe ga jij om met je bezit en ben je bereid om te delen?

 

Nu hebben wij het verhaal gelezen van de wonderlijke vermenigvuldiging van brood en vis. Ik ben niet zo goed in wiskunde maar ik denk dat de volgende som voor iedereen een breinbreker is: 5 + 2 = ..... rest 12. Dit kan niet. Bij een staartdeling kun je zeggen: het antwoord is iets, rest nog wat (10 : 3 = 3 rest 1). Maar 5 + 2 is gewoon 7. Vijf broden plus twee vissen zijn 7 dingen die je op kunt eten. Wat wij kunnen als mensen is optellen. Jezus vraagt aan zijn leerlingen: wat hebben jullie bij je? De leerlingen gaan rondvragen onder de mensen en als ze terugkomen bij Jezus hebben ze vijf broden en twee vissen bij zich. De evangelist Johannes vertelt in zijn beschrijving van het gebeuren dat dit afkomstig is van een jongen uit de menigte (Johannes 6:9). Maar zie je wat mensen kunnen? Optellen. Op Jezus’ vraag antwoorden de leerlingen: wij hebben vijf broden plus twee vissen. En die kun je uitdelen. Dat is wat mensen ook kunnen: delen. Als ze willen. Op school moet je bij het vak rekenen zogenaamde taarten delen: hoeveel krijgt ieder als je 1 taart hebt en je bent met zijn zessen? Dan krijgt ieder 1/6. Maar hoe doe je dit als je vijf broden en twee vissen hebt en 5000 mensen? Dat gaat niet werken. Maar dan zie je opeens wat Jezus doet, Hij vermenigvuldigt. Mensen kunnen dat niet, zomaar meer maken van iets. Jezus wel. En dan blijft er ook nog over. Dat is wat je ziet in dit verhaal: gedeelde gaven worden door Jezus vermenigvuldigd met restwaarde. Twaalf manden vol blijven over.

 

Met ons bezit, ons geld, is dat hetzelfde. Wij tellen op: ik heb al zoveel op mijn rekening, ik heb al zoveel in mijn spaarpot, en als ik dan nog even doorspaar dan heb ik bedrag x. Wij tellen op, we zien ons bezit liever toenemen dan afnemen. En we delen. Dat kan nog op twee manieren: wij delen ons bezit in stukjes, dat reserveer ik voor vakantie, dat is voor mijn oude dag, dat is voor een nieuwe auto, dat is voor de studie van mijn kinderen. En misschien zeg je ook nog: dat is voor goede doelen. Dat is dan de tweede manier van delen, je geeft weg. Maar veel verder dan optellen, aftrekken en delen komen wij niet. De enige die ons bezit kan vermenigvuldigen is Jezus. Dat doet Hij op het moment dat jij weggeeft. Jezus verbindt daar zijn zegen aan op een manier dat datgene wat jij weggeeft een meerwaarde krijgt. Dat er uiteindelijk iets kostbaarders overblijft dan waarmee je begon. Wat je in het verhaal van Marcus 6 ziet is dat leerlingen van Jezus uitdelen zonder ophouden dankzij Gods zegen.

 

Kijk nu eens naar Zondag 42. In vraag en antwoord 110 belijden we dat God zegt: respecteer mijn verdeling van geld en goed. God geeft mensen bezit en geld. Hij geeft de een veel en een ander minder. En God zegt: je mag niet willen hebben wat die ander heeft. Wees tevreden met wat ik jou heb toebedeeld. Ik weet wat goed voor jou is. Erken dat. Doe niet alsof jij het beter weet waardoor je zou gaan stelen wat Ik aan een ander gaf. Ten diepste zegt God: respecteer mijn verdeling van mijn geld en goed. Het is en het blijft van God. Eén van die nieuwtestamentische wetsvarianten vertaalt het achtste gebod zo: ‘De aarde is van Mij met alles wat erin is. Uw bezit is tijdelijk, u mag het gebruiken als u daar eerlijk mee omgaat. U kunt niet Mij en tegelijk het geld dienen. U zult de armen helpen.’ We hebben het ook gezongen aan het begin van deze dienst, Psalm 24: ‘De aarde is met al wat leeft, met al wat zij aan schatten heeft, het wettig eigendom des Heren.’ Laten we niet vergeten dat wij beheerders zijn, met een oud woord: rentmeesters. Wij beheren het bezit van God. Daar moet je dus ook verantwoording van afleggen. Het is als met dat verhaal van de talenten (Matteüs 25:14-30): wat doe jij met het geld dat jou wordt toevertrouwd?

 

Behalve dat je Gods verdeling van zijn bezit respecteert, zegt vraag en antwoord 111 dat je ook de armen moet helpen. Het is niet zo dat die armen bestaan omdat God de boel zo slecht verdeeld heeft. Of omdat Hij de aarde slecht geschapen heeft, met droogte, dierziekten en overstromingen. Armen zijn er door toedoen van de mens. Niet perse door jou, het zijn vaak grote systemen (van zelfverrijking en uitbuiting) waar je in je eentje lang niet altijd wat aan kunt doen. Maar God zegt wel: help jij de armen. In de woorden van de Catechismus: bevorder het welzijn van je naaste, waar je kan en mag, en ga zo met hem of haar om als jij zou willen dat mensen met jou omgaan.

 

Waarom wil God dat je zijn verdeling van geld en goed respecteert en dat je de armen helpt? Omdat Hij mensen een goed leven gunt. God wil dat allen een goed leven hebben. Ook jijzelf. Misschien denk je dat je beter wordt van stelen. Maar tevreden zijn met wat je hebt geeft veel meer rust. Daarom zegt God: respecteer het nou zoals ik het verdeeld heb. Maar God gunt ook jouw naaste een goed leven. Daar wil Hij jou bij inschakelen. Als jij overhebt, deel dat dan uit. Geef het weg aan wie weinig tot niets heeft. Dat God wil dat alle mensen een goed leven hebben zie je toch aan de aarde waarop we wonen? Wij wonen op een rijk gevulde aarde, met genoeg voor iedereen.

 

Nu kan ik me voorstellen dat de gedachte dat jouw geld niet van jou is maar dat je het slechts beheert namens God, schrikken is. Het kan ook irritatie oproepen. Hoe vaak gebeurt het niet dat wij geld aan iets uitgeven -een vakantie, een verbouwing- en daarbij denken: maar ik heb er toch hard voor gewerkt, dan mag ik het toch uitgeven zoals ik het wil? Ik weet niet of dat zo is en of jij je geld altijd maar mag uitgeven zoals je het zelf wil. Wij hebben geen recht op dingen. Dat is een belangrijke gedachte: wij hebben geen recht op een goed leven, een leven in rijkdom, zoals de meesten in Nederland hebben. Wij zijn toch rijk? Natuurlijk zijn er verschillen, de een is rijker dan de ander, maar volgens mij heeft ieder van ons een dak boven zijn hoofd, kleding, eten, een televisie, een telefoon. Daarmee zeg ik niet dat je het niet krap kunt hebben, en hoe ellendig dat is. Terug naar de gedachte ‘ik heb er toch zelf voor gewerkt’, wie gaf jou eigenlijk de mogelijkheid om te werken: de gezondheid, de baan, de mogelijkheid (eerder al) om een opleiding te volgen? Dat komt toch allemaal bij God vandaan? Die wijdverbreide gedachte ‘maar ik heb er zelf toch voor gewerkt’ klopt van geen kant. Wat je hebt en wat je kon verdienen is een gave van God. Om te beheren. En dat beheer houdt in: gebruik voor jezelf, zeker, maar niet ongelimiteerd. Altijd moet de naaste in beeld blijven.

 

Wat is nu het evangelie van het achtste gebod? Ik vind dat een belangrijke vraag bij de behandeling van de geboden. Het evangelie in het achtste gebod is dat je leert inzien wat een mens echt rijk maakt. Je ontdekt door dit gebod wat echt waarde heeft, blijvende waarde. Geld en bezit hebben geen blijvende waarde. Als je dat zelf nog niet bedacht had kan de Prediker het je wel vertellen. Je kunt nog zo rijk zijn maar als je sterft neem je er niets van mee. En of je kinderen, aan wie je het nalaat, er goed mee omgaan daar heb je geen invloed op (Prediker 2:18-19). Of je bent rijk maar door een tegenslag raak je alles kwijt (5:12-13). Of je werkt hard en verdient je hele leven geld maar het moment om ervan te genieten komt nooit (6:1-2). Wat heeft dan wel echte waarde in dit leven? Het grootste dat je kreeg, het meest waardevolle is Jezus Christus. Genade, goedheid, vergeving, zijn liefde voor jou, dat zijn dingen die nooit vergaan. Tegenover de vergankelijkheid van bezit hier op aarde staat het onvergankelijke koninkrijk van God. De manier waarop het achtste gebod over bezit praat maakt duidelijk dat niet wat je verdient je kostbaarste bezit is, maar wat je krijgt. Die bron is ook oneindig. Op Gods liefde, goedheid en genade zit geen limiet. Opvallend is wat de apostel Paulus hierover zegt: ‘Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden’ (2 Korintiërs 8:9, zie ook Filippenzen 2:5-8). Oftewel, Jezus genoot van de overweldigende heerlijkheid van de hemelse werkelijkheid en van zijn positie daar. Maar Hij gaf dat allemaal op toen Hij mens werd op aarde. Niet voor niets werd Hij in armoede geboren. Hij deed dat om ons rijk te maken met de herstelde relatie met God.

 

Wat is het daarom belangrijk om voor jezelf na te gaan hoe jij omgaat met bezit. Neem heel concreet je bestedingspatroon eens onder de loep. Kun jij dat verantwoorden? Kijk ook wat dieper bij jezelf naar binnen: betrap jij jezelf wel eens op die gedachte ‘ik heb er toch hard voor gewerkt’? En hoe kijk jij tegen dat verhaal van bruikleen aan? En lukt het jou om te delen? Waarom is dat vaak toch zo moeilijk? Ik denk dat juist rond het bezit het egoïsme zijn ware gelaat toont. Ik realiseer me dat dit nogal heftig klinkt. Maar bedenk dat genade en egoïsme elkaar niet verdragen. Je kunt niet zelf leven van genade en tegelijk ongenadig zijn naar je medemens. Wie geld en geloof bewust uit elkaar houdt, alsof dat onderwerpen zijn die niks met elkaar te maken hebben, die mist de reinigende werking van het evangelie met betrekking tot geld en bezit. Geld en bezit zijn in zichzelf niet verkeerd. Rijken kom je genoeg tegen in de bijbel. Waar het om gaat is dat je je geld en bezit een plaats geeft in je relatie met God en het in zijn dienst stelt. Dus, deel uit voor zover mogelijk, beheer je bezit goed en besef dat je het in bruikleen hebt. Nog zoiets, de bijbel zegt: wil je rijk zijn -en misschien wel als rijk bekend staan- wees dan rijk in goede werken (1 Timoteüs 6:18).

 

Als God het achtste gebod geeft wil Hij je ook met deze dingen helpen. Als God geboden geeft dan is dat niet om ons dwars te zitten maar juist om ons leven mooi te maken. God wil met zijn geboden ergens uitkomen met je. In het geval van het achtste gebod wil Hij je bij datgene brengen waar je echt rijk mee bent: een goed leven op aarde, voor alle mensen, met God verbonden in liefde en trouw. Het mooie is, Jezus blijft met zijn woord en Geest op je afkomen. Hij laat de rijkdom van zijn koninkrijk telkens weer verkondigen. Zo bevrijdt Hij je van je egoïsme. Hij laat je zien wat echt belangrijk is in dit leven zodat je gerichtheid op geld en bezit verdwijnt. Er is ook nog een andere manier waarop Jezus onrust in je werkt over je omgang met je geld. Dat doet Hij met de armen van deze wereld. Je ziet ze op het journaal en ze komen je huiskamer binnen via de acceptgiro’s van hulporganisaties. Dat roept toch onrust op, een ongemakkelijk gevoel: ik heb het zo goed maar anderen niet, klopt dat wel? Opvallend is dat wanneer geld uit Nederland als hulp gegeven wordt in een ver buitenland, de mensen daar stomverbaasd kunnen vragen: waarom helpen mensen uit Nederland ons, dat is toch niet logisch? Nee, dat is christelijke liefde waar een getuigenis vanuit gaat. Probeer het maar eens, geven en delen, en ervaar wat het met je doet. Amen.