Je plek in de gemeente

7 februari 2021

Het evangelie van deze ontdekzondag is: God geeft verschillende mensen doelgericht een eigen plek in de gemeente in onderlinge samenhang.

Lezen: 1 Korintiërs 12:12-27

Tekst: 1 Korintiërs 12:12-27

Mensen zijn verschillend. Dat merk je in families, in de samenleving en in de kerk. Mensen denken verschillend, voelen verschillend en kiezen verschillend. Mensen hebben verschillende overtuigingen en verschillende voorkeuren. Mensen hebben verschillende kwaliteiten en mensen beleven dingen verschillend. Volgens mij hebben we dat wel geaccepteerd met elkaar. Ook in de kerk. Waren we er vroeger op gebrand dat toch min of meer iedereen hetzelfde dacht en deed, nu lijken we verschillen van elkaar te kunnen hebben. We laten ze naast elkaar bestaan. Soms haast een beetje op de manier van onze samenleving: ieder heeft zijn eigen waarheid.

 

Maar wie a zegt -verschillen mogen er zijn in de kerk- moet ook b zeggen: er moet samenhang zijn. Het is niet voldoende dat we met elkaar accepteren dat mensen verschillend zijn. Volgens 1 Korintiërs 12 moet ieder gemeentelid zijn eigen plek innemen in onderlinge samenhang met de rest. Maar dan komt het opeens heel dichtbij. Je schouders ophalen over een gemeentelid dat er heel anders in staat dan jij lukt vaak nog wel. Al dan niet mopperend tegenover anderen: ‘dat geloof je toch niet, dat iemand zo denkt?’ En je gaat hem of haar uit de weg. Maar dat laatste kan dus niet. Mopperen natuurlijk ook niet; maar in 1 Korintiërs 12 gaat het over de samenhang in de gemeente. God zegt: leef in de gemeente in onderling samenhang. Dat heeft dus direct met jou te maken: jij zit in de gemeente, mensen zijn verschillend en God wil samenhang. Dus dat je mensen die anders zijn niet uit de weg gaat maar dat je hun anders zijn waardeert en de ruimte geeft.

 

Het is het voorbeeld van het lichaam. Oog en hand werken vaak samen. Je wilt iets pakken, je kijkt ernaar en je hand gaat ernaar toe. In een gezond lichaam gaat dat vloeiend. Je twee benen werken ook samen. Als je loopt en je verplaatst je gewicht van het ene been naar het andere, dan neemt dat andere been het direct over. Ook je vingers werken perfect samen. Stel je wilt ergens een dopje afdraaien, je duim en wijsvinger doen ieder hun taak zodat het lukt. Samenhang in het lichaam wil zeggen dat alle lichaamsdelen de ruimte krijgen om hun specifieke taak te doen. Ik heb nog nooit meegemaakt dat mijn hand mijn tong vastpakte om hem te verhinderen iets te zeggen. Dan zouden ze elkaar tegenwerken, elkaar niet de ruimte geven om hun eigen plek in te nemen. Samenhang wil zeggen dat de verschillende lichaamsdelen samenwerken en een eenheid vormen, dat ze elkaar niet in de weg zitten maar elkaar juist tot hun recht laten komen.

 

Dat wil God dus ook in de gemeente. Vanmiddag vieren we Ontdekzondag. Dat gaat over samen gemeente zijn als mensen die allemaal heel verschillend zijn. Maar wat ons samenbindt is dat we lid zijn van die ene kerk, in ons geval de Kandelaarkerk hier in Heemse. Opvallend is wat er staat in 1 Korintiërs 12:13. De apostel Paulus schrijft: ‘wij zijn allen gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden.’ Normaal groeit een lichaam in de moederbuik vanuit één cel tot een lichaam met verschillende ledematen. Armen, benen, handen en voeten, het zit vanaf het begin allemaal aan elkaar. Maar bij de gemeente van Jezus is de start anders: door de heilige Geest zijn we bij elkaar gaan horen. Van onszelf waren we los zand, al die verschillende mensen, maar de Geest verbindt ons aan elkaar. Hoe werkt dat dan? De heilige Geest verbindt je aan Jezus en aan de Vader. Je zou kunnen zeggen: de Geest geeft je een plek in het goddelijk gezin. Maar als de Geest jou die plek geeft, en een ander ook, ben je dus broer en zus.

 

Maar je blijft verschillend. In de kerk heb je elkaar immers niet uitgezocht op ras, hobby, politieke voorkeur of overtuigingen. Je hebt elkaar helemaal niet uitgezocht. Je bent aan elkaar gegeven als broer en zus door de heilige Geest. Vers 13 is duidelijk: omdat één en dezelfde Geest in ons werkt, zijn we bij elkaar in de gemeente terecht gekomen. Maar hoe moet het dan verder met die verschillen? Paulus zegt in vers 18: God heeft alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde. In het menselijk lichaam zijn verschillen de bedoeling. Als alles hand was, was het geen lichaam. Gelukkig heb ik maar twee handen en heb ik ook benen, een romp, een hoofd en een nek. En die twee handen van mij zijn zelfs nog verschillend, een rechter en een linker. Ze zijn niet hetzelfde (leg je handen maar eens op elkaar, waarbij je van beide de handpalmen naar je toe houdt). Zo is het verschillend zijn van mensen in de gemeente ook de bedoeling. God geeft verschillende mensen doelgericht een eigen plek in het geheel van de gemeente, vanuit hoe hij of zij is.

 

En dat is een plek in samenhang. De verschillende gemeenteleden vormen met elkaar een eenheid. Als het goed is zitten ze elkaar niet in de weg, maar laten ze elkaar juist tot hun recht komen. Als het goed is maken ze gebruik van elkaars gaven. Het verschillend zijn moet aanvullend worden ingezet. Dat betekent dat je jezelf geeft in het geheel, en het betekent dat je ruimte maakt voor de ander. Die samenhang wordt heel mooi beschreven in de verzen 23-26. Het is het gedeelte over de lichaamsdelen waarvoor we ons schamen en die we bedekken. Paulus zegt: God heeft bij de schepping van het menselijk lichaam voor samenhang gezorgd. Het lichaam is in balans. Lichaamsdelen die kwetsbaar zijn zitten op een veilige plek. Denk aan je hersenen, die zijn kwetsbaar maar ze zitten in een stevige schedel. Je gezicht en je handen bedek je niet. De rest is door kleren bedekt. Je zou kunnen zeggen: je gezicht is toonaangevend voor wie je bent en met je handen begroet je iemand (in de voor-coronatijd). Dus gezicht en handen zijn onbedekt, want ze spelen een belangrijke rol. Maar je schaamdelen, die je bedekt, zelfs als je naar het zwembad gaat, die hoeven zich niet achtergesteld te voelen. Want die spelen een hele spannende rol in het huwelijk. God heeft voor samenhang in het menselijk lichaam gezorgd. Op diezelfde manier heeft God ook gezorgd voor samenhang in de gemeente.

 

Hoe ziet dat er concreet uit? Er zijn in de gemeente mensen die zou je de oren kunnen noemen. Zij kunnen heel goed luisteren. Als je aan zo iemand je verhaal vertelt, voel je je van begin tot eind begrepen. En al vertellend worden de dingen voor jezelf ook duidelijker. Wat een weldaad, zulke mensen. Het zijn de oren van de gemeente.

 

Er zijn ook mensen in de kerk die zou je de handen kunnen noemen. Zij weten van aanpakken. Geen klus is hen te gek. Het zijn echte doeners, niet kletsen maar aanpakken. Onderhoud van de gebouwen en de tuin, schoonmaken of opruimen, zij doen het.

 

Er zijn ook mensen in de gemeente die zou je de ogen kunnen noemen. Zij kijken vooruit: waar moeten we naar toe als gemeente? Het zijn de mensen die visie ontwikkelen. Zij hebben oog voor de dingen die gebeuren in de samenleving, zij overzien het totaalplaatje van de gemeente en maken vervolgens plannen.

 

Die plannen hebben ook voeten nodig. Dat zijn de mensen die stappen zetten. Die het grotere plaatje in kleine stapjes kunnen opdelen en die ook de moed hebben om die stappen te zetten.

 

Er zijn ook mensen in de gemeente die de neus vormen. Zij snuiven de sfeer in de gemeente op. Daar zijn ze gevoelig voor: is er een geur van bederf of hangt er een aangename geur? Het klinkt wat grappig maar dit is heel belangrijk. Wie geen reuk heeft mist een heel stuk informatie uit zijn omgeving.

 

Er zijn ook mensen in de gemeente die vormen het hart. Daar kun je allerlei kanten mee op, maar ik bedoel: zij hebben een hart dat klopt voor de medemens in nood. Vluchtelingen, gevangenen, asielzoekers, mensen die vervolgd worden om hun geloof, weeskinderen, prostituees. Bij elke klop van hun hart gaan hun gedachten uit naar de medemens in nood.

 

Er zijn ook mensen die het gebit vormen van de gemeente. Zij kauwen dag in dag uit op de woorden van God. Ze verslinden de Bijbel. Ze proeven de woorden en nemen ze in zich op, verteren het, zodat het lichaam energie heeft en groeit.

 

Zojuist had ik het over de ogen, open ogen. Er zijn ook mensen in de gemeente die vormen de gesloten ogen. Dat zijn de bidders. Zij bidden voor alles en iedereen, intensief en dagelijks. Misschien zijn het meestal ouderen. Wie jong is en midden in het leven staat heeft over het algemeen veel aan zijn hoofd. Dit is natuurlijk geen excuus, maar ik ben blij dat de gemeente bidders heeft.

 

Herken je het in de gemeente? Mensen zijn verschillend. Je hebt doeners en denkers. Mensen die met hun hoofd denken en met hun hart. Mensen die eerst doen en dan denken. Daar moet je je niet aan ergeren. Dat maakt het lichaam juist compleet. Laat degene die stappen wil zetten niet ongeduldig de beleidsmakers opzij schuiven. Laten de aanpakkers genieten van de bidders, en omgekeerd. Gelukkig is niet iedereen zoals jij. Dit roept zo’n ontzag voor God bij mij op. Ons lichaam is al knap gemaakt, maar de gemeente ook. Ik word hier blij van. Onze God is een God van samenhang.

 

God wil dat wij in die samenhang leven binnen de gemeente. Om twee redenen. Allereerst wordt zo Gods evangelie zichtbaar (Efeziërs 3:10). Het evangelie van God gaat over het herstel van relaties: de relatie tussen God en de mens, en de relaties tussen mensen onderling. Wanneer we in de gemeente verschillen aanvullend inzetten dan zien mensen dat (mensen van buiten de gemeente) en verbazen zich hier over. Want veel samenlevingsverbanden bestaan uit groepjes mensen die elkaar nou juist hebben gevonden in een gezamenlijke hobby of sport of je bent collega’s van elkaar. Maar als mensen met elkaar blijven omgaan ook bij diepgaande verschillen, dan wordt het evangelie zichtbaar. In het Nieuwe Testament zijn de grote verschillen die tussen Jood en niet Jood, tussen slaven en vrije mensen. En toch zitten ze in één gemeente.

 

De tweede reden dat God wil dat we in samenhang leven binnen de gemeente is dat het evangelie zo ook in praktijk wordt gebracht. Gods evangelie mag niet bij woorden blijven. Het wil geleefd worden. Dat lukt alleen door de liefde. Na 1 Korintiërs 12 volgt het hoofdstuk over de liefde. De liefde is geduldig, vol goedheid, etc. Ik moet zeggen, ik heb het verschillend zijn van mensen steeds meer leren waarderen. Maar de spannende vraag blijft: lukt het ons om de verschillen ook in te zetten tot opbouw van de gemeente?

 

Daarom zou ik u en jou willen vragen: ga op zoek naar je eigen gaven. Probeer te ontdekken welke plek God jou in de gemeente heeft gegeven, met hoe jij in elkaar zit, met jouw talenten. En ben je bereid je met die gaven in te zetten? Dan ontstaat er samenhang. In de gemeente in Korinte liep het nog niet zo goed. Het probleem daar was dat mensen op zichzelf gericht waren met hun gaven. Ze liepen te koop met wat zij konden. Hun gave maakten ze tot het één en het al; om die gave zou het moeten draaien in de gemeente. Voor andere gaven hadden ze geen oog. En wat ze ook niet inzagen was dat zij afhankelijk waren van de gaven van anderen.

 

Wat ik nog wel eens proef is dat inzet binnen de gemeente als een keus wordt beschouwd. Alsof je je kunt inzetten als je dat leuk vindt, maar dat het ook een vrije keus is om je niet in te zetten. Dat klopt niet. Wie bij Jezus hoort, hoort ook bij zijn gemeente ongeacht wat je daar zelf van vindt. 1 Korintiërs 12:18 zegt: ‘God heeft nu eenmaal alle lichaamsdelen hun eigen plaats gegeven, precies zoals hij dat wilde.’ Daarom kun je niet doen alsof deelname aan het gemeente zijn een keus is. God wil samenhang. Het is de zonde die afstand bewerkt tussen mensen. Of je nou jezelf isoleert of dat anderen dat doen. Soms worden mensen gepasseerd in de gemeente. Dat is erg. God geeft ieder lid doelgericht een eigen plek in de gemeente in onderlinge samenhang. Je zou kunnen zeggen: ons verdiende loon voor de zonde is alleen te zijn. De zonde maakt mensen alleen. Je ziet het al direct bij de zondeval, er ontstaat afstand tussen Adam en Eva. Dat is het effect van zonde. Maar dat verdiende loon van de zonde heeft Jezus voor ons gedragen. Jezus liet zich door God en mensen verlaten, zodat wij nooit meer door God verlaten worden. Vanuit die vaste band met God valt er ook licht op onze onderlinge relaties. De zonde hoeft het niet te winnen in jouw leven. De eenzaamheid niet, het buitengesloten zijn niet. En ook niet de afstand die je voelt naar je medemens. Jezus heeft de effecten van de zonde doorbroken.

 

Behalve dat je opzoek gaat naar je eigen gaven, zou ik u en jou ook willen vragen op zoek te gaan naar de gaven van anderen in de gemeente. Probeer bij anderen te ontdekken wat hun gave is. Welke plek heeft God hem of haar gegeven in de gemeente? En de vervolgvraag is: hoe maak ik ruimte voor die gave? Hoe leer ik genieten van die gave, ook als het iets is wat vreemd is aan mijn eigen leven? Ik vind het mooi om te zien hoe wij steeds meer gaven inzetten binnen de kerkdiensten. Denk aan de voorlezers, denk aan het kindmoment. Maar ik denk ook aan de inzet achter de schermen. Dus het gebeurt. En stuk voor stuk zijn het prachtige voorbeelden van gemeente zijn in onderlinge samenhang. En het mooiste hierbij is dit: niet mensen geven elkaar een plek in de gemeente, maar God doet dat. Voor wie dat ontdekt, is er ruimte voor nog veel meer ontdekkingen. Amen.