Je uitsloven voor de kerk
8 oktober 2023
De gemeente is het leven van de toekomst. Wie dat ziet maakt daarvan zijn prioriteit.
Lezen: Ezra 4:1-7, 4:23-5:2, Haggai 1
Tekst: Haggai 1:4 en 9b
Vanochtend gaat het in de preek over je uitsloven voor de kerk. Haggai 1 is daarbij een confronterende tekst. Want het wordt daar nogal zwart-wit gesteld: sloof jij je uit voor je eigen zaken of voor die van God? Sloof jij je uit voor je eigen huis of voor het huis van de Here?
Aan veel huizen waar ik kom, jullie huizen, zit een aanbouw. Vaak zelf gedaan. Veel tijd in gestopt. Misschien ben je op dit moment wel aan het uitbouwen. Of aan het verbouwen. En het slokt al je tijd op, je komt verder echt nergens aan toe. En dan zit je hier in de kerk en dan wordt Haggai 1 voorgelezen, waar de Here zegt: jullie sloven je wel uit voor je eigen huis, maar niet voor dat van Mij. Lekker dan. En, denk je, de dominee heeft ook nog makkelijk praten, want hij woont al in een groot huis dat al uitgebouwd was. En daar geniet ik elke dag van, het is een heerlijk huis.
Maar wat moeten we dan met Haggai 1? Wij sloven ons uit voor onze huizen, laten we maar gewoon eerlijk zijn. We maken het mooier van binnen, we bouwen uit naar buiten. We maken een overkapping of veranda. We plaatsen dakkapellen. We leggen zonnepanelen, we isoleren en laten warmtepompen installeren. Maar mag dat dan niet? Laat ik daar nog even niet direct antwoord op geven. Ik wil eerst wat meer vertellen over de aanleiding voor deze preek.
De aanleiding voor deze preek zijn de ambtsdragervacatures. Ik wijk Oost hebben we drie vacatures voor diaken. Daar hebben we als wijkraad over gepraat, ook samen met de diakenen. We hebben geconstateerd dat wij deze vacatures dit seizoen niet ingevuld zien worden. Ook in Noord en Zuid zijn er verschillende vacatures. En we zitten hiermee in onze maag. Ik vermoed u en jij ook. Dat kan vanuit verschillende posities. Je kunt op dit moment ambtsdrager zijn. De roeping kwam op je af, die heb je overwogen, soms een heftig proces, maar je hebt het ambt aanvaard en nu zet je je daar voor in. En misschien gaat het je gemakkelijk af, valt het mee, maar het kan ook zijn dat de verantwoordelijkheid op je drukt. In tijd: je moet telkens maar weer zoeken naar een gaatje om bezoeken te doen en de vergaderingen passen eigenlijk ook nooit in je agenda. Of je bent er telkens in je hoofd mee bezig: bezoeken waar je niet aan toekwam, een gevoel van tekortschieten. Dan kan het zomaar aan je knagen dat er vacatures zijn. Dat doet jouw motivatie niet echt goed. Terwijl jij de taak op je nam hebben anderen bedankt. Je denkt: kom op, we moeten dit samen doen.
Zo zijn er ook broeders die zich in het verleden hebben uitgesloofd voor de kerk. Meerdere periodes in het ambt. Avond aan avond weg. Huisbezoeken, toen nog met zijn tweeën. Vergaderingen tot laat in de avond. En met verbazing kijken zij naar de vacatures van nu. Niet alleen met verbazing, maar ook met een beetje ergernis: wij hebben ons altijd ingezet, maar waarom doen die jonge mannen van nu dat dan niet? Ze vragen ook allemaal maar ontheffing. En ze krijgen het ook nog. Dacht je dat wij niet druk waren? En nu krijgen wij dus geen bezoek.
Of je zit hier en je vroeg ontheffing aan. Dat kostte je veel moeite (dat is eigenlijk altijd zo) en je voelt je daar ook gewoon rot over. Maar als je er nog eens over nadenkt zeg je, het kon ook echt niet. Ik heb de tijd gewoon niet. Ik moet voor mijn ouders zorgen. Mijn gezin vraagt op dit moment enorm veel aandacht. Het lukt gewoon niet naast mijn werk en de verplichtingen die ik al heb. Ik moet toch ook wat tijd voor mezelf overhouden, het is toch niet de bedoeling dat ik er aan onderdoor ga? Maar het blijft rot voelen.
Het kan ook nog zijn dat je zegt, we moeten de boel gewoon anders organiseren. Die hele structuur met ambtsdragers, huisbezoeken en diaconale bezoeken is niet meer van deze tijd. Je ziet toch ook dat er dingen veranderd zijn in de afgelopen jaren? Het bezoekwerk is anders geworden, het vergaderwerk is veranderd. Kijk om je heen naar buurgemeenten en je ziet ook andere vormen en structuren rond het ambtswerk. Toch blijft er vaak iets haken bij ons. Het lijkt een tendens van terugloop en achteruitgang. Dat werkt als een spook dat je bang maakt: straks kunnen we de ambten helemaal niet meer vervuld krijgen. De keerzijde hiervan is nostalgie, dat je terugkijkt en met een gevoel van weemoed terugverlangt naar het verleden, die tijd dat ontheffing vragen nog ‘not done’ was. De kanttekening die ik daar graag bij maak is dat de tijden ook echt veranderd zijn. Deels is dat gewoon iets van de samenleving waar je niet aan ontkomt, deels is het ook iets waar we als christenen misschien te gemakkelijk in meegegaan zijn. Ik denk aan het tweeverdienersgebeuren. Je krijgt gewoon geen hypotheek op één inkomen, tenminste, niet gemakkelijk. Dus zijn de gezinnen drukker. Man en vrouw werken samen zes of zeven dagen. Daar ontkom je niet aan. Toch zit er ook een randje aan van: moet al die welvaart? Natuurlijk, een huis heb je nodig, je moet ergens wonen. En misschien ontvang je ook wel mensen in je grote huis; wij zien alleen de buitenkant bij elkaar. Maar toch, wat heb je echt nodig en waar begint een luxe, waar je voor werkt, waar we aan gewend geraakt zijn, maar wat dus ook betekent dat je die tijd niet in de kerk kunt steken? En dan zijn we dus weer terug bij Haggai, die confronterende Haggai.
Voor we verder gaan wil ik eerst nog een disclaimer maken. Heemse is de derde gemeente waar ik werk en ik heb nog nooit een gemeente meegemaakt waarin zoveel mensen zich zo inzetten voor de kerk. Wat wordt hier een werk verzet rond de kerkdiensten, in de wijken, in commissies, in de kerkenraad, in diaconale projecten, rond het kerkgebouw, in de techniek, in de muziek. Ik ben daar echt verbaasd over en van onder de indruk. En de mensen die dat allemaal doen vinden het volgens mij doodnormaal. Ik hoop vooral dat ze er ook van genieten.
Terug naar Haggai. Wat is er daar aan de hand? Kort even wat context: het is de tijd na de ballingschap, het is zo’n 500 voor Christus. Een groep Joden is teruggekeerd vanuit Babel naar Jeruzalem; je kunt dit lezen in de boeken Ezra en Nehemia. Vol goede moed beginnen ze aan de herbouw van hun land en aan de herbouw van de tempel. Maar dat vinden de Samaritanen niet leuk en die beginnen de Joden tegen te werken. Ze krijgen het voor elkaar dat de herbouw van de tempel stopt: ‘en met geweld dwongen zij hen de werkzaamheden te staken’ (Ezra 4:23). Dit is opvallend, want in Haggai 1 wordt de reden voor het stoppen anders geduid: jullie sloven je wel uit voor je eigen huis, maar niet voor het huis van God. En beiden is waar. De profeet Haggai prikt door de omstandigheden heen. Het zal waar zijn dat de Samaritanen de aanvankelijke herbouw van de tempel hebben geblokkeerd, maar Haggai kijkt in het hart van zijn volksgenoten. En hij wil dat zijn volksgenoten ook in hun eigen hart kijken. Daarom stelt hij die vraag: voor wie of wat sloof jij je uit? Sloof jij je uit voor je eigen zaken of voor de dingen van God? Een confronterende vraag. Misschien zeg je, kan beiden ook? Moet ik perse kiezen, ik kan toch druk zijn voor mezelf en voor God?
Laten we toch maar even meegaan in die zwart-witte lijn van Haggai. Dan ben je dus druk voor jezelf of voor God, voor je eigen huis en leven of voor de kerk. Bij de kerk denk ik niet aan het gebouw maar aan de gemeente. Volgens Haggai heeft in je hart één van beiden prioriteit. Om die prioriteit bij de gemeente te krijgen denk ik dat het nodig is dat we het belang van de gemeente zien. Waarom is de gemeente van Jezus zo belangrijk? Ik vermoed dat wij de gemeente vaak ervaren als iets wat er nou eenmaal is en waar je in meer of mindere mate ook nog wel zonder kunt. Ook zonder de kerk gaat je leven wel door. Maar als iedereen zo denkt, houdt de kerk op te bestaan; lokaal. Dus wat is het belang van de gemeente van Jezus? Waarom is het zo belangrijk dat de gemeente blijft bestaan en wij daar dus prioriteit aan geven? Waarom sloven al die mensen die hun tijd en energie aan de kerk geven zich zo uit? Het kan zijn dat jij als uitslover vindt dat dit zo hoort, je hebt dat meegekregen in je opvoeding, je bekijkt het een beetje als de voetbalclub: omdat ik lid ben zet ik me ook in. Ja, maar zonder voetbalclub gaat het leven nog wel door. Maar waarom kun je niet zonder de kerk? Volgens mij is dit de sleutel voor waar we het vanochtend over hebben, zien wij wel wat het belang van de kerk is? Wie dat ziet maakt van de kerk zijn prioriteit.
Laat ik het maar gewoon in één keer zeggen: de kerk, de gemeente, is het leven van de toekomst. Hier oefenen we het leven van het koninkrijk van God. Dat leven met elkaar, rond God en gericht op God. Hier, in de kerk, houden we de hoop op dat leven in stand. Wij leven in een wereld waarin samenlevingen onder druk staan, het samen leven van mensen staat onder druk. We leven ook in een wereld waarin God afwezig is. Heel de Bijbel door laat God weten dat Hij graag onder de mensen wil wonen: tabernakel, tempel, Jezus, heilige Geest. Maar in de harten en levens van velen vandaag is Hij de grote afwezige, zeker hier in het Westen. Maar daardoor verandert het leven, verandert de kijk op het leven. Voor een deel gaat dat ook in ons zitten, verandert dat ook onze visie op het leven. Vraag je maar eens af wat voor jou het belangrijkste stuk van je leven is, is dat het leven hier op aarde of het leven bij God in de hemel? Als je die vraag al gek vindt, dan is het helemaal terecht dat ik hem stel. Het langste en belangrijkste stuk van ons leven komt nog, dat is het leven op Gods nieuwe wereld. Dat betekent dat ons leven hier niet minder belangrijk is, maar wel dat het de voorbereiding is op dat leven straks.
Wat valt er dan voor te bereiden? Dat leven komt toch gewoon op een gegeven moment, als je sterft of als Jezus terugkomt? Mogelijk zit je er zo in, je laat het wel over je heen komen. En dan verandert er vast heel veel: ik doe dan geen zonde meer, mijn liefde voor God is volmaakt, ik kan goed met iedereen omgaan. Die verandering, denk je, vindt vanzelf plaats, van het ene op het andere moment ben ik zo. Maar ik denk dus dat je hier moet oefenen. In de gemeente. Weet je wat stimuleert om te veranderen? Dat God onder ons woont. De Heilige die liefheeft, die kracht geeft, die laat zien dat het leven goed en mooi is wanneer het geleefd wordt zoals Hij het heeft bedoeld. God woont in de gemeente. Hij woont onder ons met zijn woord en Geest. Daarom is de kerk zo belangrijk. Hier verander je, hier ontmoet je God, hier zie je al iets van dat prachtige samen leven van mensen rond God in vrede. Met alle tekort, ik weet het, kerken zijn niet volmaakt. Maar het is wel de plek waar de hoop levend wordt gehouden. Het is de plek waar geloofd wordt in de nieuwe wereld. En het is de plek waar je die nieuwe wereld al mag proeven. Wie naar Gods nieuwe wereld verlangt zou toch gek zijn om dat niet te doen?
Wat is het bevrijdend dat God ons die confronterende vraag stelt: sloof jij je uit voor jezelf, voor je eigen zaken, voor je leven hier op aarde of sloof jij je uit voor het leven met Mij en voor het leven met je medemensen in vrede en heerlijkheid? Ergens diep in je hart maak je die principiële keus. En dan kun je voor jezelf blijven gaan (vanuit die aarts-gerichtheid op onszelf) of je laat God telkens weer die confronterende en bevrijdende vraag aan je stellen. God stelt ons die vraag omdat alleen het leven met Hem, en in de wereld die Hij voor ogen heeft, toekomst en geluk in zich heeft. Dan blijft het moeilijk om in concrete gevallen prioriteiten te stellen. Rond het ambt of bij een andere taak waarvoor je gevraagd wordt in de kerk, of bij iets wat je al jaren doet maar wat steeds moeilijker te combineren wordt met andere dingen. Laat ik proberen een paar concrete handvaten te geven.
Allereerst, onderzoek je gerichtheid. Ga je voor God of voor jezelf, ga je voor het leven nu of voor het leven straks, ben je je aan het voorbereiden of is dit het wel voor jou? Vervolgens, denk eens na over je visie op de kerk. Is de kerk voor jou de plek waar het echte leven plaatsvindt, het leven waar je op hoopt, het leven waarvan je geniet, of is de kerk voor jou iets waar je nou eenmaal in zit en eigenlijk niet uit durft, een wat onbegrepen onderdeeltje van je leven? En als derde, maak de goede keuzes. Dat is nu natuurlijk een beetje een open deur want dat was nou net het probleem: wat zijn goede keuzes? Ik zou zeggen, begin er mee om mee te doen met wat er georganiseerd wordt. Dan organiseer je dus nog niet eens zelf iets, maar je blijft niet zomaar weg bij wat er georganiseerd wordt in je wijk en in de gemeente. Zeg niet te gauw: dat is niks voor mij. Zeg dat trouwens ook niet te gauw als het gaat over het ambt. Je kunt het altijd proberen en daarin de weg van de Here met je ontdekken.
Eén ding is heel belangrijk voor hen die zich inzetten voor de kerk. Ik begon de preek met de opmerking dat het zou gaan over je uitsloven voor de kerk. Bij hen eindig ik dus ook. En wat zijn dat er velen, ik kan daar enorm van genieten. Maar sloof je nooit uit voor anderen, voor de waardering van anderen of om aan allerlei verwachtingen te voldoen. Op die manier raak je je motivatie gemakkelijk kwijt, als die anderen je inzet niet waarderen of zelf zich minder of niet inzetten. Als jij je uitslooft voor de kerk doe dat dan omdat jij wilt proeven van die heerlijke wereld, die heerlijke samenleving, rond God. Amen.