Jezus centraal in het avondmaal

2 juni 2013

Samen met jongeren die belijdenis doen luisteren we naar belangrijke woorden die Jezus spreekt bij de instelling van het avondmaal. Hij vertelt zijn leerlingen dat Hij het echte Pesachlam is en dat Hij zich volledig zal gaan wijden aan de komst van Gods koninkrijk op aarde.

Lezen: Jesaja 25:6-9, Openbaring 19:6-10

Tekst: Lucas 22:14-20

Beste Jacolien, Jenina en Senne,

 

Ik begin deze preek bij jullie. Want jullie doen vandaag belijdenis van jullie geloof. Samen met Bart, Nathalie en Pascale, die deden dat om 11.00 uur, maar jullie doen dat in deze dienst. En jullie staan daarom ook een beetje centraal in deze dienst. Jullie hebben ook een prachtige bloem opgespeld gekregen zodat iedereen direct kan zien dat jullie belijdenis doen vandaag.

 

En toch zeg ik: jullie staan een beetje centraal. Want er kan er maar Eén echt centraal staan in de kerk en dat is God. Alleen Hij spreekt woorden die er toe doen. We hebben die woorden net nog gehoord bij de doop. Dat is zo’n moment waarop het spreken van God heel kernachtig wordt: ‘Ik wil voor eeuwig je Vader zijn, Ik wil door Jezus je zonden vergeven en je meenemen in een nieuw leven, Ik wil met mijn heilige Geest in je wonen en werken.’ Dat zegt God bij de doop. Moesten jullie net bij de doop van Noémi niet terugdenken aan je eigen doop zo’n 18, 19, 20 jaar geleden? Toen ging het over jullie. Toen zei God dat tegen jullie. En moet je nou eens kijken, Hij heeft woord gehouden! God is met zijn Geest in jullie gaan werken. Jullie leerden je hemelse Vader kennen. Jullie leerden Jezus zijn Zoon kennen als je Verlosser en Vernieuwer. En sterker nog, jullie willen ook zijn naam belijden. Er voor uit komen dat jullie bij Hem horen. Dat jullie willen leven door die verlossing en in die vernieuwing. Jullie zeggen vandaag: God staat centraal in mijn leven. En jullie erkennen: dat komt niet uit mijzelf maar dat begon bij die doop. Toen kwam God in mijn leven. Dank u wel, God! En Rutger en Aline, jullie mogen op grond van Gods belofte uitzien naar de dag dat Noémi hier staat om haar geloof te belijden.

 

En als je belijdenis doet van je geloof dan ben je ook welkom aan de tafel van de Heer. Belijdenis doen is toegang vragen en krijgen tot het avondmaal. Volgende week hopen we dat te vieren en het zou gaaf zijn als jullie dan ook mee vieren. Het komt in deze dienst mooi samen: doop en belijdenis doen. En dan gaan we het hebben over het avondmaal. Doop, belijdenis, avondmaal. Dat er in deze dienst gedoopt wordt herinnert aan jullie eigen doop, God sprak zijn ‘ja’ uit naar jullie: ‘ja, ik wil, ik verklaar je mijn liefde’. En vandaag zeggen jullie tegen God: ‘ja, ik wil, ik verklaar u mijn liefde, ik wil met u leven en van u leven.’ En die doop daar weet je niks meer van. Maar als je volgende week aan de avondmaalstafel zit dan voel je het brood in je hand en in je mond en je proeft de wijn. En denk dan maar: zo smaakt Gods liefde. Misschien een vreemde smaak: een droog stukje brood, een slokje wijn. Smaakt die wijn bitter? Anderen noemen het zoet. Hoe smaakt eigenlijk Gods liefde? Ik denk dat je dat niet in één keer proeft, ik in ieder geval niet. Psalm 34 -daar heb ik ook wel eens over gepreekt op een belijdeniszondag- zegt: ‘Proef, en geniet de goedheid van de Heer’ (Psalm 34:9). Maar daar heb je een leven voor nodig. Een leven dat voor jullie vandaag heel nadrukkelijk mag beginnen. Toen ik jullie vroeg hoe jullie tegen de eerste keer avondmaal vieren aankeken gaven jullie hele mooie antwoorden. Ik vond jullie antwoorden ook heel eerlijk. Jullie zeiden dingen als: ‘Het zal wel wennen zijn’ en ‘Ik laat het maar over me heenkomen’. Er werd ook gezegd: ‘Ik zie er niet tegen op’. En meer inhoudelijk zeiden jullie: ‘Het avondmaal is heel belangrijk. Het is de kern. Het is heel speciaal. Je viert dat je van je zonden verlost bent. Je bent verdrietig over jezelf maar blij met Jezus.’ Daar heb je een leven voor nodig om dat te ontdekken. Verdriet over jezelf maar blij met Jezus. Maar wat mag dat een prachtige en heerlijke ontdekkingstocht zijn. Die je samen maakt als gemeente. Belijdenis doen en avondmaal vieren verbindt je aan de anderen in de gemeente.

 

In de preek van vanmiddag mogen we ontdekken hoe Jezus centraal staat in het avondmaal. Om dat te ontdekken letten we op de woorden die Hij bij het avondmaal spreekt. Hele kernachtige woorden. Woorden die er toe doen. Ook voor jou in jouw leven. Het zijn woorden om van te leven.

 

Ik sta eerst stil bij wat Jezus zegt in Lucas 22:16 en daarna luisteren we naar wat Hij zegt in vers 18. Dit gedeelte wordt wel het laatste avondmaal genoemd maar het is eigenlijk het eerste avondmaal. Het is het laatste Pascha en het eerste avondmaal. Want tijdens de Paschaviering stelt Jezus het avondmaal in. Jezus zegt twee heel belangrijke dingen tijdens die maaltijd. Hij zegt meer dingen maar twee opmerkingen beginnen met het signaalzinnetje ‘Want ik zeg jullie...’ Dat is wat Hij zegt in vers 16 en in vers 18. Naar die twee uitspraken gaan we nu kijken.

 

Eerst vers 16. Jezus zegt: ‘Want ik zeg jullie: ik zal geen Pesachmaal meer eten voordat het zijn vervulling heeft gevonden in het koninkrijk van God.’ Om mee te voelen wat Jezus hier zegt moet je denken aan dat grapje op oudejaarsavond dat iemand zegt: ‘ik ga dit jaar niet meer naar bed, volgend jaar ga ik pas weer slapen’. Dat klinkt heel stoer maar je bedoelt eigenlijk: het nieuwe jaar is nu heel dichtbij. En zo zegt Jezus ook: ik ga geen Pesach meer vieren voordat het vervuld is. Oftewel: de vervulling van het Pesachfeest is nu heel dichtbij. Dit wordt de laatste keer.

 

Wat was ook alweer het Pesachfeest? Op dat feest dachten de Israëlieten terug aan de bevrijding uit Egypte. En dat was natuurlijk een feest. Geweldig zoals God hen bevrijd had. Bij dat feest hoorde een maaltijd. En bij die maaltijd at en dronk je verschillende dingen. Bijvoorbeeld ongezuurd brood, wij noemen dat matzes. Die herinnerden eraan dat de Israëlieten bij hun vertrek uit Egypte heel veel haast hadden. Zoveel dat het deeg niet kon rijzen. En er was een bittere saus. Die herinnerde aan het harde en bittere slavenleven in Egypte. En dan was er het Pesachlam, een lam dat geslacht werd. Zo was het ook gegaan bij de uittocht. Er werd een lam geslacht, het vlees werd opgegeten maar het bloed moest aan de deurpost worden gestreken. Alleen dan ging de doodsengel hun deur voorbij. Terwijl alle eerstgeborenen van de Egyptenaren stierven. En tenslotte werd er bij het Pesachmaal wijn gedronken omdat de Israëlieten blij en vrolijk waren over hun bevrijding.

 

Dus dat feest viert Jezus met zijn leerlingen. En dan zegt Hij opeens: Ik zal geen Pesach meer vieren voor het vervuld is. Oftewel: de vervulling van het Pesachfeest is nu heel dichtbij. Ik weet niet of de leerlingen daarvan geschrokken zijn maar als iemand zegt: komende zondag vieren we voor het laatst avondmaal want de keer daarna zal het allemaal vervuld zijn, dan komt dat bij mij wel binnen. Ik denk dat de leerlingen Jezus’ woorden op dat moment nog niet goed begrepen. Achteraf is dat gemakkelijker. Want hoe is het Pesachmaal in vervulling gegaan? Als je dat zo zegt ‘in vervulling gegaan’, dan was het Pesach dus niet alleen een terugdenken aan de bevrijding uit Egypte maar zat er ook een belofte in. En die belofte gaat nu bijna in vervulling. Jezus zegt: dit is de laatste keer voordat het in vervulling gaat in het koninkrijk van God. Nou wat gebeurde er later die nacht? Jezus wordt gevangen genomen. En de volgende dag wordt Hij gekruisigd. Jezus is het echte Pesachlam! Op het moment dat Hij sterft aan het kruis op Golgota wordt er in de hemel een streep door het Pesachmaal gehaald. Het is vervuld. Nu is het echte lam geslacht en alleen door zijn bloed gaat de doodsengel aan jouw deur voorbij. Dat betekent niet dat je niet sterft maar dat je dood een deur zal zijn naar het eeuwige leven.

 

Ik vat vers 16 zo samen: Jezus neemt afscheid van het Pascha. Jezus neemt afscheid van het Pascha en Hij vertelt zijn leerlingen dat Hijzelf de vervulling ervan is. Ervan wordt, diezelfde nacht en de volgende dag. Hij is het lam. En daar snappen de leerlingen niets van. Dat is ook niet te begrijpen. Wij zijn er op een bepaalde manier aan gewend dat Jezus voor ons stierf aan het kruis. Gek is dat, dat je daar aan gewend kunt raken. Net zoals de leerlingen gewend waren geraakt aan het slachten van dat lam. Maar denk eens aan het volgende voorbeeld. Jij ligt ziek op bed. Doodziek. Je weet dat je gaat sterven. En dan komt er iemand naar je toe, een gezond iemand, en die zegt: stap er maar uit, dan ga ik daar wel liggen, ik zal in jouw bed sterven, in jouw plaats’. Nou ongeveer dat doet Jezus. Daar snap je niks van. Dat snappen de leerlingen niet maar dat snappen wij ook niet. Dat iemand dat voor je wil doen. Dat moet je eerst meegemaakt hebben voor je het gelooft. Wanneer je volgende week avondmaal viert hoor je die woorden: ‘Het brood dat wij breken maakt ons één met het lichaam van Christus. Neem, eet, gedenk en geloof dat het lichaam van onze Heer Jezus Christus gegeven is om al onze zonden volkomen te verzoenen.’ Gegeven is - ja door Hemzelf. Vrijwillig. En uit liefde. Een mens van vlees en bloed is het echte Paaslam. En telkens wanneer wij daar gek genoeg aan gewend raken, opent Jezus weer onze hand en duwt daar zijn gebroken lichaam en de beker met zijn vergoten bloed in. Zou dat je niet vervullen met dankbare verbazing, dankbare verbazing dat Hij het echte Paaslam wilde zijn?

 

Ik ga naar wat Jezus zegt in vers 18, het tweede waar we vanmiddag aandacht voor zouden hebben. Ook dit vers begint met ‘Want ik zeg jullie...’ Dat laat zien dat ook dit heel belangrijk is. Jezus zegt in vers 18: ‘Want ik zeg jullie: vanaf nu zal ik niet meer drinken van de vrucht van de wijnstok tot het koninkrijk van God gekomen is.’ De vrucht van de wijnstok dat is gewoon wijn. Dus Jezus drinkt niet meer totdat het koninkrijk van God gekomen is. Het koninkrijk van God is er al, zie vers 16, maar tegelijk kan Jezus zeggen dat het nog moet komen, vers 18. In vers 18 doelt Jezus op zijn wederkomst, als het nieuwe Jeruzalem neerdaalt op aarde. Vanaf die laatste avond voor zijn dood tot aan de wederkomst drinkt Jezus dus geen wijn meer. Dat heeft twee betekenissen. Het sluit aan de ene kant aan op wat we net zagen, dat Jezus zelf het echte Pesachlam zal zijn. Aan de andere kant kijkt het nog veel verder vooruit naar de wederkomst wanneer het koninkrijk van God aanbreekt.

 

Eerst de aansluiting op vers 16. Wanneer Jezus daar vertelt dat Hij het echte paaslam zal zijn, dan zit daar voor Hem een wereld van verdriet achter. Iets wat de leerlingen toen nog niet begrepen. Maar voor Jezus zelf kwamen er hele moeilijke, donkere uren aan. Jezus zou verraden worden door Judas die op datzelfde moment nog in de vriendenkring aanwezig is. Jezus zou in de steek gelaten worden door de andere leerlingen. Hij zou geslagen en bespuwd worden, bespot en gegeseld. Hij zou onterecht veroordeeld worden en uiteindelijk de marteldood aan het kruis ondergaan, zelfs door zijn Vader verlaten. Vanwege dat komende verdriet ziet Jezus af van wijn. Wijn hoort bij feest en vrolijkheid. Wijn drink je op een bruiloft en niet bij een begrafenis.

 

Maar de tweede betekenis kijkt nog veel verder vooruit. Veel verder dan die komende moeilijke nacht en de vreselijke dag daarna. Misschien weet je dat mensen die aan God gewijd waren voor een bepaalde taak ook geen wijn dronken. Zij mochten geen wijn drinken. Denk maar aan Simson. Zijn haar mag er niet af maar hij mocht ook geen wijn drinken. Hij was een nazireeër (Numeri 6:2-5, Rechters 13:5). En dat gold ook voor Johannes de Doper, zijn leven lang dronk hij geen wijn (Lucas 1:15). Jezus wel, Hij drinkt wel wijn. Daarom is het zo opvallend dat Hij op deze laatste avond voor zijn sterven zegt: en vanaf nu zal ik geen wijn meer drinken, totdat het koninkrijk van God gekomen is. Daarmee wil Jezus zeggen: vanaf nu wijd ik mij volledig aan die ene taak, het hemels koninkrijk op aarde brengen. Hij zal eerst sterven aan het kruis maar ook opstaan en ten hemel varen, om daarna zich volledig te wijden aan die ene taak, het hemels koninkrijk op aarde brengen. Jezus verplicht zich daartoe. Hij neemt een gelofte op zich. Zoals wij kunnen zeggen: ‘ik zal niet rusten voordat ik dit of dat gedaan heb’, zo zegt Jezus: ‘Ik zal geen wijn meer drinken voordat het koninkrijk van God gekomen is.’ Jezus is daar nu dag in dag uit mee bezig. Want het is voor Hem zijn trouwdag. De dag van de wederkomst is voor Jezus zijn trouwdag. Dan sluit Hij zijn bruid, de christelijke kerk, voorgoed in zijn armen.

 

Dus als je zelf avondmaal viert en je drinkt van de wijn dan mag je twee dingen bedenken. 1) Ik drink vreugdewijn omdat Jezus voor mij door het donkerste verdriet ging. Daarin proef ik zijn liefde. Zijn onvoorstelbare liefde. Ongelofelijk. En toch wil ik het geloven. En 2) Ik drink nu al vreugdewijn maar ik weet dat Jezus zich onthoudt omdat Hij beloofd heeft eerst het koninkrijk van God te laten aanbreken. Hij heeft zichzelf daartoe verplicht. Vrijwillig. En uit liefde. Het avondmaalsformulier zegt daarover dit: ‘Aan zijn tafel krijgen we alvast een voorproefje van de overweldigende blijdschap die hij belooft heeft. Vol verlangen zien we uit naar zijn luisterrijke verschijning, naar de bruiloft van het Lam, waar hij met ons opnieuw wijn zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader. Laten we dus blij zijn en feestvieren en hem de eer geven, want de bruiloft van het Lam komt.’ Dus zoals man en vrouw uitkijken naar hun trouwdag, zo zal ook de gemeente van Christus, zo zullen wij uitkijken naar het komende koninkrijk. Jesaja 25 gaat dan in vervulling: ‘Op deze berg richt de HEER van de hemelse machten voor alle volken een feestmaal aan: uitgelezen gerechten en belegen wijnen, een feestmaal rijk aan merg en vet, met pure, rijpe wijnen. (...) Voor altijd doet hij de dood teniet. God, de HEER, wist de tranen van elk gezicht, (...) Op die dag zal men zeggen: ‘Hij is onze God! Hij was onze hoop: hij zou ons redden. Hij is de HEER, hij was onze hoop. Juich en wees blij: hij heeft ons gered!’ Dat is toch iets om naar te verlangen? De overdaad druipt er van af. Zo is onze God. In Openbaring 19 ziet Johannes deze bruiloft al als werkelijkheid in de hemel. Laten we daar ons leven nu op richten. Iedere dag. Leven in verwachting en leven vanuit die verwachting. Als mensen een trouwdatum hebben vastgesteld dan verandert er iets in hen. Ze gaan aftellen, ze gaan naar hun grote dag heen leven. Er wordt een pak gekocht, een jurk. Misschien hebben jullie, Senne, Jenina en Jacolien dat ook wel een beetje gevoeld in het heen leven naar deze zondag. Eén van jullie liet mij afgelopen maandag nog weten ‘net een mooie jurk te hebben besteld’. Zo ben je daar mee bezig: verwachtingsvol, blij, misschien ook met wat spanning, het houdt je bezig. Mijn gebed is dat de beloofde komst van het koninkrijk van God ons ook zo bezig houdt. Jullie en mij en ons allemaal. Elke dag. En elke keer wanneer we avondmaal vieren mogen we ons afvragen: zou dit misschien de laatste keer zijn zonder Jezus? Want Jezus verlangt er hevig naar opnieuw wijn te drinken, met ons, in het koninkrijk van zijn Vader. Amen.