Kerkgebed doet noodklok luiden op aarde

4 maart 2012

Stilte in de hemel. De gebeden van de heiligen stijgen als een offer op naar God. Vuur vanaf hetzelfde altaar wordt op de aarde geworpen. Een nieuwe fase breekt aan: de eerste vier bazuinen blazen alarm.

Lezen: Lucas 12:54-13:9

Tekst: Openbaring 8

Hoe zou u het vinden als ik u zou zeggen dat u een aandeel hebt in de rampen die over de aarde komen? Niet leuk? Begrijp ik. Ook door mijn gedrag komen er rampen over de aarde. Openbaring 8 leert me dat. En ik schrik daar best van.

 

En dan gaat het niet eens over mijn CO2 uitstoot die leidt tot overstromingen in Bangladesh. Ook gaat het nu niet over sterfte in Afrika doordat ik geen hogere voedselprijs wil betalen. Nee Openbaring 8 leert mij dat mijn gebed om de wederkomst leidt tot rampen in de wereld.

 

Misschien denk je nu: ‘Gelukkig, daar bid ik niet zo vaak om!’ Maar waarom doe je dat eigenlijk niet? Vast niet omdat je wist dat door jouw gebed rampen over de wereld komen. Maar moet wie wel vaak bidt om de wederkomst zich nu schuldig gaan voelen? Waar staat dat eigenlijk dat bidden om de wederkomst leidt tot rampen op aarde? Ja, in Openbaring 8. Wanneer het gaat over die stilte in de hemel, over de gebeden van de heiligen die op het altaar geofferd worden aan God, en over het vuur dat vanaf datzelfde altaar op de aarde wordt geworpen.

 

Thema voor deze preek is:

Gerichten zijn omgekeerde gebeden

Gods gerichten op aarde, rampen, ellende, vormen de verhoring van opgezonden gebeden.

 

Goed, dat moet ik nu gaan laten zien vanuit Openbaring 8. Eerst even: waar zitten we momenteel in Openbaring? De hoofdstukken 4-16 vormen één groot verhaal met daarin die drie series van 7: 7 zegels, 7 bazuinen, 7 schalen. In hoofdstuk 4-16 gaat het over de opening van de boekrol van de geschiedenis en de uitvoer van wat in die rol beschreven staat. Hoofdstuk 4:1 begon met: ‘Ik laat je zien wat er hierna gebeuren moet’, en in 16:17 lezen we: ‘Het is voorbij!’ Het afrollen van de geschiedenis tot aan het einde heeft twee kanten: het is bevrijdend voor Gods kinderen, het betekent oordeel over Gods vijanden. Maar let op: daar zit geen harde waterscheiding tussen, telkens klinkt de oproep tot bekering. Zolang de geschiedenis nog niet ten einde is, is er ruimte voor bekering tot God en het ontlopen van het oordeel. We hebben in hoofdstuk 5 gezien dat God de opening van de boekrol overlaat aan zijn Zoon die de Middelaar is. We hebben in hoofdstuk 6 gezien dat Christus geduld heeft met zijn oordeel en dat de kerk gezegd wordt ook geduld te hebben. Hoofdstuk 7 was een soort tussenhoofdstuk -tussen het 6e en 7e zegel- waarin ons het resultaat van Christus’ geduld getoond wordt: de redding van ontelbaar velen. Dat soort tussenhoofdstukken gaan we vaker tegenkomen. Zo vormen hoofdstuk 10 en 11 een pauze tussen de 6e en 7e bazuin. Die pauzemomenten hebben alles te maken met hoe God en Christus bezig zijn: geduldig en alle ruimte gevend aan bekering. En wij als lezers van Openbaring hebben die hoofdstukken ook nodig. Wie kan de oordelen van God lezen of horen zonder tussendoor getroost te worden?

 

En zo zijn we aangekomen bij Openbaring 8. En dan lezen we dat het Lam, Jezus Christus, het 7e zegel opent. Het 7e en laatste zegel. Nu kan de boekrol dus geopend gaan worden! Je houdt je adem in. Het 6e zegel eindigde met: ‘Nu is de grote dag van Gods toorn gekomen, en wie kan die doorstaan?’ Dus nu barst het los... Of toch niet? ‘Er viel een stilte in de hemel.’ ‘Er viel een stilte in de hemel, van ongeveer een half uur...’ Het barst dus niet los. Waarom niet? Omdat God een geduldig God is die uit is op redding. Christus gaat eerst de wereld nog waarschuwen.

 

En dat zijn die 7 bazuinen. Christus last een alarmfase in. Het 7e zegel heeft een open einde. Het vormt de overgang naar de 7 bazuinen. De 7 zegels beschrijven hoe God zich klaarmaakt om te oordelen. En hoe! Genadig - hoofdstuk 5, geduldig - hoofdstuk 6, reddend - hoofdstuk 7. Kortom: sparend. God maakt zich klaar om te oordelen, maar uit alles blijkt dat Hij de wereld en de mensen wil sparen. Nu komt er een nieuwe fase, die wordt beschreven in de hoofdstukken 8-11. In deze fase gaat God zijn oordeel aankondigen. En ja, dat gebeurt dreigend. En dat is angstaanjagend. Maar het is het oordeel nog niet. Het is een vooraankondiging. Want God wil nog steeds redden. God wil nog steeds mensen tot berouw en bekering brengen. Ook met deze alarmfase toont God zijn geduld, zijn liefde.

 

Dat is wat Johannes ziet in de hemel. Christus verbreekt het 7e zegel, de buitenste flap van de boekrol schiet los. Iedereen in de hemel houdt zijn adem in. Doodse stilte. Iedereen kijkt naar Christus. Maar dan: 7 engelen krijgen een bazuin. Een andere engel een wierookschaal. Hij krijgt een grote hoeveelheid wierook en offert dat samen met de gebeden van de heiligen aan God. De rook van het offer stijgt op naar God. Vervolgens neemt de engel de wierookschaal, vult hem met het vuur van het altaar, en gooit dit op de aarde... Dan wordt de stilte verbroken door donderslagen, groot geraas, bliksemschichten en een aardbeving.

 

En dan blaast de eerste engel op zijn bazuin. De eerste alarmbel voor de mensheid. Hagel en vuur, gemengd met bloed wordt op de aarde geworpen. Eén derde van de aarde wordt hierdoor onbewoonbaar. De 2e alarmbel gaat af: één derde van de zee wordt getroffen en onbevaarbaar. De 3e alarmbel: één derde van het drinkwater wordt onbruikbaar. En de 4e alarmbel in dit hoofdstuk beschrijft hoe één derde van de dag en de nacht onleefbaar worden. De aarde, zout en zoet water, de lucht, kortom de leefomgeving van de mens wordt ontwricht, en daardoor sterven er ook mensen. Veel mensen. En wij zien dat toch ook om ons heen: onbewoonbare delen van de aarde, verontreinigd, vergiftigd drinkwater, tekort aan drinkwater, stukken zee waar je maar beter niet kunt komen. Maar let op Gods genade: twee derde, het dubbele deel blijft nog gespaard. Zodat er op aarde ruimte blijft om verder te leven, en dus ook ruimte voor bekering. Want dat is het doel van deze bazuinen. Dat is het doel van de rampen die God over de aarde laat komen. Telkens in de geschiedenis gaat de sirene af. Aardbevingen, hongersnood, oorlogen, ziekte en sterfte, rampen, Jezus had het al gezegd toen Hij nog op aarde was, het zijn ‘tekenen van de tijd’. Deze sirenes loeien al vanaf de eerste eeuw. En daarvoor waren er natuurlijk ook aardbevingen en rampen en oorlogen. Maar God duidt ze nu als aankondigingen van zijn naderend eindoordeel.

 

Wat de 4 bazuinen ons laten zien is dat het leven in deze wereld nooit stabiel en harmonisch wordt. Nooit is er totale vrede. Dan hier dan daar breekt er oorlog uit. Nooit komt er echte rust in deze wereld. Altijd weer wordt je opgeschrikt door een ramp. Je hoeft de TV er maar voor aan te zetten. Nooit zal er een einde komen aan hulpacties. Nooit zal de strijd tegen terreur kunnen stoppen. Nooit de strijd tegen ziekte. Nooit kun je zeggen: ‘en nu ben ik er, nu kan er niets meer mis gaan!’ In deze wereld, die onder de vloek van de zonde zucht, wordt het nooit stabiel en goed. Want God wil dat niet. Deze wereld wil Hij voorbij laten gaan. En God laat dat zien door deze wereld stukje bij beetje af te breken. En het signaal dat daarvan uitgaat is glashelder: bekeer je, werp je neer voor Christus, om straks te delen in de nieuwe wereld.

 

Maar leidt ons gebed nou tot deze rampen? Wij bidden toch niet om rampen? Wij bidden juist voor de slachtoffers wanneer zich een ramp voordoet. En terecht. En we helpen. En we geven van ons geld om de nood te lenigen. Wij bidden toch niet om de afbraak van deze wereld? Maar als je nou bidt om de komst van de nieuwe wereld, wat heel veel christenen toch doen? ‘Uw koninkrijk kome...’ Het is het beeld van die omgekeerde wierookschaal dat laat zien hoe God onze gebeden verhoort met het zenden van  gerichten. Gerichten zijn omgekeerde gebeden. In hoofdstuk 6:10 hoorden we wat het gebed is van de zielen onder het altaar: ‘O heilige en betrouwbare Heer, wanneer zult u de mensen die op aarde leven eindelijk straffen en ons bloed op hen wreken?’ En we hebben er toen bij stil gestaan dat dit gebed ons tegen de borst stuit. Ja totdat we ontdekken dat we dit vragen aan Christus die de Genadige is. Hij die gekomen is om de wereld te behouden. Dit gebed is ook geen gebed om persoonlijke wraak maar een gebed om de doorgang van Gods recht. Het is het gebed om de komst van de wereld die werkelijk goed is. In hoofdstuk 6 kreeg de kerk in reactie op dit gebed nog te horen dat ze geduld moest hebben. Hier in hoofdstuk 8 mag de kerk ontdekken verhoord te worden! Werd in 7:1 nog voorkomen dat er schade aan de wereld werd toegebracht, in hoofdstuk 8:6 wordt dit toegestaan, zij het in beperkte mate. Christus verhoort het gebed van zijn kerk. Maar Hij doet dat op zijn manier. Door de wereld eerst nog te waarschuwen.

 

Als kerk spelen we dus een belangrijke rol. Ons bidden is belangrijk. Niet allereerst voor onszelf maar voor het verloop van de geschiedenis. God wacht op de stem van zijn kinderen. Ons bidden is geen vlucht in een hogere werkelijkheid, maar met ons bidden hebben wij invloed op het concrete verloop van de aardse geschiedenis. In de ogen van de wereld is de kerk niet zo belangrijk. Speelt ze geen rol van betekenis. Maakt ze niet het verschil. En je zou daar zomaar wat door beïnvloed kunnen worden en denken dat wij voor God ook niet zo belangrijk zijn. Dat ons gebed ook niet het verschil maakt. Alsof wij slechts veertjes zijn op de wind van zijn voorzienigheid. Of blaadjes die drijven op de zee van goddelijke soevereiniteit. Maar dan hebben we het helemaal mis. God wacht op de stem van zijn kinderen. Bidden haalt de hemel. En het haalt daarna wat uit op aarde. Bidden is het meest praktische wat een christen kan doen. Dat laat Openbaring 8 ons zien. Het gebed van de kerk om een spoedige wederkomst verhoort God met het zenden van gerichten.

 

Maar wil ik dan nog wel bidden om Christus’ komst? Als dit het effect is: ellende, rampen, overstromingen, oorlogen. Maar wat onthoud je de wereld wanneer je dit niet meer bidt? Precies, de alarmsignalen die vooraf gaan aan het echte oordeel. Maar dat is hetzelfde als bij de buren de batterij uit de rookmelder halen. Dat doe je toch niet? Je wilt toch niet op je geweten hebben dat... Het gebed van de kerk doet de noodklok luiden op aarde. Wat is dat belangrijk. Belangrijk dat die sirenes klinken maar ook dat ze gehoord worden. Behalve biddende kerk zullen we daarom ook een kerk zijn die tekst en uitleg geeft. Want rampen worden door heel veel mensen, zeker in het Westen, helemaal niet meer in verband gebracht met God en zijn oordeel. Dat vraagt dus tekst en uitleg. Van een kerk die z’n bijbel kent. Met daarin Openbaring 8. Maar ook Lucas 13. De Here Jezus rekent daar af met een heel kromme omgang met rampen en ellende. Namelijk dat je bij een ramp denkt: ‘Goh, wat erg. Gelukkig is mij dat niet overkomen.’ Oftewel, je doet alsof een ramp een uitzondering is die de meeste mensen nooit zal treffen. Zo kijk je toch vaak naar het journaal? Naar dat vliegtuig dat is neergestort. Naar die boot die is gekapseisd. Ook de mensen die om Jezus heen staan hebben daar wel een voorbeeld van. Een of andere toren in Jeruzalem stortte zomaar in: 18 doden. Pech. Toevallige voorbijgangers. ‘Gelukkig liep ik daar niet net.’ Maar dan zegt Jezus: ‘Al dit soort rampen, klein of groot, moeten je tot inkeer brengen. Want als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij!’ Oftewel: een plotselinge dood in het oordeel van God op de jongste dag. Weet in welke tijd je leeft, zegt Jezus, de wereld is op weg naar de hoogste rechter. Trouwens ook hier, in Lucas 13, zien we het geduld van God. Een vijgenboom zonder vrucht, die alleen maar de grond uitput, mag toch nog blijven staan.

 

Het gebed van de kerk doet de noodklok luiden op aarde, dat is de boodschap van Openbaring 8. En misschien vind je dat nog steeds best heftig als je daar over nadenkt. Wil je wel zo bidden? Misschien heeft onze aarzeling ook wel te maken met hoe wij in het leven staan. Gaat het ons goed dan bidden we weinig om de komst van Gods rijk. Zijn er moeiten in ons leven dan veert het gebed om de wederkomst in ons op. Als je bedenkt dat de kerk in de eerste eeuw ontzettend vervolgd werd dan begrijp je dat gebed om straf over Gods vijanden veel beter. Het gebed om het oordeel, hoofdstuk 6:10: ‘Hoelang nog, Here?!’ Voor de kerk in de eerste eeuwen was Openbaring 8 een enorme bemoediging: onze gebeden worden gehoord in de hemel! Voor onze gebeden wordt het zelfs speciaal helemaal stil in de hemel! En God doet wat met onze gebeden. Hij neemt ze mee in zijn beleid. Hij reageert door het naderende eindoordeel dichterbij te brengen. Wat een bemoediging! Dat is de oorspronkelijke kleur van Openbaring 8.

 

Voor ons kon die kleur wel eens anders zijn. Anders moeten zijn. Ik denk dat de kleur van Openbaring 8 voor ons vandaag veel meer aansporend is. Wij herkennen die bemoediging niet of nauwelijks omdat we niet verdrukt worden. Het boek Openbaring kon wel eens heel herkenbaar zijn voor onze broeders en zusters in Noord-Korea, in China of in de Arabische wereld. Herkenbaar en bemoedigend. Wie snakt naar verlossing, naar bevrijding, naar de nieuwe wereld van God, die haalt zijn hart op in Openbaring! En juist daarom spoort het boek Openbaring ons aan. Spoort hoofdstuk 8 ons aan. Om te bidden. Om te bidden om de doorgang van Gods recht. Om het eindoordeel over al het kwaad. Om de totale bevrijding en vernieuwing van Gods wereld. Al was het maar omdat dit het gebed is van onze verdrukte en vervolgde broeders en zusters.

 

En ja, dit gebed zal je tegen de borst blijven stuiten wanneer je in deze wereld zoekt naar een stabiel en harmonisch leven. Want bidden om de wederkomst is God vragen of Hij de bestaansmogelijkheden op aarde langzaam afknijpt. Het is een gebed dat ergens tegen jezelf lijkt in te gaan. Tegen het leven hier. Maar, dat is toch ook een leven dat God geeft? Waar je toch ook van mag genieten? Zeker. Bidden om de wederkomst is nooit een keuze tegen het leven. Het is juist het omarmen van het leven. Het echte leven. Bij God. Volmaakt. Genieten zonder eind. Openbaring 8 spoort ons dus ook aan om verwachtingsvol te leven. Wee hem of haar die het goede leven zoekt binnen alleen de huidige wereld. Het zit in ons allemaal: het zoeken naar een comfortabel leven waarin we moeite en ellende niet zien als Gods megafoon die ons wakker toetert, maar als iets dat we liever zo gauw mogelijk kwijt zijn. Toch is het Gods liefde. Rampen, moeiten en lijden zou je zichtbaar en voelbaar evangelie kunnen noemen. Blijde boodschap dus. Schrammen van genade. Omdat het de bevestiging van God is dat deze wereld het niet is -wat we eigenlijk al wel hadden kunnen raden- en omdat het de vooraankondiging van God is dat Hij met een nieuwe wereld komt. De weeën die de wereld ondergaat zijn pijnlijk. Maar ze kondigen nieuw leven aan! Amen.