Laat je naaste delen in Gods liefde

2 september 2012

Ons leven kan niet zonder de liefde van God. Zonder liefde dreigt voor ons de dood. In het 6e gebod vraagt God van ons zijn liefde aan onze medemens door te geven.

Lezen: Genesis 4

Tekst: Zondag 40

Zopas zijn er twee kleine kindjes gedoopt. Lieve, schattige meisjes. Klein en hulpeloos. Als je naar die twee kleine kindjes kijkt besef je dat het leven kwetsbaar is. Zij hebben liefde nodig. Want ze kunnen niet voor zichzelf zorgen. Zij hebben de liefdevolle zorg nodig van hun omgeving, van hun vader en moeder. In de preek van vanmiddag zullen we ontdekken dat leven zonder liefde niet gaat.

 

Er is nog iets anders wat we beseffen wanneer we naar die twee kleine baby’tjes kijken. In hen, en in ieder baby’tje, wordt duidelijk dat God leven geeft. Het is een wonder hoe leven ontstaat. We denken dat we een groot deel van dat wonder ontrafeld hebben. Maar als ik vraag: ‘Waar was je voor je in de buik van je moeder kwam?’ dan weten we het al niet meer. ‘Ik was nergens’ zeggen we dan. Maar echt snappen doen we dat niet. Waar komt mijn leven dan opeens vandaan? Geven ouders hun kinderen leven? Dat zullen de doopouders hier vooraan denk ik niet zeggen. Wij kunnen geen leven maken. We kunnen een leven wel beëindigen maar niet beginnen. We kunnen een leven wel stukmaken maar niet maken. Als dat ene leven van ons kapot gaat, is het ook gelijk helemaal klaar. Wij hebben maar één leven. Gekregen. Van God.

 

En dat dit unieke leven van ons niet zonder liefde kan zien we ook in Genesis 4. Wat is dit een verdrietig hoofdstuk! Minstens zo erg als Genesis 3, over de zondeval. Want hier in hoofdstuk 4 zien we de uitwerking van de zonde. Het effect van de zonde. Genesis 4 beschrijft de eerste moord op aarde. En miljoenen moorden zijn op deze eerste gevolgd. Kaïn en Abel, twee broers, het zou zo mooi tussen die twee moeten zijn. Samen optrekken, samen de wereld verkennen. Maar het gaat anders. Uit afgunst slaat Kaïn Abel dood. Hij is gewoon jaloers. Abel krijgt iets wat hij niet heeft: Gods liefde. God aanvaardt het offer van Abel maar dat van Kaïn wijst God af. Omdat Kaïns hart er niet bij is (Hebreeën 11:4, 1 Johannes 3:12). Hij brengt wel een offer, maar met een koud hart. Abel houdt van God en legt dat in zijn offer. God ziet dat Abel van Hem houdt. En Kaïn ziet dat God van Abel houdt. En dat gunt hij Abel niet. Het vult hem met haat. En hij slaat zijn broer dood. Abel, zijn naam betekent: ademtocht. Zonder liefde blijkt zijn leven even vluchtig als een zucht.

 

Het leven heeft dus liefde nodig. De afwezigheid van liefde breekt het leven af. Dat hoeft niet altijd zo te gaan als bij Kaïn en Abel, door een letterlijke moord. Het leven wordt ook afgebroken door ruzie. Door pesten. Door iemand buiten te sluiten: ‘Jij hoort er niet bij!’ Wat is dat erg. En wat komt dat diep binnen: ‘Je mag er niet zijn.’ Voor die ander had jouw leven er net zo goed niet kunnen zijn. Dit gebeurt in de klas op school. Dit gebeurt in bedrijven. Het gebeurt ook in de kerk. Elkaar negeren. Doen alsof iemand niet bestaat. Om elkaar heen lopen. Elkaar laten vallen. Dat voel je altijd. En je leven gaat vanbinnen stuk.

 

Dit is ook moord. In het 6e gebod zegt de Here: pleeg geen moord. Je kunt dan denken: nou dan zijn we vanmiddag gauw klaar, want voor zover ik weet zitten er geen moordenaars in de kerk. Wat heb ik met het 6e gebod te maken? Ik heb toch nog nooit een moord gepleegd en dat ben ik ook niet van plan. Ja ik word wel eens boos. Ik maak ook ruzie. Ik ben ook jaloers. En soms gun ik iemand het licht in de ogen niet. Gelukkig zakt dat vaak ook wel weer af. Bij Kaïn in Genesis 4 is dit trouwens wel het begin. Hij is jaloers. Hij gunt Abel Gods liefde niet. En daarom krijgt hij een hekel aan Abel. Hij verwenst zijn broer: ‘Weg met hem. Uit mijn ogen. Ik wil hem nooit meer zien!’ Hij haat Abel. En dan slaat hij hem dood. Nu hoeft hij Abel nooit meer tegen te komen.

 

Maar dat begin noemt Jezus al moord. Want schelden maakt iemand kapot. Ruzie breekt het leven vanbinnen af. Iemand negeren of buitensluiten maakt zijn of haar leven donker. Dus ik ben een moordenaar. Ook zonder pistool of mes. Door mijn woorden, of door mijn zwijgen tast ik het leven van die ander aan. In de catechismus belijden we dit ook. Dat is v/a 106: Wanneer God het doodslaan van een medemens verbiedt, leert Hij ons ook dat Hij afgunst, haat, boosheid en wraakzucht als de wortel van deze zonde haat, en dat dit voor Hem allemaal doodslag is. Het verdriet dat in ons opkomt bij het lezen van Genesis 4, verdriet over de doffe ellende die dit eerste gezin treft, is ook verdriet over onszelf. Want als schelden en ruzie en met een boogje om iemand heenlopen ook moord is, zijn wij geen haar beter dan Kaïn.

 

Sinds de zondeval is dit onze wereld. Een wereld waarin het leven van de mens niet veilig is. Genesis 4 laat zien wat het gevolg is van Genesis 3: op de zonde volgt de dood. En met het 6e gebod wil de Here dan het leven beschermen. God zet een hek om het leven: afblijven! Pleeg geen moord. Het lijkt erop dat Kaïn na de moord op zijn broer opeens beseft dat zijn eigen leven net zo kwetsbaar is. Want als de Here hem voor straf de wereld in stuurt zegt hij: maar dan kan iedereen die mij tegenkomt mij doden! En dan zien we de genade van God: zelfs het leven van deze eerste moordenaar wordt door God beschermd. Kaïn krijgt een teken dat zijn leven niet vogelvrij is. Zo is zijn leven veilig in die onveilige wereld.

 

Want door de zonde blijft de wereld een onveilige plek voor de mens. Zijn leven is kwetsbaar, en de afwezigheid van liefde bedreigt het leven. In Genesis 4 lezen we hoe de mens daarom van zich af gaat slaan in zelfverdediging en zelfhandhaving. Ook Lamech beseft dat zijn leven kwetsbaar is. En daarom trekt hij zijn mond open en dreigt hij iedereen dood te slaan die hem ook maar met een vinger aanraakt. Zo stelt hij zijn leven veilig door het principe van het recht van de sterkste. Maar of hij daar nou gelukkig van geworden is? Ik weet het niet. Liefde zal hij er niet mee gekregen hebben. Zo’n man ga je uit de weg.

 

En juist daarom zegt God: laat je naaste delen in mijn liefde. Het leven heeft liefde nodig. Niet alleen in die begintijd dat je nog een hulpeloos baby’tje bent en je afhankelijk bent van de liefdevolle zorg van anderen. Maar ook het volwassen leven heeft liefde nodig. Het is niet voldoende dat wij elkaar niet doodslaan. Als ieder mens zich daar strikt aan hield maar ook niet meer deed dan dat, dus niet doodslaan maar ook niet liefhebben, dan stierf iedereen vanbinnen. Van eenzaamheid. Als je in een ruimte bent die gevuld is met een dodelijk gas, bijvoorbeeld koolmonoxide, dan moet als eerste dat gas eruit. Maar tegelijk moet er verse lucht binnenstromen. In een vacuüm kan niemand leven! Daarom zegt v/a 107: Is het genoeg dat wij onze naaste niet doden? Antwoord: Nee, dat is helemaal niet genoeg. Terwijl God afgunst, haat en toorn verbiedt, gebiedt Hij dat wij onze naaste liefhebben als onszelf, dat we geduldig zijn, vredelievend, zachtmoedig, barmhartig en vriendelijk. Dat maakt leven mogelijk.

 

Dit is de kern van het 6e gebod. Dit heeft God op het oog met het 6e gebod: dat je je naaste laat delen in zijn liefde. Zo komt het evangelie vanmiddag ook op ons af: laat je naaste delen in Gods liefde. En je naaste dat is iedereen. Iedereen in de kerk, iedereen buiten de kerk. Iedereen in deze wereld. Of je iemand nou kent of niet kent, maakt niet uit. Er is geen uitzondering. Ieder mens is door God geschapen. Ieder mens komt in aanmerking om Gods liefde mee te delen. Maar wat is dit moeilijk! Mijn naaste laten delen in Gods liefde betekent dat ik niet: geweld tegen hem gebruik, hem niet kwets, niet haat, niet belachelijk maak, niet naar het leven sta, niet jaloers ben, geen wraak neem, geen ruzie maak, zijn leven niet aantast of vernietig. Het betekent dat ik hem wel: ruimte geef, voorzichtig met hem ben, hem liefheb, me met hem verzoen, het beste voor hem zoek, voor hem zorg, dat ik geduldig met hem ben, vriendelijk voor hem, goed en trouw. Maar wat is dat moeilijk. Het is al moeilijk om dat slechte in me te beheersen. Maar dan ook nog het goede doen? Een vacuüm bestaat bij het 6e gebod niet. God vraagt van mij dat ik mijn naaste laat delen in zijn liefde. Hoe lukt me dat? Dit lukt me alleen als ik kijk naar Gods liefde.

 

Wat is dan Gods liefde? Ik ga 7 dingen noemen. Gods liefde is dat Hij geduldig is. Na de zondeval heeft God de wereld laten bestaan. Al eeuwen lang kijkt God aan tegen een wereld vol onrecht. En al jaren lang kijkt God aan tegen mijn leven vol zonde en onrecht. Wat een eindeloos geduld heeft God! Hij straft de zonde niet keihard af. Bij God geen lik op stuk beleid of snelrecht. Altijd weer is God geduldig, geeft Hij tijd, waarschuwt Hij. God geeft mij dag na dag de tijd om zijn liefde te leren kennen en beantwoorden.

 

En ondertussen doet God goed. Hij laat het regenen over gelovigen en ongelovigen. Zodat hun gewassen groeien en zij te eten hebben. Of te wel: God zorgt voor het dagelijks leven van ieder mens. God is goed voor de mens, zonder onderscheid. Dat hebben we nergens aan verdiend. Al die welvaart, al die luxe, zoveel voorzieningen. Op vakantie kunnen. Naar school kunnen, je ontwikkelen. Gods liefde is dat Hij goed doet.

 

Gods liefde zie je ook in zijn vergevingsgezindheid. God doet het kwaad tussen mij en Hem telkens weer weg. En dat niet 1 keer, of 7 keer, of 7 maal 70 keer, maar duizenden keren. En God doet dat niet op een goedkope manier, zo van: klaar, ‘t is wel best. Nee, God neemt de schade voor eigen rekening, en gaat toch weer op zoek naar de ander.

 

Gods liefde is ook dat Hij zich opoffert. Het mag Hem iets kosten, het mag Hem het liefste kosten om de relatie met ons te kunnen herstellen. God offerde zijn Zoon op, het liefste wat Hij had. En deze Zoon, Jezus, gaf zijn leven voor ons. Hij droeg onze straf. Hij ging in onze plaats staan om het leven voor ons weer mooi te maken.

 

De liefde van God zie je ook in zijn trouw. God houdt woord. God haakt niet af. Hij doet wat Hij toegezegd heeft. God blijft staan achter wat Hij beloofd heeft. Wanneer Hij een relatie aangaat met een mens dan beëindigt God die relatie nooit meer. Ook niet als er ruzie is. Altijd is er ruimte voor een nieuwe start. Zo zijn Gods beloften in de doop ook voor altijd. Beloften van een trouw God. Trouw die voorkomt uit zijn liefde.

 

Gods liefde voel je ook in zijn medelijden. Hij leeft met ons mee. Hij kent onze pijn. En het doet Hem ook wat. Het doet Hem heel veel. Want God voelt het in zichzelf. God laat het in zichzelf komen. Hij blijft er niet koud onder maar Hij helpt en redt en troost.

 

Gods liefde -als laatste nu in deze preek- is ook dat Hij op zoek gaat naar de ander. God begint. Hij richt zijn hart op de mens. Hij gaat achter hem aan. God wacht niet tot je komt, maar Hij neemt het initiatief. Dat is toch liefde? Dat is toch de liefde waar ik van leef?

 

Dus mijn naaste laten delen in Gods liefde is hem dat gunnen: Gods geduld, Gods goedheid, Gods vergevingsgezindheid, Gods opoffering, Gods trouw, Gods medelijden en Gods zoeken naar hem of haar. Dat is de zuivere lucht waarin het leven van mijn medemens opbloeit.

 

We zien nu ook waarom God zegt: laat je naaste delen in mijn liefde. Dat is dus allereerst omdat dit leven mogelijk maakt. Zonder Gods wonderlijke liefde is er geen leven. De tweede reden om je naaste te laten delen in Gods liefde is: God gaf het jou! Je geeft door wat je zelf ontving. En wanneer jij die liefde doorgeeft wordt er ook iets van God zichtbaar op aarde, dat is het derde. Je bent als mens geschapen naar Gods beeld om iets van Hem op aarde te laten zien. Wanneer jij je naaste laat delen in Gods liefde wordt God zichtbaar op aarde. De vierde reden is dat God die ander door jou wil zegenen. God gunt de mens een goed leven. Met ruimte voor bekering. Het leven is kostbaar in Gods oog. Via jou wil God zijn liefde aan mensen geven. En de vijfde en laatste reden is dat God aanbeden wil worden door de mens. Om zijn liefde. Wanneer ik mijn naaste laat delen in Gods liefde, wanneer ik doorgeef wat ik zelf van God ontving, wanneer die ander in mij iets ziet van de grote liefde die in God is, gaat hij God aanbidden. En dat is Gods doel met het mensenleven.

 

We horen vanmiddag dus wat de kern is van het 6e gebod: dat ik mijn naaste laat delen in Gods heerlijke liefde. En daarachter zien we ook Gods doel daarmee: om die liefde wil God aanbeden worden. We ontdekten ook dat het nodig is dat ik Gods schitterende liefde bewonder om die door te kunnen gaan geven. Mijn naaste liefhebben lukt me niet uit mezelf. Daarom is de vraag of u en ik Gods liefde als bijzonder ervaren. Zijn wij onder de indruk van Gods liefde? Die liefde is toch niet gewoon? Die liefde kun je toch niet als vanzelfsprekend beleven? Als dat toch dreigt moet je eens bedenken hoe Jezus het 6e gebod in praktijk bracht. Hoe Hij dit gebod vervuld heeft. Jezus liet zijn naaste -de mens, mij- volmaakt delen in Gods liefde. In Jezus werd dat op zijn aller diepst waar. Hij liet zich vermoorden. Hij liet zich uitschelden. Hij liet zich buitensluiten. En dat maakt mij beschaamd want dat buitensluiten en schelden en moorden doe ik. Maar Hij vangt het op. Voor mijn naaste. En voor mij. De liefde die Hij daarin betoont is zo ongelofelijk groot. In Hebreeën 12 wordt gezegd dat het bloed van Jezus krachtiger spreekt dan dat van Abel. Ja, want Abels bloed riep vanuit de aarde tot God. Riep om vergelding. Maar Jezus’ bloed spreekt van verzoening. Jezus beschermt het leven niet op de manier van Lamech: als sterkere sla ik er wel op los, hoewel Hij de sterkste is. Nee, Jezus beschermt het leven door de klappen op te vangen. Zo komt er een eind aan de cirkel van geweld en het recht van de sterkste. Wanneer je de liefdevolle zorg van God voor jou ontdekt kun je je zelfverdediging opgeven. Je hoeft niet op te komen voor je eigen leven en geluk en voordeel en eer als God dat al doet. In Gods liefde is er ruimte voor jou en je naaste samen.

 

Zo mogen wij onze medemens ontmoeten. In de kerk, op school, op ons werk, bij sport, waar dan ook. In Gods liefde is er ruimte voor jou en die ander allebei. Je hoeft er niet om te vechten. Zeg daarom ook niet: ‘Ruzie, onvrede, afstand, je krijgt het de wereld niet uit. En ook niet uit de mens, of uit de kerk.’ Als je in jezelf kijkt klopt dat. Maar als je naar God kijkt mag je beter weten. Het bloed van Abel roept om vergelding, het bloed van Jezus spreekt van verzoening. Het bloed van Abel klaagt de mensheid aan, het bloed van Jezus spreekt de mensheid vrij. Het laatste vers van Genesis 4 wijst ons de weg. Beschreven wordt hoe Adam en Eva opnieuw een zoon krijgen in de plaats van Abel: Set. En Set krijgt weer een zoon: Enos. Er komt een andere lijn, een nieuw geslacht naast dat van Kaïn te staan. En dan staat er: ‘In die tijd begon men de naam van de Heer aan te roepen.’ In dit geslacht wil men leven van de liefde van God. En wil men zijn goedheid aan elkaar doorgeven. Zijn geduld. Zijn trouw. Zijn vergevingsgezindheid. Zijn medelijden. Zijn liefde. Amen.