Leer van de mieren

13 juli 2014

De Schepper brengt met zijn Geest een volk bij elkaar van mensen die ijverig samenwerken met het oog op zijn toekomst. In de dierenwereld geeft God hiervan een voorbeeld.

Lezen: Spreuken 6:6-11, 30:24-25

Tekst: Spreuken 6:6

Ik ga u een plaatje laten zien van een mier... Wat doet dit met je? Ik vind dit mooi. Maar misschien denkt u wel: ieee, zo’n kriebelige mier. En wat vinden jullie ervan, jongens en meisjes? Zo uitvergroot ziet een mier er best eng uit of niet? Gelukkig zijn het in het echt maar piepkleine diertjes. Dan nog hoef je niet van mieren te houden. Er zijn mensen die mieren als huisdier hebben, maar ik kan me voorstellen dat je zelf toch liever een konijn hebt. De meeste mensen houden trouwens niet van mieren in huis. En dan bedoel ik los in huis. Bij ons maken ze holletjes onder het terras en dan lopen ze soms zomaar door de schuifdeur naar binnen. Ook op vakantie kunnen mieren je het leven zuur maken. Ze kruipen je tent of caravan in. Als je even met wat zoetigheid knoeit dan zie je ze al lopen. Vorig jaar heb ik nog aardig wat mierenlokdoosjes gekocht op de camping. Daar zit gif in, dat nemen ze mee hun holletje in en dan gaan ze allemaal dood.

 

Een prachtig schepsel van God

Maar ik weet niet of ik na deze preek nog zo gemakkelijk mieren kan doden. Want het zijn prachtige diertjes. Niet voor niets zegt de bijbel: kijk naar de mieren en word wijs. Ik heb wat zitten googelen om wat meer over de mier te weten te komen. Overigens vulde google na het woord ‘mieren’ direct in ‘verdelgen’. Blijkbaar is dat de eerste reactie van mensen op mieren (je kunt ze ook verjagen met sterk geurende stoffen zoals koffie, peper of knoflook, de mieren gaan dan niet dood maar zullen wel verhuizen). De bijbel zegt juist: ga nou eens op je knieën en kijk goed naar de mieren. Ga op je knieën en dank God voor de pracht waarmee Hij de mier geschapen heeft.

 

Een van de eerste dingen die je zult zien als je goed naar mieren kijkt is dat ze nooit stil zitten. Altijd maar lopen ze. Mieren hebben geen vakantie, ook gaan ze nooit een weekendje weg. Mieren zijn vreselijk ijverig. Mieren zijn altijd bezig. Daarom zegt God in de bijbel ook: ‘Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs.’ Maar wat moet je nou met zo’n tekst als je op het punt staat om op vakantie te gaan? Sommigen hier zijn volgend weekend al weg. Dan is dit dus de preek waarmee je op vakantie gaat (ik hoop natuurlijk, en raad u allemaal aan ook op uw vakantieadres een kerk te zoeken, het liefst een lokale bijbelgetrouwe kerk, om met de gelovigen daar God te dienen). Maar wat moet je nou met zo’n tekst als Spreuken 6:6 in je vakantie? Straks hang je onderuit in je klapstoeltje op de camping, dan zie je een mier lopen, en je denkt: ben ik nu een luiaard?

 

Nu heb ik niet het idee dat er veel luiaards onder ons zijn. Nederlanders zijn een ijverig volkje. Wat wordt er veel werk verzet. Vakantie houden betekent ook niet perse luieren, hoeveel mensen geven niet de voorkeur aan een actieve vakantie. Wat kunnen wij dan leren van de mier? Twee dingen zijn heel opvallend bij mieren: 1) ze hebben geen leider, geen aanvoerder die het werk verdeelt en aanstuurt, en toch doen ze in grote harmonie hun werk. 2) mieren maken zich zo druk met het oog op de toekomst, in de zomer leggen ze hun wintervoorraad aan. Wij zijn over het algemeen ook heel ijverig, maar waar richt onze ijver zich op? Waar maken wij ons druk voor? Voor onze vakantie? Dat zie ik wel om me heen. Voor het voetbal? Dat was nogal duidelijk. Voor school, voor ons werk? Toch ook wel. En misschien zeg je: nou ja, school, werk, dat gaat ook over mijn toekomst. En dat is natuurlijk goed. Net zoals het goed is om vakantie te houden, ga ik zelf ook doen. Maar de vraag voor ons allemaal is: hoe druk maak ik me nou voor de toekomst met God? Persoonlijk, maar ook samen als gemeente?

 

De mieren en de gemeenteleden

 

    Ze zijn kolonievormend

Ik heb erg veel geleerd over mieren tijdens de voorbereiding van deze preek. Bekijk de wikipedia-pagina over mieren maar eens. Zo las ik dat mieren ‘kolonievormende, sociale insecten’ zijn. Toen moest ik gelijk aan de gemeente denken. Kolonievormend wil zeggen dat dieren van eenzelfde soort bij elkaar wonen. Als gemeente zijn wij toch ook op een bepaalde manier van dezelfde soort, wij zijn christenen. En we ‘wonen’ hier in de kerk bij elkaar. Mieren herkennen koloniegenoten aan een speciale geur, een gezamenlijke geur. Die gezamenlijke geur ontstaat doordat ze hetzelfde voedsel eten en dat ook uitwisselen. Ook in hun onderlinge communicatie speelt die geur een rol. Wij voeden ons hier in de kerk met het Woord van God. Dat nemen we tot ons, we nemen het in ons op. We wisselen het ook uit, in bijvoorbeeld bijbelstudie. De bijbel zegt ergens dat je als christen een geur verspreidt (2 Korintiërs 2:14). Maar we herkennen elkaar toch ook omdat we hetzelfde voedsel gebruiken? Zo herken je toch ook christenen in het buitenland? Dat vind ik altijd heel bijzonder. De Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt (Gereformeerd Kerkboek 167).

 

    Ze zorgen gezamenlijk voor de larven

Wat je ook zou zien wanneer je in een mierennest naar binnen kon kijken is dat ze gezamenlijk zorgen voor de larven. Dat heet in de biologie ‘gezamenlijke broedzorg’. In een mierenkolonie heb je overlappende generaties. Er zijn altijd volwassen dieren, opgroeiende dieren en larven. Ook in de gemeente heb je overlappende generaties en wij geven ook aandacht aan die ‘gezamenlijke broedzorg’. In de catechese, op de jeugdvereniging, op de Alpha en in de gezinnen. Dat laatste is een heel terecht aandachtspunt dat we nu aan het oppakken zijn. Gezamenlijke broedzorg, leer het van de mieren. Zo blijft de kolonie in stand. En bij mieren is het zo dat het soort voedsel dat een larve krijgt bepaalt tot wat voor mier hij opgroeit. Tot verkenner, voedselverzamelaar, kinderverzorger of soldaat. Wat voor voedsel krijgen onze kinderen en jongeren eigenlijk?

 

    Ze vormen een superorganisme

Wat me ook trof is dat zo’n mierenkolonie soms een ‘superorganisme’ wordt genoemd. Niet meer een verzameling individuen maar een superorganisme. Daarmee wordt bedoeld dat zo’n mierenvolk gezamenlijk dingen doet die je niet zou verwachten als je naar één enkele mier zou kijken. Samen treden ze op als een eenheid, als een soort nieuw dier dat ze met elkaar vormen. En elke mier heeft daarin zijn eigen plek. Dat doet mij erg denken aan de gemeente die met een lichaam wordt vergeleken (Romeinen 12:4-8, 1 Korintiërs 12:12-31). De christelijke gemeente is eigenlijk ook een superorganisme. De gemeente doet dingen die je niet zou verwachten als je naar één enkele gelovige zou kijken. Als gemeente vormen we met elkaar een grote complete mens waarin iedere gelovige zijn eigen plek heeft. De een is oog, de ander oor, weer een ander een hand of een voet. Een gemeente heeft op een aantal punten best iets weg van een mierenkolonie.

 

Wat je leert van de mieren

 

    Wees ijverig bezig voor de toekomst met God

Maar waar gaat het nou om in Spreuken 6:6? Je leest daar dat mieren zich ijverig voorbereiden op de komst van de winter. Dat is per mierensoort nog weer verschillend, maar het gaat hier over de mieren die vooral voorkomen in Israël. Mieren bij ons houden een winterslaap maar die in Israël niet. Die moeten dus eten verzamelen en opslaan. Van verschillende mierensoorten is bekend dat ze niet alleen eten verzamelen maar het ook kweken, dus als het ware aan veeteelt en landbouw doen. Dat is zo mooi geschapen. Er zijn bijvoorbeeld mieren die de zoete afscheiding (honingdauw) van bladluizen eten en daarom de luis tegen vijanden beschermen. Andere soorten gaan nog verder, die brengen de luizen naar ondergrondse kamers met plantenwortels. Daar kunnen de luizen ongestoord sappen zuigen en de mieren het honingdauw aftappen (dit wordt ‘melken’ genoemd). Dat is toch een soort veeteelt? Het meest bijzondere is dat ze dit doen zonder leider, zonder aanvoerder. Alles wat in een mierenkolonie gebeurt wordt gedaan zonder dat iemand het werk verdeelt. En toch werken ze optimaal samen met het oog op de toekomst.

 

God wil dat we dat leren van de mieren. Dat we in de gemeente samen werken en ons ijverig voorbereiden op de toekomst met Hem. God wil ons behoeden voor armoede. De armoede die de luiaard van Spreuken 6 overvalt is letterlijk. Die waarschuwing lijkt me in ons geval niet zo heel erg nodig. Ik denk dat je kunt zeggen: waar God ons voor wil behoeden is de armoede van een toekomst zonder Hem. Dus de vraag voor ons is niet: ben ik lui, maar: waar richt mijn ijver zich op? Waar maak ik mij druk om? Ik ben ervan overtuigd dat God ons wil behoeden voor de armoede van een toekomst zonder Hem. En de mieren die nooit vakantie houden, die altijd maar bezig zijn, samen, altijd maar druk met de toekomst, die houdt God ons ten voorbeeld. Wie hun voorbeeld volgt is wijs.

 

Hoe zit het dan met onze vakantie? Is het beter om door te werken? Mogen wij geen vakantie meer houden omdat de mieren dat ook niet doen? Natuurlijk wel. De vraag die ik in deze preek stel is de vraag naar geestelijke luiheid. Luiheid als het gaat over ons geloof, over bijbel lezen en bidden, over naar de kerk gaan, over stille tijd. Soms hoor ik mensen zeggen: ik kom daar slecht aan toe want ik heb het zo druk. Maar dan breekt er nu toch juist een prachtige tijd aan? Een tijd van vakantie. Ik hoop dat er veel mieren door uw tent of caravan kruipen zodat u hier telkens weer aan moet denken. Vraag jezelf dan af waar jij energie in steekt, waar jouw ijver zich op richt. Waar maak jij je druk voor in je dagelijks leven? Vraag je ook af op wat voor toekomst jij je richt. Ik hoop op de toekomst van het leven met God. Dat je je daar druk om maakt door nu al met God te leven. Door veel ‘voedsel’ te verzamelen, veel bijbel te lezen en je die woorden eigen te maken. Door God steeds meer te leren kennen. Er kan een tijd in je leven komen dat je op die voorraad moet terugvallen. Bijvoorbeeld in een tijd van ziekte, twijfel of strijd.

 

In Paulus’ brieven aan de Tessalonicenzen komt het samen: gewoon bezig zijn met je werk -dat mogen de gemeenteleden niet verzuimen- maar tegelijk leert Paulus hen om Christus uit de hemel te verwachten (1 Tessalonicenzen 4:11-12, 5:2-6, 2 Tessalonicenzen 3:7-12). Zo kan hij schrijven: ‘We horen dat sommigen van u hun werk verwaarlozen (...) In naam van de Heer Jezus Christus dragen wij dergelijke mensen nadrukkelijk op rustig hun werk te doen en hun eigen brood te verdienen.’ Maar hij schrijft ook: ‘U weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht (...) dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn.’ Ik zeg niet dat het gemakkelijk is om je werk in deze wereld en het verwachten van Jezus’ komst naast elkaar te zetten. Dat vind ik zelf ook moeilijk. Laat ik het zo zeggen: ook ik vind het moeilijk om echt iedere dag bezig te zijn met Gods toekomst en me daarop voor te bereiden. Ik moet maar veel kijken naar de mieren deze zomer. Wat ons hindert is denk ik ons egoïsme, we zijn zo op onszelf gericht. IJver hebben we wel, moet je kijken wat we voor het voetbal allemaal uit de kast halen. Wat halen we eigenlijk allemaal uit de kast voor God, voor onze dienst aan God? Wat ons ook kan hinderen is uitstelgedrag. Eigenlijk net als die luiaard van Spreuken 6. We zeggen tegen onszelf: het komt later wel, dan ga ik meer tijd steken in de kerk, in het geloof en in God. Dat is gevaarlijk. Van uitstel komt afstel, zeggen we wel eens. Maar het belangrijkste is misschien nog wel dat je onbenut laat wat God je allemaal geeft. Want niemand wordt hier opgejut tot een of andere werkheiligheid. Christus heeft alles al voor je volbracht. Alles wat er werkelijk toe doet in je leven heeft Christus voor je volbracht. Je ontving de toekomst in Christus. Ben jij daar nu vol ijver op gericht? Oftewel, maak jij het ontvangen kapitaal vruchtbaar zoals de mieren?

 

    Werk samen onder leiding van Gods Geest

Dan is er nog dat andere punt: samenwerken in de gemeente. Dat vinden we bij tijden moeilijk. Wat leren we van de mieren? Zij werken optimaal samen zonder leider of aanvoerder. Dat is wonderlijk. Mieren van één kolonie vechten ook gezamenlijk tegen hun vijanden. Ze vechten nooit tegen elkaar, dat komt door die gezamenlijke geur. Maar dat is nog niet eens het grootste leerpunt wat mij betreft. Vraag je eens af hoe het komt dat mieren zo goed samenwerken en de taken verdelen zonder leider. Op een manier dat ze functioneren als een superorganisme. Ik denk dat dit komt door Gods Geest. Biologen zullen zeggen: het is instinct. Maar wie heeft dat dan geschapen? In Psalm 104 is het de ‘adem van God’, oftewel de heilige Geest die het aanzien van de aarde vernieuwt (Psalm 104:30). Gods Geest werkt in de schepping, in de natuur. Maar als Gods Geest het mierenvolk leidt op een onzichtbare manier en elke mier tot zijn eigen taak aanzet zodat het één groot geheel is dat functioneert en leeft, laten wij dan bidden om diezelfde Geest in de gemeente. Zoals Gods Geest de mieren leidt zo wil Hij ook de gemeente leiden. Zo wil Hij ook in jou werken, zodat jij je plaats in het geheel inneemt en je ijver inzet voor de gemeente. De apostel Petrus schrijft in zijn eerste brief: ‘Laat ieder van u de gave die hij van God gekregen heeft, gebruiken om de anderen daarmee te helpen, zoals het goede beheerders van Gods veelsoortige gaven betaamt. Voert u het woord, laat dan Gods woorden doorklinken in wat u zegt. Helpt u anderen, doe dat dan vanuit de kracht die God u geeft. Want zo doet u alles tot eer van God, dankzij Jezus Christus, aan wie alle eer en macht toekomt, voor eeuwig’ (1 Petrus 4:10-11). De gemeente vormt een lichaam, mieren vormen een superorganisme. Op internet las ik over mieren als superorganisme: ‘Het lijkt dan haast alsof ze op een intelligente manier worden aangestuurd.’ Zou het niet gewoon Gods Geest zijn? Die Geest wil ook de gemeente leiden (Filippenzen 2:2). Laat de gemeente geen andere leider hebben dan de heilige Geest.

 

Mieren zijn een van de succesvolste diergroepen

Je moet erg ver op vakantie gaan om geen mieren tegen te komen deze zomer. Mieren komen vrijwel over heel de wereld voor. Alleen niet op Antarctica. En op IJsland, Groenland en Hawaiï komen ze van nature niet voor. Dus de kans dat je van de zomer met mieren te maken krijgt is vrij groot. Bekijk die mieren nou eens goed voor je ze verdelgt -of liever- verjaagt. Ga op je knieën. En dank God voor de pracht waarmee Hij de mieren gemaakt heeft. Dank Hem voor de wijze les die Hij je in de mieren geeft. Dat mieren vrijwel over heel de wereld voorkomen bewijst volgens wikipedia dat ze ‘een van de succesvolste diergroepen zijn’. Logisch, want wat hebben ze een uitmuntende Schepper. Die Schepper brengt met zijn Geest een volk bij elkaar van mensen die ijverig samenwerken met het oog op zijn toekomst. Echt. En dat gaat ook lukken. In de dierenwereld bestaat het al. Amen.