Leven onder het koningschap van Jezus

2 maart 2003

Realiseer je dat je huidige leven als christen vrucht is van Christus’ koningschap.

Lezen: Rechters 17:1-6, 18:1-6 en 27-31, 19:1-4 en 22-30, 21:6-15 en 20-25

Tekst: Rechters 21:25

Wat een vreselijke hoofdstukken en een afschuwelijke gebeurtenissen. Wist je dat dit in de bijbel staat? En wat moet je ermee? Is de kerk wel de plaats om uit deze hoofdstukken voor te lezen? Mogen die vreselijke woorden wel klinken in dit gebouw en moet hier wel over gepreekt worden? Als ik niet bezig was met een serie over Rechters had ik deze hoofdstukken misschien wel overgeslagen.

 

Volgens mij voelt iedereen de afkeer die opkomt als je dit leest. Dat gaat dan vooral over die gebeurtenis in Gibea. Het beeld van Sodom en Gomorra komt je voor ogen (Genesis 19). Ronduit schokkend is het om te horen hoe een vader zijn dochter die nog maagd is aanbiedt om verkracht te worden. Verschrikkelijk is het om te lezen dat die bijvrouw zo verkracht wordt dat ze het niet overleeft. En haar man stapt zo over haar heen, bijna letterlijk. De vrouw ligt bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel, en hij zegt doodleuk: Sta op, we vertrekken. Als hij merkt dat ze dood is neemt hij haar mee naar huis, snijdt haar in stukken en stuurt haar ledematen rond door Israël. Dit is echt walgelijk. Zou je dit niet liever zo gauw mogelijk vergeten en vlug verder lezen bij een wat mooier gedeelte?

 

Doen wat goed is in eigen ogen

De vraag is, waarom staat dit in de bijbel? Wat is de functie van deze afschuwwekkende hoofdstukken? Wat wil God hier duidelijk maken? Want we kunnen het wel van ons afduwen, we kunnen wel denken en zeggen dat wij hier niets mee te maken hebben, maar is dat zo? Of zijn wij dit zelf? Afgoderij, volkerenmoord, verkrachting, meisjesroof, dat is wat er gebeurt als de mens doet wat goed is in eigen ogen. Dat is wat God zijn volk, maar ook ons, duidelijk wil maken in deze hoofdstukken. Nu kun je gaan steigeren: wou je beweren dat ik zo in elkaar zit? Ja, als God niet in mijn leven was wel. Is het echt zo erg? Was de tijd van de Rechters niet extreem donker, en is onze samenleving niet veel hoger ontwikkeld dan dat primitieve gedoe van toen?

 

Toch is dit de mens wanneer hij of zij doet wat goed is in eigen ogen. Dan denk ik aan het meisje van Nulde. Aan seksueel misbruik binnen de kerk. Dan denk ik aan de Jodenhaat die eeuwenlang gemeengoed was in de christelijke kerk. En hoe gaat men met elkaar om bij kerkscheuringen, daar lusten de honden soms geen brood van. Hoe gaat men überhaupt met elkaar om binnen de kerk? En als mensen op financieel gebied doen wat goed is in eigen ogen, wat krijg je dan ook een gedoe. Als mensen hun eigen verkeersregels ontwerpen en op de weg doen wat goed is in eigen ogen, wat is dat ook niet een bron van dood en verderf. Wat gebeuren er afschuwelijke dingen wanneer de mens doet wat goed is in eigen ogen. Het is echt zo erg, en misschien nog wel erger dan we denken. We onderdrukken dat. Het is niet leuk om de spiegel voorgehouden te krijgen. Nog minder leuk is het voor onszelf te weten dat het waar is. De Romeinen hadden hiervoor een spreekwoord: de mens is voor zijn medemens een wolf.

 

Als God niet regeert

Wat gebeuren en afschuwelijke dingen als de mens doet wat goed is in eigen ogen. Onze tekst koppelt daar nog iets anders aan: wat gebeuren er afschuwelijke dingen als God zijn volk niet regeert. Wat gebeuren er vreselijke dingen wanneer de mens Gods koningschap verwerpt.

 

De tekst koppelt deze twee dingen, doen wat goed is in eigen ogen en het ontbreken van een koning in Israël. ‘In die tijd was er geen koning in Israël; iedereen deed wat in zijn ogen goed was.’ Blijkbaar heeft de mens een sterk, centraal gezag nodig. De schrijver van Rechters sluit zijn boek bewust met deze hoofdstukken af om de overgang naar het koningschap in Israël duidelijk te maken: er was gewoon een koning nodig. Dat blijkt trouwens uit het hele boek Rechters. Bedenk dat de gebeurtenissen die beschreven worden in Rechters 17-21 hebben plaatsgevonden voor de eerste rechter, dus niet na Simson maar voor Othniël. Daar zijn een paar aanwijzingen voor in de verhalen zelf. Zo gaat het in hoofdstuk 20:28 over Pinechas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron. In hoofdstuk 18:30 gaat het over ene Jonathan, de zoon van Gersom, de zoon van Mozes. Als we bedenken dat de mensen toen misschien nog wel honderd werden maar ook niet veel ouder, dan moeten deze verhalen vlak na de intocht spelen. Bovendien wordt de verovering van Laïs door Dan ook al beschreven in Jozua 19:47. Rechters 17-21 moet je plaatsen in de tijd van Rechters 2:7-12: ‘Zolang Jozua leefde, had het volk de HEER gediend. Ook na zijn dood waren ze de HEER blijven dienen zolang de stammen werden aangevoerd door Jozua’s leeftijdsgenoten.’ Maar Jozua stierf, ook zijn leeftijdsgenoten stierven, en toen ‘kwam er een volgende generatie, die niet vertrouwd was met de HEER en wat hij voor Israël gedaan had. De Israëlieten begonnen te doen wat slecht is in de ogen van de HEER.’

 

Het resultaat hiervan lees je in het boek Rechters. Heel de tijd van de rechters laat God zijn volk ontdekken dat ze niet zonder Hem kunnen. En dan wordt het in het boek Rechters steeds donkerder. Voor ons gevoel zijn deze laatste hoofdstukken het donkerst, maar het is gewoon de praktijk van elke dag gedurende de hele periode van de rechters. Dit is het uitgangspunt, zo begon de periode van de rechters. Het wordt donker in je leven zodra je God verlaat. Er gebeuren afschuwelijke dingen wanneer de mens God niet meer kent en Hem vergeet. Dan gaat de mens doen wat goed is in eigen ogen. Wat moet je anders? Als God niet meer de grenzen stelt, als zelfs God geen gezag meer heeft, wie legt je dan nog een strobreed in de weg? Dan kom je toch uit bij jezelf? Wat goed is in eigen ogen blijkt keer op keer, heel Rechters lang, kwaad te zijn in de ogen van de Here. Zo vaak staat het er: ‘en de Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de Here.’

 

Dan mogen wij blij zijn dat God ons niet aan dergelijke dingen overgeeft. Wij lezen het in de bijbel. Maar hoe gaan we daar mee om, keren we ons er met afschuw van af? Of willen wij ontdekt worden aan onszelf, aan onze ellende, al doet dat pijn? Hoe zijn wij als we alleen zijn, vallen dan de maskers af? Dat is niet gemakkelijk, zo naar jezelf kijken. Als je dat weigert wordt Rechters 17-21 een curiositeit in de bijbel, gekke hoofdstukken waar je niets mee kunt behalve ze lezen met opgetrokken wenkbrauwen. Wat God ons wil meegeven is dat je ontdekt dat je zonder Hem ten onder gaat. Wie Gods regering verwerpt komt om in zonde en verderf.

 

God zoekt omgang met zijn volk in het koningschap

Misschien heb jij je wel eens afgevraagd waarom God eerst geen koning wilde en het later toch goed vond dat er een koning kwam (1 Samuël 8). Samuël, de laatste rechter, is oud geworden. Hij heeft zijn zonen aangesteld tot rechters, maar zij zijn partijdig, zij buigen het recht en zijn op winstbejag uit. Dan gaat het volk naar Samuël en vraagt om een koning. Samuël vindt dat maar niks. Maar de Here zegt tegen Samuël: ‘Geef gehoor aan de stem van het volk, aan alles wat ze je vragen. Jou verwerpen ze niet. Ze verwerpen juist mij als hun koning. Zo is het altijd gegaan, vanaf de dag dat ik hen uit Egypte heb geleid tot nu toe’ (vers 7-8). Aan de ene kant wil God koning in Israël zijn (zie ook Jesaja 43:15), maar aan de andere kant geeft God nu ook ruimte voor een aardse koning. Hoe kan dat?

 

Je begrijpt dit als je ziet wat het doel is van het koningschap binnen Israël. Opvallend genoeg heeft de Here daar al iets over gezegd ver voor de eerste koning werd aangesteld. In Deuteronomium 17:14-15 zegt Mozes tegen het volk: ‘Wanneer u in het land gekomen bent dat de HEER, uw God, u zal geven en u het in bezit hebt genomen en er woont, zegt u misschien: ‘Laten we een koning aanstellen, net zoals de volken om ons heen.’ Dat is geoorloofd: u mag uit uw midden iemand die door de HEER, uw God, zal worden uitgekozen, als koning aanstellen.’ En dan gaat het verder (18-19): ‘Als de koning eenmaal over zijn rijk heerst moet hij een afschrift van dit wetboek laten maken (…) hij moet het onder handbereik hebben en erin lezen zolang hij leeft. Zo leert hij ontzag te hebben voor de HEER, zijn God, en alle wetten uit dit boek in acht te nemen.’ Oftewel de koning moet Gods volk regeren en Gods wet bewaren. Het koningschap is binnen Israël op zichzelf niet verkeerd. Het gaat er om dat de koning een vertegenwoordiger moet zijn van Gods koningschap, en niet een uitdrukking van de macht van het volk. De koning moet het kwaad indammen en bestraffen -het kwaad van afgoderij en eigenwillige eredienst, het kwaad van broedertwist, verkrachting en meisjesroof- hij moet de zonde indammen. Kortom, hij moet het volk bij de Here houden.

 

Wanneer je dit gegeven legt naast het boek Rechters wordt veel duidelijk. Heel het boek Rechters roept om een koning. Wanneer er geen koning is en iedereen maar doet wat goed is in eigen ogen, gaat de mens ten onder aan zonde en verderf. Dat zien we toch ook wanneer we rondkijken in onze wereld en in ons eigen hart? Wie doet wat goed is in eigen ogen dwaalt bij God weg. Onvermijdelijk. Daarom geeft de Here een koning aan Israël. Door die koning zoekt God de relatie met zijn volk. Het thema van het boek Rechters als geheel is de relatie van God met zijn volk. We hebben gezien dat God trouw is. Dat Hij vecht voor de relatie met zijn volk en nooit opgeeft. Dat Hij zich er niet bij neerlegt, zich er niet bij kan neerleggen wanneer die relatie niet goed is. God laat het er niet bij zitten wanneer het contact tussen Hem en zijn volk verbroken is, ook al vindt het volk dat prima. Wees eerlijk, wij kunnen soms toch ook dagen zonder God leven? Dat we nauwelijks aan Hem denken, ons bijbeltje dicht laten, ons gebed laten verschralen of er zelfs mee stoppen. In die duistere hoofdstukken aan het einde van het boek Rechters wordt duidelijk dat er een koning moet komen om de relatie tussen God en zijn volk te redden. Want er moet een einde aan komen dat ieder maar doet wat goed is in eigen ogen. God geeft zijn volk een koning hoewel Hij zelf koning is en blijft, maar God doet dat om de relatie met zijn volk te redden.

 

Daarom is zo triest om te zien dat het volk dit niet oppikt. Als ze in 1 Samuël 8 vragen om een koning, is dat uit verkeerde motieven. Ze verwerpen daarmee het koningschap van God. Ze willen een koning zoals de volken rondom hen, een koning als uitdrukking van de macht van het volk. Wat is het ook triest om te zien dat het merendeel van Israëls koningen met het koningschap aan de haal gaat en het voor zichzelf gebruikt. Het volk zelfs voorgaat op een weg die van de Here afleidt. Dat is het omgekeerde van wat God door het koningschap wilde bereiken.

 

Het koningschap van Christus

De tijd van de Rechters riep om een koning. Maar de koningen die God zijn volk gaf konden geen van allen bewerken wat God wilde: de relatie tussen Hem en zijn volk redden. Het volk redden. Nee, het ging ten onder in de ballingschap. En er zaten goede koningen tussen, maar het wachten was op die ene, koning Christus. Hij maakt Gods koningschap opnieuw op aarde waar. Hij vertegenwoordigt Gods koningschap. Toen en nu nog steeds. Christus regeert Gods volk en Hij bewaart Gods wet. Want God wil een relatie met de mens. Met u, jou en mij. Daarin gaat Hij tot het uiterste. God weet dat zijn relatie met de mens, met de schepping, alleen te redden is wanneer er een sterk centraal gezag is. Daarom stuurde Hij zijn Zoon naar de aarde, die in de weg van gehoorzaamheid het koningschap kreeg uit handen van zijn Vader. En nu smeedt God een relatie met de mens. In de hitte van het lijden, in de warmte van zijn liefde. Christus damt de zonden niet in, Hij doet ze weg. Dat is het verschil met de koningen van het Oude Testament. Zo maakt God ruimte voor een heel nieuwe omgang met de mens.

 

Maar hoe zit het nu met ons? Misschien heb je nog steeds een beetje moeite met het beeld dat geschetst werd, dat wij niet beter zijn dan de mensen uit (de laatste hoofdstukken van) Rechters. Maar realiseer je je wel dat ons huidige leven als christen vrucht is van Christus’ koningschap? Er gebeuren afschuwelijke dingen als de mens doet wat goed is in eigen ogen. Er gebeuren afschuwelijke dingen als God de mens niet regeert of als de mens Gods regering verwerpt. Zo was ons leven voor we God leerden kennen. Zo zou ons leven nog zijn geweest als God ons niet onder Christus’ gezag zou hebben gebracht. Ik denk aan wat Paulus schrijft in Efeziërs 2: ‘U was dood door de misstappen en zonden waarmee u de weg ging van de god van deze wereld, de heerser over de machten in de lucht, de geest die nu werkzaam is in hen die God ongehoorzaam zijn. Net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze wereldse begeerten, wij volgden alle zelfzuchtige verlangens en gedachten die in ons opkwamen en stonden van nature bloot aan Gods toorn, net als ieder ander. Maar omdat God zo barmhartig is, omdat de liefde die hij voor ons heeft opgevat zo groot is, heeft hij ons, die dood waren door onze zonden, samen met Christus levend gemaakt. Ook u bent nu door zijn genade gered (vers 1-5). En denk aan Kolossenzen 1:21: ‘Eerst was u van hem vervreemd en was u hem in al het kwaad dat u deed vijandig gezind, maar nu heeft hij u (…) met zich verzoend.’ Wanneer Christus je koning is, wanneer Hij je regeert, heb je vrede met God. Zo komt het toch nog goed in de relatie tussen jou en Hem.

 

Beantwoord daarom voor jezelf de vraag, stel ik mij onder het koningschap van Christus en erken ik Hem als de koning van mijn leven? We weten nu wat de ernst van deze vraag is, lees de laatste hoofdstukken van Rechters maar. Zonder Christus’ regering in je leven ga je als mens ten onder aan zonde en verderf. Wat dat betreft is er niets veranderd. Kijk maar om je heen in Nederland en in de wereld. Kijk ook maar rond in je eigen hart. Wat doe jij op momenten dat er even geen koning in je leven is? Hoe zijn wij als we alleen zijn? Wie leeft onder de regering van Christus houdt zich aan de wetten van het koninkrijk: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing (Galaten 5:22-23). Dit is duidelijk genoeg en moeilijk genoeg. Bij dat laatste denk ik aan de verdeeldheid tussen christenen. De christenheid heeft toch één centraal gezag? Zouden we als christenen dan niet beter naar Christus moeten luisteren? Hoe gaan we met elkaar om, zijn we voor elkaar een wolf? Of zijn we dienaren van een en dezelfde koning? Het boek Rechters roept om koning Christus. Ook die laatste, vreselijk hoofdstukken waarin we onszelf liever niet herkennen. Roep om de komst van de koning. Kom, Here Jezus! Kom haastig, en regeer ons tot in eeuwigheid. Amen.