Liefhebben, omdat je afziet van jezelf

7 april 2013

Wanneer ik inzie dat ik nergens recht op heb en niets verdien is het grootste obstakel om de ander in de gemeente lief te hebben geslecht. Het is de heilige Geest die me dit doet inzien. Hoe vrijer ik ben van eigenwaan, egoïsme en zelfverheffing, hoe gemakkelijker ik kan dienen en liefhebben.

Lezen: Galaten 5:13-6:10

Tekst: Galaten 5:13-6:10

Ik denk dat de meesten van u de reclameslogan wel kennen: Omdat je het waard bent. Het gaat om cosmeticaproducten, ik hoef de naam van het bedrijf denk ik niet eens te noemen. En die slogan Omdat je het waard bent sluit naadloos aan op onze gedachte dat we inderdaad van alles waard zijn. Ook wij mannen vinden dat we van alles waard zijn. En dan niet die gezichtscrème of parfum maar dat biertje of die nieuwe auto.

 

Het gaat me nu om die grondgedachte dat wij iets waard zijn. Dat we onszelf iets gunnen. Omdat we vinden dat we het verdiend hebben. Je vindt dat je er recht op hebt.

 

Een paar voorbeelden. Je vindt dat je vakantie hebt verdiend na een jaar hard werken. Je vindt dat je recht hebt op plezier in het weekend na een week school. Je vindt dat je de aandacht waard bent van je vrienden. Je vindt dat je recht hebt op gezondheid. Je gunt jezelf kansen om hoger op te komen. Je vindt dat je recht hebt op een groter huis. Je vindt dat je waardering verdiend hebt en een massa volgers op twitter. Je bent het waard!

 

In de preek wil ik laten zien dat juist deze gedachte het je moeilijk maakt om je medemens lief te hebben. Dat deze gedachte je voortdurend in conflict brengt met je medemens. Het evangelie leert ons: je verdient helemaal niets en je hebt nergens recht op. En omdat je weet dat je nergens recht op hebt kun je afzien van jezelf en de ander liefde betonen.

 

Thema voor de preek is:

Liefhebben, omdat je afziet van jezelf

 

De christenen die in de brief aan de Galaten worden aangesproken hadden het niet gemakkelijk in hun gemeente. Er is verwijdering van elkaar, er is ruzie en mensen zijn niet tevreden. In plaats van elkaar in liefde te dienen worden eigen verlangens nagejaagd. En dat met een misplaatst beroep op de christelijke vrijheid. Paulus zegt: als jullie zo met elkaar omgaan dan blijft er niets van jullie over. ‘Wanneer u elkaar aanvliegt, pas dan maar op dat u niet door elkaar wordt verslonden’ (Galaten 5:15).

 

En in wat volgt in Galaten 5 laat Paulus zien waar dit vandaan komt. Daarvoor kijkt hij naar het hart van de mens. Hoe denk jij over jezelf? Want dat is de bron voor je gedrag. Uit dat hart komen werken van het vlees voort of vruchten van de Geest. De vruchten van de Geest komen we tegen in de verzen 22-23. Het is een bekend rijtje: liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Het andere rijtje vinden we in vers 19-21: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen. In het Grieks worden deze dingen in vers 19 aangeduid met de term ‘werken van het vlees’. En die term vind je ook nog in de vertaling van 1951 en in de Statenvertaling. ‘Vlees’ is hier niet je lichaam maar je oude mens. In de Nieuwe Bijbelvertaling staat in vers 19: ‘onze eigen wil’; dit is wat er voortkomt uit onze eigen zondige wil.

 

Maar hoe kom je nou aan de vrucht van de Geest? Hoe gaan die dingen de toon zetten in je relaties, ook je relaties in de gemeente? Hoe word je een liefdevol mens, blij en tevreden, uit op goede relaties met iedereen, geduldig, vriendelijk enzovoorts? Daarvoor moet je je laten leiden door de Geest, zegt Paulus. Maar hoe doe je dat dan? En kun je daar wel wat voor doen? Je zou denken dat het verschil tussen vruchten en werken is dat je je voor vruchten niet hoeft in te spannen en voor werken wel. Vruchten krijg je, werken doe je. Maar als je het eerste rijtje nog eens doorkijkt in vers 19-21, dan ontdek je dat de meeste van deze dingen juist zonder enige inspanning gaan. Woede komt in een flits in je op, daar hoef je je echt niet voor in te spannen. En voor jaloezie hoef je ook geen enkele moeite te doen, dat overvalt je. Kijk zo dat rijtje nog maar eens door en je ontdekt dat de term ‘werken’ niet kan betekenen dat die dingen inspanning kosten.

 

En je kunt ook niet zeggen dat iemand iets wil verdienen met woede of jaloezie, met ruzie of rivaliteit. Ook in die zin is het geen werk. Maar toch duidt Paulus deze dingen aan met de term werken omdat ze wel iets met verdienen te maken hebben. Jaloezie, geruzie en rivaliteit komen voort uit een hart dat denkt iets te verdienen. Ruzie en wraak zitten in de sfeer van het vereffenen van een rekening: ik zet het je betaald. Jaloezie gaat uit van de gedachte dat jij verdient wat een ander kreeg. Je bent jaloers op de nieuwe auto waar iemand mee komt aanrijden omdat je diep in je hart vindt dat jij ook recht hebt op een nieuwe auto. Misschien ben je je dat niet eens bewust maar daar komt jaloezie vandaan. In je hart vind je dat je ergens recht op hebt. Je gunt jezelf iets omdat je vindt dat je het verdient, dat jij het waard bent. Alles wat genoemd wordt in vers 19-21, al die werken van het vlees, hebben dit als bron. Kijk maar eens mee. Ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, de eerste drie; je vindt dat je recht hebt op plezier, op genot, dat je recht hebt op seks, op bevrediging van je verlangens. Vers 20: afgoderij en toverij. Dat komt voort uit de gedachte dat je het recht hebt om dingen in de hand te houden, te controleren en te sturen. Het moet gaan zoals jij het wil. Dan vijandschap en tweespalt, dat komt voort uit de gedachte dat jij recht hebt op je eigen gelijk en op de verdediging daarvan. Jaloezie noemde ik al, dat komt voort uit het idee dat jij verdient wat die ander krijgt. Woede berust op het gevoel van onrecht te zijn aangedaan, je vindt dat jij een andere behandeling verdient. Gekonkel -achterbaks bezig zijn, de boel manipuleren- komt voort uit het feit dat je vindt dat je recht hebt op een bepaalde situatie, een bepaald resultaat. Geruzie, rivaliteit en afgunst, komen weer voort uit de gedachte dat jij verdient wat de ander krijgt. En met bras- en slemppartijen zijn we terug bij het begin: je vindt dat je recht hebt op plezier, op even helemaal uit je dak gaan.

 

Kijk en wat de heilige Geest je leert is dat je nergens recht op hebt. De heilige Geest laat je zien dat je niets verdient. Ja alleen maar de straf van God. De heilige Geest laat je zien dat je helemaal niets waard bent. Zelfs niet de liefde van God. Die ben ik niet waard, ik heb er geen recht op en ik heb die liefde al helemaal niet verdiend. Het is genade. Ik leef van genade. Ik ben afhankelijk van genade, mijn leven lang.

 

Maar nu zie je wat het verschil is tussen die twee rijtjes in Galaten 5. De werken van het vlees komen voort uit een hart dat denkt in termen van iets verdienen, van ergens recht op hebben, van iets waard zijn en het mezelf dus gunnen. Maar de vruchten van de Geest komen voort uit een hart dat ontdekt heeft nergens recht op te hebben en niets te verdienen, een hart dat ontdekt heeft dat alles genade is. Maar als jij niets verdient kun je ook niet jaloers worden. Als jij weet dat je je eigen oude auto nog niet eens verdient dan kun je onmogelijk jaloers worden op de nieuwe van de buurman. Als jij weet dat je geen recht hebt op vakantie kun je moeilijk ruzie maken over de bestemming. Als jij weet dat je je vakantie allerminst verdient kun je moeilijk teleurgesteld zijn vanwege het weer.

 

En dat geldt ook in de kerk, in de gemeente. God wil dat we elkaar in de gemeente van Christus lief hebben. Dat we in vrede met elkaar leven. En daar verlangen we toch ook naar? Maar het grootste obstakel daarvoor zijn we zelf! Met dat hart in ons dat vindt dat we recht hebben op dingen, of dingen verdienen of waard zijn. Ruzie maken over de eredienst lukt alleen als je vindt dat je ergens recht op hebt. Ruzie maken over de kerk lukt alleen als je vindt dat je een bepaalde kerk verdiend hebt. En als je kwaad wordt over iets dat in de kerk gebeurt ga je er van uit dat jij er recht op hebt dat de dingen gaan zoals jij vindt dat het moet. Als je jaloers bent op iemands positie in de kerk vind je dat jou toekwam wat die ander heeft. Maar de hele kerk is genade! Dat Christus ons de kerk gaf is al genade. En je hebt niet één eredienst verdiend. Niet naar jouw smaak en niet naar de smaak van de ander met wie je daar ruzie over maakt. Je hebt nergens recht op in de kerk. Ik heb zelfs geen recht op deze preekstoel, het is een plek om te dienen. En zo is het met heel de kerk. Het grootste obstakel om elkaar lief te hebben in de kerk ben je zelf, met dat hart dat vindt dat je recht hebt op dingen en ze waard bent. Maar dat betekent ook dat in jou zelf dus ook de grootste kans zit om lief te hebben! Als je je door de Geest laat vertellen dat je niets verdient, dat alles genade is, als dat diep tot je doordringt dan ontstaat er ruimte voor de ander. Kijk maar eens mee naar het rijtje van vers 22-23, de vrucht van de Geest.

 

Liefde

Denken ergens recht op te hebben komt voort uit zelfliefde, je gunt het jezelf. Weten dat je niets verdiend hebt en dat je alles wat je hebt kreeg uit genade, leert je van jezelf af te zien. En daar is de liefde, het gericht zijn op de ander, geboren. Afzien van jezelf maakt ruimte voor de ander. Niet naar jezelf kijken geeft je zicht op de mensen op je heen. Omdat je beseft dat je geen recht hebt op liefde kun je zelf werkelijk onbaatzuchtig zijn.

 

Vreugde

Je bent blij met alles en je staat blij in het leven omdat alles een meevaller is. Als je beseft dat je nergens recht op hebt dan is alles wat je krijgt puur geluk, genade. Je beseft ook dat je er geen recht op hebt dat alles altijd maar goed gaat. En dus blijft je vreugde ook bij tegenvallers.

 

Vrede

Je weet dat je geen recht hebt op bijval en instemming. Je hebt er geen recht op dat iedereen het met je eens is. Je wordt niet boos vanwege een andere mening. Je kunt dus in een normale en open relatie leven met hen die anders denken dan jij.

 

Geduld

Je beseft dat je geen recht hebt op een snel antwoord of een snelle reactie. Dus kun je wachten. Je beseft dat je geen recht hebt op snelle oplossingen en dat alles altijd gelijk in één keer lukt. Dus spring je niet uit je vel als je moet wachten.

 

Vriendelijkheid

Je beseft dat je er geen recht op hebt om nukkig te doen of verongelijkt of onaardig. Je weet ook dat jij het niet hebt verdiend dat iedereen altijd maar goed met jou omgaat. En daarom blijf jij iedereen vriendelijk behandelen.

 

Goedheid

Je beseft dat je geen recht hebt om kwaad met kwaad te vergelden. Je beseft ook dat jij geen recht hebt op de goedheid van een ander. Daarom blijf jij goed doen ook wanneer de ander je onheus bejegent.

 

Geloof

Je beseft dat je geen recht hebt om aan iemands intenties te twijfelen.

 

Zachtmoedigheid

Je beseft dat je geen recht hebt om met je vuist op tafel te slaan.

 

Zelfbeheersing

Je beseft dat jij er geen recht op hebt om je te laten gaan. En dus hou je je in.

 

En zo zijn al deze dingen vrucht van de Geest. Hij leert je dat je nergens recht op hebt en dat je leeft van genade. En dat betekent dat er een enorme ruimte in je hart en leven ontstaat voor de ander. Om de ander lief te hebben en te dienen. Je bent er om je medemens te dienen. Het is opvallend hoe Paulus in Galaten 5:14 zegt dat de hele wet vervuld is in één uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’. Het dubbelgebod van de liefde wordt hier teruggebracht tot een enkelgebod. Het eerste en grote gebod -de Here liefhebben- verdwijnt hier achter het gebod om de naaste lief te hebben. En dat kan ook want wie zijn naaste werkelijk liefheeft is zijn liefde voor zichzelf al kwijtgeraakt. En het is juist de zelfliefde die het liefhebben van God ook in de weg staat. God en de naaste lijden onder de zelfliefde van de mens. En beiden, God en de medemens, worden op gelijke manier voorwerp van jou liefde wanneer je zelfliefde verdwijnt.

 

Dus de vraag is: hoe is het in jouw hart, hoe kijk je naar jezelf? Denk je in termen van ergens recht op hebben, iets verdienen en waard zijn -dat is je oude mens- of laat je je door de heilige Geest op dat andere spoor leiden: ik verdien niks en heb nergens recht op? Dat laatste is niet gemakkelijk. Het is een houding die compleet haaks staat op alles wat in onze wereld normaal is. Denk nog maar weer even aan die reclame: Omdat je het waard bent. Zo leert de wereld ons denken. En het is ook de natuurlijke denklijn van ons hart. Je moet je dus echt door de Geest van God laten leiden om op die andere lijn uit te komen. Je door de Geest laten leiden is spannend. Je geeft iets op waar je op vertrouwt. Denk aan het spel blindemannetje. Je laat je met je ogen dicht door iemand bij de hand nemen en die leidt je. Waar kom je uit? En loop je niet ergens tegen aan? Zo is het ook spannend om je door de heilige Geest te laten leiden. Want je sluit je ogen en gaat een weg die je niet kent. En toch mag je weten waar je uitkomt: bij het werkelijk liefhebben van je naaste.

 

Maar heb je nou echt helemaal geen rechten? Verdien ik bijvoorbeeld geen respect als schepsel van God? Verdien ik geen waardering en liefde als door Christus bevrijd mens? Maakt mij dat niet enorm waardevol? Maar hoe zou ik dit recht opeisen? Hoe kan ik boos worden over het feit dat iemand mij respectloos behandelt? Dan moet Christus daar toch boos over worden, dat is dan toch zijn recht?

 

Maar heb je dan echt helemaal geen rechten? Neem een voorbeeld uit het verkeer: ik heb recht op voorrang op de rotonde. Stel iemand geeft het mij niet. Mag ik dan niet boos worden? Dat zou je wel zeggen toch, ik sta in mijn recht! Maar wacht eens even, heb ik er echt recht op dat al mijn medeweggebruikers foutloos rijden? Een fout blijft een fout natuurlijk. Maar boos worden verraadt dat je vindt dat jou geen fouten mogen worden aangedaan. Maar als je beseft dat je helemaal geen recht hebt op een volmaakte omgeving, gevuld met volmaakte mensen dan blijf je vriendelijk, geduldig, liefdevol, zachtmoedig, enzovoorts. Moet je maar eens nagaan in de komende week waar jij allemaal boos van wordt. Je wordt boos, maar vraag je op dat moment eens af van welk recht jij dan uitgaat. Afzien van jezelf en je vermeende rechten biedt je een enorme ruimte om de ander lief te hebben.

 

Nu kost dit strijd. Strijd in jezelf en met jezelf. Elkaar liefhebben in de gemeente kost grote inspanning en we merken dat het ons lang niet altijd lukt. Terwijl het zo belangrijk is, dat voelen we wel aan. Het is een Bijbelse opdracht om elkaar in de gemeente lief te hebben. Je komt dat op talloze plaatsen in het nieuwe testament tegen. En we verlangen er toch ook naar om aan deze Bijbelse opdracht te voldoen? In Galaten 5-6 onderstreept Paulus dit belang ook met een paar heftige uitspraken. Zo zegt hij in 5:21 dat wie de werken van het vlees doen geen deel krijgen aan het koninkrijk van God. Denken vanuit je oude mens, dus in termen van ergens recht op hebben en iets verdienen, maakt je onwaardig voor het koninkrijk. Logisch ook, want het koninkrijk ontvang je uit genade. Straks het koninkrijk ontvangen uit genade en nu denken in termen van ‘recht hebben op’ sluit elkaar uit. Daarom zegt Paulus in 6:7: ‘wat een mens zaait, zal hij ook oogsten.’ Het zaaien vindt nu plaats in dit leven en op deze aarde, de oogst is het moment van de wederkomst en daarna. Wie genade zaait oogst een leven uit genade. Wie nu handelt vanuit wat hij denkt te verdienen moet het straks ook doen met wat hij verdient, namelijk straf en oordeel. Hou daarom niet langer vast aan je vermeende rechten, laat ze los. En zie dan de enorme kracht van die grondgedachte: ik verdien niets, ik heb nergens recht op, ik leef van genade. Dat maakt je liefdevol, geduldig, vriendelijk, zachtmoedig enzovoorts naar je medemens. Leven uit genade opent weidse perspectieven.

 

Dit is de vrijheid waar de apostel Paulus het in de hoofdstukken 5-6 over heeft. ‘U bent geroepen om vrij te zijn’, zo begint hij in 5:13. En de conclusie waarmee hij in 6:10 eindigt is: ‘Laten we dus, in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.’ Ja, vooral voor onze geloofsgenoten, in de gemeente, want dat kon nog wel eens moeilijker zijn dan aan mensen daarbuiten. Maar bedenk dat hoe vrijer je bent van eigenwaan, egoïsme en zelfverheffing, hoe vrijer je bent van je vermeende rechten, hoe gemakkelijker je kunt dienen en liefhebben! Amen.