Minder gemakkelijk zondigen

25 augustus 2019

In Gods licht hoeft de realiteit van zonden in het leven van een christen niet verduisterd te worden. Belijd en bestrijd ze.

Lezen: Romeinen 7:14-25

Tekst: 1 Johannes 2:1

Christen zijn en zondigen is een ongemakkelijke combinatie. Want als je christen bent zondig je toch niet? Dat schrijft Johannes in zijn brief. ‘Wie uit God geboren is zondigt niet’ (3:9). ‘We weten dat iemand die uit God geboren is niet zondigt’ (5:18). Een christen zou niet moeten zondigen.

 

De realiteit is dat het wel gebeurt. Het past zo slecht bij elkaar: christen zijn, voor God willen leven, en tegelijk merken dat er zonde in je leven is. Dat je het er niet uit krijgt hoe je ook je best doet. Christen zijn en zondigen vormen een ongemakkelijk combinatie die schuldgevoel oproept, moe maakt, frustreert of zelfs onverschillig maakt. Die ook zomaar een blijvende schaduw legt over je geloof.

 

Zonden niet serieus nemen

Hoe gaan wij om met die ongemakkelijke combinatie? Ik denk dat dit op verschillende manieren gebeurt. Misschien herken je jouw manier wel. Het kan zijn dat je zonden niet meer serieus neemt omdat er toch vergeving is. Op het moment dat je iets deed wat verkeerd is denk je: gelukkig is er vergeving. De zonde overkwam je, je vraagt vergeving en denkt: dus is het weer goed tussen God en mij. De zonde is weg, ik kan weer verder. Zonde, vergeving, een korte klap. Een systeem waar je verder niet al te veel over nadenkt. Het gaat niet diep, het leidt ook niet tot verandering. Het is een dagelijkse routine. Het kan zelfs gebeuren dat dit het bewust doen van zonden gemakkelijker maakt. Je weet dat God iets niet goed vindt, maar jij wil het toch doen en denkt: ik vraag daarna wel om vergeving. Zie je het? Je neemt zonden niet meer serieus omdat er toch vergeving is.

 

Lijden onder zonden

Wat ook kan gebeuren is dat je lijdt onder je zonden. Je vindt dat je als christen niet zou moeten zondigen. Je zet je daar ook voor in. Je vecht tegen zonden die telkens terugkeren in je leven. Soms lukt het langere tijd om ze niet te doen. Maar dan gaat het toch weer mis. Daar ben je kapot van. Je hebt het zo geprobeerd. Je weet dat je God er verdriet mee doet. En nu durf je ook eigenlijk geen vergeving meer te vragen. Je moest al zo vaak vergeving vragen. Of je hebt iets gedaan waarvan de gevolgen zichtbaar blijven in je leven. Je kunt het niet herstellen of terugdraaien. Je hebt om vergeving gevraagd. Ergens weet je ook dat God je vergeeft. Maar het gevoel dat het nooit helemaal weggaat knaagt aan je. Je lijdt onder je zonden, en de vreugde van het geloof verdwijnt.

 

Ontkennen

Wat ook nog kan is dat je ze niet bij elkaar kunt houden: christen zijn en zondigen. Je vindt dat het of het één of het ander is. Waardoor je of de zonde gaat ontkennen of het christen zijn. Op momenten dat je goed in je geloofsvel zit maak je jezelf wijs dat je eigenlijk geen zonden doet. Misschien wat kleine dingen, maar wie is er volmaakt? Je vraagt ook niet om vergeving want dan moet je erkennen dat het toch wel echte zonden zijn. Of omgekeerd, de zonden in je leven zijn zo duidelijk en je vindt ze ook zo slecht dat je voor jezelf concludeert dat je dan waarschijnlijk geen echte christen bent. Omdat je ze niet bij elkaar kunt houden ontken je of de zonden of je christen zijn.

 

Minder gemakkelijk zondigen

Wat is 1 Johannes 2:1 dan een prachtig vers. ‘Kinderen (dat is al een hele mooie, gevoelige en liefdevolle aanspraak), ik schrijf u dit opdat u niet zondigt. Mocht een van u echter toch zondigen, dan hebben wij een pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige.’ Laten we eerst stilstaan bij dat eerste gedeelte: ‘ik schrijf u dit opdat u niet zondigt.’ Daar gaat het om. Johannes doet hier een oproep om minder gemakkelijk te zondigen. Dat is wat God wil, dat wij minder gemakkelijk zondigen. Niet zondigen is zelfs het doel. Johannes doet een bewogen oproep. Er zit emotie in. Waarom? En waarom zou je eigenlijk de strijd met de zonde aangaan als er toch vergeving is? Spreekt Johannes zelf hier niet met dubbele tong: probeer minder te zondigen, maar als het misgaat is er vergeving.

 

De zonde verduisteren…

Nu ontdek je in de voorafgaande verzen dat die moeilijke combinatie van christen zijn en zondigen toen ook al speelde. Logisch, want zodra je christen wordt speelt die combinatie in je leven. Nu zijn er in de gemeente waar Johannes aan schrijft mensen geweest (het lijkt erop dat ze ondertussen de gemeente verlaten hebben) die zich christen noemen en tegelijk hun zonde ontkennen. Terwijl die zonden er wel heel duidelijk zijn in hun leven. Ze zullen er wel een redenering bij hebben gehad: God ziet dat niet want Hij ziet mij in Christus. Of: mijn zonden zijn bij voorbaat vergeven want ik leef niet onder de wet maar onder de genade. Het effect is dat de zonde daardoor juist meer ruimte krijgt. In het gedeelte dat we gelezen hebben uit 1 Johannes 1 begint drie keer een zin met ‘Als we zeggen.’ Dat is de dwaalleer. Dat is wat die mensen zeggen. Zij zeggen bijvoorbeeld: ‘natuurlijk ben ik verbonden met God, ik ben zijn kind’ (vers 6). Maar ondertussen laten ze de zonden bestaan in hun leven. Johannes zegt: dan ben je helemaal niet verbonden met God. Je leven is een leugen. En in vers 8: ‘Als we zeggen dat we de zonde niet kennen, misleiden we onszelf en is de waarheid niet in ons.’ Dat is vaak een volgende stap: ook echt denken dat jij niet zondigt, als uitzondering te midden van al die anderen in de gemeente. Johannes zegt: je houdt jezelf voor de gek, het is niet waar. Het probleem is ook dat als je dit zelf echt gelooft, je ook niet meer om vergeving vraagt. En vers 10: ‘Als we zeggen dat we nooit gezondigd hebben, maken we hem tot een leugenaar en is zijn woord niet in ons.’ Je merkt: Johannes wordt steeds heftiger. Wanneer maak je God tot een leugenaar? Als je de noodzaak van vergeving ontkent. God maakt zichzelf bekend als een God die de zonden vergeeft, een God die genadig is die redt. Als jij je schuld ontkent (ik heb niet gezondigd, maar Adam) dan verwijt je God je onterecht schuldig te verklaren.

 

…betekent meer ruimte voor de zonde

Het uiteindelijke resultaat van al deze redeneringen is dat de zonde juist meer ruimte krijgt in je leven. Datzelfde geldt natuurlijk ook wanneer je het andere uiterste gaat benadrukken: ik ben nou eenmaal zondig en dat zal ik ook altijd wel blijven. Omdat wij het christen zijn en zondigen niet goed bij elkaar kunnen krijgen vervallen we vaak tot uitersten. Johannes bestrijdt in deze brief de gedachte van zondeloosheid. Blijvende zonde is een realiteit in het leven van een christen. Maar trek daaruit niet de conclusie dat je je daarbij mag neerleggen. Daarom komt Johannes met die emotionele oproep van hoofdstuk 2:1: ‘ik schrijf u dit opdat u niet zondigt.’ ‘God is licht, er is in hem geen spoor van duisternis’, zo was Johannes dit gedeelte begonnen (1:5). Als God licht is, dat wil zeggen: heilig en zuiver en stralend, dan moeten zijn kinderen dat ook zijn. Dan moeten zij ook stralen, mooi zijn en transparant. De zonde maakt een mens lelijk. Met je zonden kom je liever niet voor de dag, je houdt ze graag verborgen. Bij een leven in het licht van God past niet het verduisteren van zonden. Dat is wat die dwaalleraren deden. Ze ontkenden hun zonden, deden alsof er geen zonden in hun leven waren. Zonden moeten juist in het licht gebracht worden. Ze moeten beleden worden voor Gods aangezicht. Zonden worden verduisterd of doordat ze ontkend worden of doordat er gemakkelijk over gedaan wordt. Dan blijven ze er. Terwijl zonden die in het licht worden gezet in al hun afzichtelijkheid openbaar worden. Waardoor je schrikt en stopt. Je gaat je best doen om de zonde niet meer te doen. ‘Ik schrijf u dit opdat u niet zondigt.’ De Geest bindt ons vanmorgen op het hart: zet je ervoor in om minder gemakkelijk te zondigen.

 

Wat zondigen is

Nu heeft de term zondigen in de brief van Johannes een dubbele betekenis. Zondigen kan betekenen: een zonde doen, iets wat God verbiedt. Zondigen kan in deze brief ook betekenen: in opstand tegen God leven. Je wil niks met Hem te maken hebben. Je wil je eigen gang gaan. Dat laatste is natuurlijk heel ernstig. In deze laatste betekenis kom je de term tegen in hoofdstuk 3:9 en 5:18, teksten waar ik de preek mee begon: ‘wie uit God geboren is zondigt niet.’ Dat wil zeggen dat iemand die met God verbonden is, iemand van wie het leven zijn oorsprong heeft in God, niet tegelijk in opstand tegen God kan leven. Als jouw leven iedere dag bij God begint kun je niet tegelijk tegenover Hem staan. Wat nog wel mogelijk is, is dat je iets doet wat God verbiedt. Dat is die andere vorm van zondigen. Daarvan zegt Johannes in hoofdstuk 2:1: probeer dat te vermijden. Christen zijn betekent de zonde serieus nemen. Jouw zonden serieus nemen. Ze niet onder het tapijt vegen. Niet doen alsof het niets voorstelt. Zet ze in het licht van God. Breng ze in gebed voor Hem. Belijd je zonden. Je zonden belijden wil zeggen dat je instemt met Gods oordeel over je zonden en er een even grote afkeer van hebt als God. Dan mag je ook zeker zijn van vergeving, dat God je leven schoon en nieuw maakt. Er zijn geen zonden die God niet wil vergeven. Johannes zegt twee dingen: 1) zet je ervoor in om minder gemakkelijk te zondigen, 2) mocht het toch misgaan, ga dan met je zonden naar Jezus. Maar dit laatste doet niets af aan het eerste: zondig minder gemakkelijk. Conclusie tot dusver: christen zijn betekent zonden serieus nemen, ze belijden en bestrijden.

 

Spannende vraag

Hoe is dit in jouw leven? Dat is natuurlijk een spannende vraag. Zoals het altijd spannend is als het over zonden gaat. Waar herkende jij je in toen ik in het begin van de preek die verschillende vormen van omgaan met de zonde benoemde? Zet jij ze in het licht of doe je alsof het allemaal niet zoveel voorstelt? Neem jij je zonden serieus of heb je je erbij neergelegd dat je nou eenmaal zonden doet? Strijd jij tegen de zonden in je leven of vraag je gewoon iedere keer om vergeving? Ik herken (voor mezelf en in de vrijgemaakte kerken) vaak een bepaald gemakkelijk doen over zonden. Er is toch vergeving? Er ligt zo’n grote nadruk op de vergeving van zonden -daar lijkt alles om te draaien, dat lijkt wel de kern van ons geloof- waardoor het onduidelijk wordt waarom je je ervoor zou inzetten om minder (gemakkelijk) te zondigen.

 

Zonden zijn gevaarlijk

Waarom wil God eigenlijk dat we ons ervoor inzetten minder te zondigen? Omdat zonden gevaarlijk zijn. Zonden maken dingen kapot. Zonden beschadigen je leven. Dat van jezelf maar ook dat van je medemens. Het ergste is nog dat zonden afstand scheppen naar God. Trouwens ook afstand naar de medemens. Zonden isoleren je. Maar de afstand naar God toe is het meest gevaarlijk. Als die afstand blijft bestaan, als die niet overbrugd wordt door het belijden van de zonden, door vergeving en vernieuwing, dan raak je uiteindelijk van God verwijderd. Hij wordt minder belangrijk voor je. Hij verdwijnt naar de rand van je bestaan. Maar aan de rand van je bestaan kan Hij je niet redden. Dat is wat God zo graag wil. Hij wil je redden. Hij wil je leven mooi maken en voorkomen dat je leven kapot gaat aan eenzaamheid, zinloosheid, spijt en aan goden die geen goden zijn. Daarom zijn zonden zo gevaarlijk, ze maken afstand naar God.

 

Zonden isoleren

Nu maken zonden ook afstand naar de medemens. Zonden isoleren je. Veel christenen schamen zich voor hun zonden. Dat is goed. Het zou niet goed zijn wanneer je je niet voor je zonden schaamt of als er in een groep gemakkelijk gedaan wordt over zonden. Als het goed is schaam je je als christen voor je zonden. Maar juist door die schaamte praten we niet over onze zonden. Daarmee worden onze zonden, en ook de strijd tegen de zonde, ons eigen probleem. Dat is het gemene van de zonde. Want alleen ben je zwak. Het isolerende mechanisme van de zonde maakt je kwetsbaar. Wanneer je een ander betrekt bij je strijd tegen de zonde gaat de schaamte in je voordeel werken: je wilt alleen al om die ander minder zondigen, zodat je niet aan hem of haar hoeft op te biechten dat het weer misging. Zo bevrijdt God ons van de macht van de zonde. Hij geeft mensen om ons heen. In de gemeente maar ook daarbuiten. Dat is niet voor niets. Uiteindelijk zegt God: kom met je zonden naar mij. Ook in de medemens ontmoet je God. Waar de zonde zelf je isoleert zegt God juist: kom ermee naar Mij.

 

Strijd en overwinning

Dit betekent niet dat minder zondigen geen strijd kost. Ik denk zelfs dat het levenslang strijd kost: verschillende zonden, in de verschillende fases van je leven en met verschillende intensiteit. Je komt daar in dit leven niet vanaf. Dat is best heftig wanneer we dat zo tegen elkaar zeggen. Maar als het evangelie ruimte ziet voor de oproep om minder gemakkelijk te zondigen dan is er blijkbaar ook ruimte voor succes. Voor overwinningen. Dat is troostvol. Johannes doet in zijn brief geen loze kreet. In het leven van een christen is er veel mogelijk. Door opener en serieuzer met zonden om te gaan ontstaat er ruimte om ook echt minder te zondigen.

 

Hoe ziet dat er concreet uit? Allereerst, benoem je zonden in gebed. Noem de dingen bij hun naam. Daarmee zet je ze in het licht. God is licht. In zijn licht wordt het ware gelaat van zonden zichtbaar en wordt duidelijk wat zonden aanrichten. En vraag dan om vergeving. Om vernieuwing. Vraag God om de zonden uit je leven weg te breken.

 

De tweede praktische aanwijzing is: neem ontvluchtende maatregelen. Zonden hebben kans in bepaalde situaties. Vermijd die situaties. Overschat jezelf niet, alsof je wel sterk genoeg bent en de verleiding kunt weerstaan.

 

Het derde is: vraag hulp. Aan God en aan mensen. Je strijd tegen de zonden hoef je niet alleen te voeren. Als je iemand hebt die echt te vertrouwen is, ga naar hem of haar toe. Laat je helpen. Het is de hulp die God zelf je geeft.

 

Christen zijn en zondigen blijft een ongemakkelijke combinatie. Maar in Gods licht hoef je de realiteit niet te verduisteren. Want God spreekt zijn woord: dat het licht overwint. Amen.