Reactie op de ondergang van de schijnwereld

3 februari 2013

Hoe reageer jij op de ondergang van de wereld, verdrietig of blij? Een ieder wordt hier opgeroepen geen deel uit te maken van hen die zullen klagen over de ondergang van de wereld. Vraag je daarom af of dit hoofdstuk voor jou gaat over oordeel of over verlossing.

Lezen: Openbaring 18

Tekst: Openbaring 18

Ik begin de preek met een voorbeeld vanuit het voetbal. Stel Nederland wint van Duitsland in de finale van het WK met 3-0. Dus Duitsland is verpletterend verslagen. Moet je dan eens rondkijken in het stadion: de oranje helft van het stadion, alle Nederlanders juichen van uitzinnige vreugde. Het is een enorm lawaai, tromgeroffel, er wordt gezongen, mensen staan te dansen en met vlaggen te zwaaien. Maar aan de Duitse kant is het stil, mensen zitten verbijsterd voor zich uit te kijken, verslagen, met het hoofd in de handen: hoe kon dit gebeuren? En met de teleurstelling leesbaar op de gezichten verlaten ze zwijgend het stadion.

 

Dat zijn dus twee compleet verschillende reacties op dezelfde wedstrijd. Mensen hebben precies hetzelfde gezien en meegemaakt. En toch maakt het de een super blij terwijl de ander vreselijk teleurgesteld is. Want het verlies van de ene partij is de overwinning van de andere partij. En uit jouw reactie blijkt waar je staat. Sta je te juichen dan ben je voor Nederland. Zit je verbijsterd voor je uit te staren dan ben je voor Duitsland.

 

En dit is ook wat we lezen in Openbaring 18. Dit hoofdstuk beschrijft twee reacties op de ondergang van Babylon. Dat is de hoer, de stad van Openbaring 17. We zagen toen: dat is de samenleving die gebouwd is op de mens die zichzelf als god aanbidt. Openbaring 16 beschreef het oordeel van God over die samenleving als het uitgieten van de 7 schalen van zijn woede. Hoofdstuk 17 beschreef ditzelfde oordeel als de natuurlijke gang van zaken; de verdeeldheid die in een samenleving van egoïsten zit ingebakken wordt haar ondergang. En hier in Openbaring 18 onthult Jezus welke twee reacties er zijn op dit oordeel van God. Twee emotionele reacties. Mensen reageren heel diep vanuit hun hart. Ze juichen van vreugde of ze zijn verbijsterd, verslagen, hoe kon dit gebeuren? Ook hier geldt: het verlies van de ene partij is de overwinning van de andere partij. De ondergang van de ongelovige samenleving is de bevrijding van Gods kinderen. Mensen zien hetzelfde en maken hetzelfde mee en toch is hun reactie precies tegenovergesteld. En dat laat zien waar mensen staan. Openbaring is onthulling. Jezus wil in dit hoofdstuk ook aan jou laten zien waar je staat.

 

Thema voor de preek is:

Waar sta jij?

Wat is jouw reactie op het oordeel van God?

 

Ik zou deze vraag niet aan de orde stellen als Openbaring 18 er niet mee kwam. Spreken en preken over het oordeel van God moet in alle voorzichtigheid gebeuren. Maar nu Jezus zelf in dit hoofdstuk onthult hoe mensen reageren op zijn oordeel is het evangelie. Want ook in dit hoofdstuk zit redding. Zit de oproep om het oordeel te ontlopen en te delen in de verlossing, in Jezus’ overwinning. En dat is genadeverkondiging.

 

Maar moet je dan juichen over het oordeel van God, zie vers 20? Die vraag kwam ook aan de orde in de preek over hoofdstuk 16, naar aanleiding van de verzen 5-7. En daar is door een aantal gemeenteleden op facebook nog wat over doorgepraat. Hier komt dat terug en in hoofdstuk 19 opnieuw. Onze moeite om te juichen over Gods oordeel hebben we misschien nog steeds. In de preek over Openbaring 16 heb ik gezegd: juichen over het oordeel van God lukt alleen als je ziet dat in dat oordeel Gods reddende liefde wordt hoog gehouden. Hier in hoofdstuk 18 laat Jezus zien dat er maar twee reacties mogelijk zijn, net als bij die voetbalwedstrijd: je juicht van vreugde of je bent verbijsterd en verslagen. Trouwens juichen over het verlies van Duitsland vindt niemand een probleem.

 

Maar, kan iemand zeggen, dat bewaar ik dan voor straks, dat zie ik dan wel weer, ik ga nu niet zeggen dat het oordeel van God goed is of mooi of dat ik daarnaar verlang. Dat begrijp ik. Maar laten we eens kijken wat Openbaring 18 daarover zegt. Een eerste vraag is dan: wanneer vindt die ondergang van Babylon plaats? In vers 2 zegt een machtige engel: ‘Gevallen, gevallen is Babylon, die grote stad!’ Dat is een voltooid verleden tijd. Alsof het al gebeurd is. En hoofdstuk 16 eindigde daar ook mee: ‘De grote stad viel in drie stukken uiteen’. Alsof het op dat moment gebeurde. Toch moet je deze hoofdstukken niet lezen alsof ze het hebben over dingen die na elkaar gebeuren, nee, die ene gebeurtenis van de val van Babylon wordt van verschillende kanten bekeken. En in hoofdstuk 18 gaat het dan dus over de emotionele reacties op de val van Babylon. Ook hoofdstuk 18 gaat over het oordeel van de jongste dag, bij het klinken van de laatste bazuin, het oordeel dat Jezus velt bij zijn wederkomst. Dit moet nog gaan gebeuren. De voltooid verleden tijd van vers 2 wordt wel een ‘profetisch voltooide tijd’ genoemd. Iets wat nog gaat gebeuren wordt beschreven als een feit in het verleden.

 

En dan moet je je eens een voorstelling maken van wat er daarna staat. Vers 2 beschrijft een spookstad. Verlaten, overgeleverd aan verval. Stel je Zeewolde eens voor als compleet uitgestorven. Als je komt aanrijden over de Knardijk zie je geen enkel licht branden. Er heerst diepe duisternis. Bij de eerste huizen zie je ramen openstaan waar gordijnen uit wapperen. Geen mens op straat. Geen auto. Geen geluid. In het centrum leeft een troep honden. Winkelruiten zijn kapot. De verzen 22-23 beschrijven dit ook: geen geluiden meer, geen bedrijvigheid, geen licht, geen blijdschap of feest meer. Niets is er meer. Het is voorbij. De complete samenleving is weg.

 

Wat vind je daarvan? Dat zou jammer zijn, toch? We hebben het hier goed. We wonen hier met plezier. We genieten van alles wat het dorp ons te bieden heeft. Mag dat dan niet? En hoe zou het ook anders moeten? Maar wat bedoelt Jezus dan wanneer Hij zegt: ‘Ga weg uit die stad, mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen’ (vers 4)? ‘Die stad’ slaat op Babylon. Op de vrouw, de hoer van hoofdstuk 17. We worden dus opgeroepen weg te gaan uit de samenleving die gebouwd is op de mens die zichzelf als god vereert. We worden opgeroepen geen deel te hebben aan haar zonde en schuld. Om straks ook niet te delen in haar straf en veroordeling. Maar hoe doe je dat, hoe ga je weg uit een samenleving die overal om ons heen is?

 

Een letterlijke uitleg van dit vers lijkt dus niet het meest logisch. Hoewel christenen dat wel geprobeerd hebben: kluizenaars, monniken, dopersen, sektes. En in 2 Korintiërs 6:17 staat ook: ‘Daarom zegt de Heer: Ga weg bij de ongelovigen, zonder je van hen af en raak niets aan dat onrein is.’ Maar als Jezus in Johannes 17 voor zijn leerlingen tot zijn Vader bidt zegt Hij: ‘Ik vraag u niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen.’ Maar de schrijver van de Hebreeënbrief zegt weer (13:12-14): ‘Jezus (...) heeft buiten de stadspoort geleden. Laten we dus het kamp verlaten, ons bij hem voegen en delen in zijn vernedering. Onze stad is immers niet blijvend, wij kijken juist verlangend uit naar de stad die komt.’ En wij voelen die spanning ook wel: hoe leef je als christen te midden van ongelovigen? Dat was in april nog de vraag van jongeren voor een jeugddienst. Dat is ontzettend moeilijk. Op welke manier ben je anders? Waaraan doe je wel mee en waar trek je een grens? Hoe nauw verbind je je aan ongelovigen? De meesten van ons zullen het er wel mee eens zijn dat je je niet terugtrekt uit de samenleving. Zijn wij niet zoutend zout en groeien koren en onkruid ook niet samen op?

 

Maar wat Jezus zegt -ik denk dat Hij aan het woord is in vers 4- wat Jezus zegt is dit: deel niet in de zonden van de samenleving waar jij in leeft. Haar zonden reiken tot aan de hemel. Het is de mens dus toch gelukt om een toren van Babel te bouwen, maar dan van zonden. Deel niet in haar zonden, zegt Jezus. Doe je dat wel, dan deel je ook in haar oordeel. En Jezus zegt dat om ons te redden, dat is het evangelie hier. Denk aan het verhaal van Lot en Sodom in Genesis 19. Openbaring 18:4 herinnert aan de oproep van de engelen aan het adres van Lot: ‘Vlug, ga hier weg (...) anders komt u om en wordt u het slachtoffer van de misdrijven die in deze stad zijn begaan.’ Oftewel: wie blijft, komt om. De stad gaat op zijn kop om haar zonden. En zo gaat ook onze wereld op zijn kop. Onze samenleving, onze economie, onze wereld die gebouwd is op de mens die zichzelf als god ziet. Wie blijft, komt om. Onze samenleving is als een luxe cruiseschip dat lek gestoten is: blijf je aan boord dan kom je om, stap je in de reddingssloep dan overleef je.

 

Maar lastig blijft het wel, want hoe ga je nou weg uit onze samenleving? Zonder te verhuizen? Opvallend is hoe de samenleving van het ongeloof in Openbaring 18 getekend wordt naar zijn luxe. Het is de wereld van de economie. Van winst en handel. Van het consumeren. Van hoogmoed en zelfverrijking. Van genieten in overdaad. Van naar je toehalen wat je te pakken kunt krijgen. Openbaring 17 liet ons al zien hoe schijn dit alles is. De mens heeft zichzelf verkocht aan consumptie. De verkregen rijkdom gaat ten koste van geluk. De zucht naar rijkdom leidt tot diepe morele armoede. De beschrijving van de rijkdommen van Openbaring 18:9-19 lijkt perfect te passen op de stad Rome in die tijd. Alle rijkdommen die daar beschreven worden kende Rome. In die verzen 9-19 worden drie groepen getekend: koningen, handelaren en zeelui. En allemaal gebruikten ze de stad en werden ze door de stad gebruikt. Ze is en blijft een hoer die liegt over het leven.

 

Maar hoe ga je nou weg uit die wereld? Hoe moesten de christenen in de 7 gemeenten dat doen? Ook onder hen zullen er handelaren geweest zijn en mensen die in de scheepvaart werkten of in de havens. En zo geldt dat toch ook voor ons? Maar je hoeft niet eens in de economische sector te werken om toch deel uit te maken van die welvaartssamenleving. Ook bij ons houdt dat elkaar toch in stand? Handelaren hebben consumenten nodig. De economie moet het hebben van ons vertrouwen. Bestedingen en investeringen helpen ons uit de crisis. Maar daarmee lijkt het patroon van Openbaring 18 naadloos te passen op onze samenleving. Alleen door steeds rijker te worden, alleen door voortdurende groei overleven we. Tot de boel uit elkaar klapt. We leven op een zeepbel. We zitten op een cruiseschip met een gigantisch lek.

 

En dan is de vraag: wat is jouw reactie als de boel uit elkaar klapt? Wat is dan jouw emotionele reactie, die reactie vanuit je diepste binnenste? Die reactie onthult waar je staat! Als jij baalt van het verlies van Duitsland, dan ben je voor Duitsland. Als jij ervan baalt wanneer je wat minder te besteden hebt, als jij ervan baalt dat je langer moet doorwerken, als jij klaagt over een vakantie minder per jaar, sta je dan niet aan de kant van die mensen uit Openbaring 18 die ach en wee roepen over de ondergang van hun welvaart? Als Jezus zegt: ‘Ga weg uit die stad, mijn volk, zodat je geen deel hebt aan haar zonden en ontkomt aan de plagen die haar zullen treffen’, dan zegt Hij in feite: zorg ervoor dat je geen deel uitmaakt van dat gezelschap van klagers.

 

Misschien denk je nu: goed, als het oordeel er is zal ik juichen. Als de wereld ophoudt te bestaan laat ik haar los. Dan zul je mij niet horen klagen over de ondergang van de wereld zoals die mensen in Openbaring 18; ik bedoel: dan komt er toch een nieuwe wereld. Maar dat is denk ik een vergissing. Kun je tot aan de jongste dag genieten van de zondige wereld en gebruik van haar maken en van wat zij te bieden heeft, en dan ingaan in het koninkrijk van God? Jezus zegt juist: wie nu naar zich toehaalt, haalt ook het oordeel naar zich toe. Maar omgekeerd geldt: wie mij nu aanbidt, aanbidt mij straks ook! Het oordeel voltrekt zich in het heden. God bevestigt in zijn oordeel slechts de stand van zaken.

 

Maar dan komt het dus aan op je keuze nu. In het grote drama van het boek Openbaring wordt het nu tijd om te kiezen. En die keuze is heel radicaal. Je bent voor Nederland of voor Duitsland. Je leeft voor jezelf of voor God. Je aanbidt jezelf of God. Je zet jezelf op de troon of je erkend God op zijn troon. Ik kan ook zeggen: ben jij consument of aanbidder? Dat klinkt misschien wat raar, maar in de diepte gaat het daarom. Geldt trouwens ook in de kerk. Een consument neemt en eet, een aanbidder geeft. Onze samenleving doet alsof je niets anders kunt zijn dan consument. Je bent nou eenmaal een consument. Maar het is een leugen. Mensen die in toenemende mate last krijgen van al dat consumeren voeren een pleidooi voor consuminderen. Dat is mooi, maar dat maakt je nog niet tot een aanbidder. Want dat is de waarheid: je bent geschapen om God te aanbidden. Iemand die consumeert en iemand die consumindert, ze zitten beiden nog in de stad die ten onder gaat. Het zijn nuances binnen het ik-gerichte denken. Net zo heeft onze samenleving kritiek op graaiers, maar de graaier is slechts een uitwas van de mens die binnen de perken naar zich toehaalt. Beiden leven nog in de stad. Het echt tegenovergestelde is iemand die deelt en geeft. Heeft zo iemand het kamp niet verlaten en zich gevoegd bij Jezus, daarbij delend in zijn vernedering?

 

Maar wat is ‘weggaan uit de stad’ dan supermoeilijk! Dat gaat pijn doen. Het is de pijn van de zelfverloochening. Aanbid ik God of aanbid ik mezelf? Jezus onthult hier hoe het in ons hart is. Ons gedrag komt uit ons hart. Denk opnieuw aan Lot en Sodom. De vrouw van Lot ging ook weg uit de stad maar ze keek om naar wat ze verloor: ‘Ach wat jammer, we hadden het daar zo goed en zo mooi!’ Haar hart was in de stad gebleven, je ziet het aan haar omkijken. Maar daarom deelde ze alsnog in de ondergang van de stad, ze werd een zoutpilaar. Ondanks haar vertrek uit de stad deelde ze nog in de zonden van de stad, de zonde van leven voor jezelf. Wij hoeven niet weg uit de Zeewoldense samenleving, wij hoeven onze banen in de sfeer van de economie niet op te geven, wij blijven omgaan met niet-christelijke vrienden. Maar Jezus zegt wel: deel niet in hun zonden. Namelijk, dat ze ten diepste zichzelf aanbidden.

 

Dus waar sta jij? Dat zal wisselend zijn. Het kost strijd om God te aanbidden, heel veel strijd. Om jezelf te verloochenen en je in alles op God te richten. Op wat Hij wil, op wat Hij van je vraagt. Om je tijd aan Hem te geven, je lichaam, je relaties, je bezit, je energie, je gedachten, je voorkeuren, je belangen. Dat kost strijd en dat vraagt oefening. Jezus wil aan jou onthullen waar je staat. En dat kan een hele Openbaring voor je zijn. Jezus zegt: luister nou eens naar jezelf, waar klaag jij over? Waar heb jij verdriet over? Heb jij verdriet over wat je nog mist of heb je verdriet over wat God nog in jou mist? In 2 Korintiërs 7:10 zegt de apostel Paulus: ‘Verdriet dat God geeft leidt tot inkeer die men nooit berouwt en tot redding; verdriet dat de wereld geeft leidt alleen maar tot de dood.’ Laat je door God leren wat betreurenswaardig is en wat om te juichen is. Over heel veel dingen die in onze samenleving als verlies worden gezien hoef jij dan nu al geen verdriet meer te hebben. En je vreugde vind je in de aanbidding van God, iets wat geen mens je kan afpakken. Openbaring 18 is volop genadeverkondiging: er is redding, verlossing. En wat is die groot en radicaal! Christus verlost echt van het diepe, donkere kwaad van de alles aanzuigende ondergang. En Christus is nu bezig die verlossing te voltrekken. Door het oordeel te voltrekken. Verlossing is geen redding uit de neutraliteit, nee verlossing is redding uit de ondergang van het leven zonder God. Het wereldschip met al zijn luxe en weelde en grootspraak zinkt onherroepelijk, en alleen wie nu al in die kale reddingsboot gaat zitten wordt straks gered. Tot die verlossing ben je geroepen. In die reddingsboot zit je hier. Zwem nou niet terug!

 

Ik heb een laatste vraag voor u, voor jou, aan het einde van deze zondagmiddag: als je Openbaring 18 nou leest, gaat het volgens jou dan over oordeel of over verlossing? Toen ik begon te lezen dacht ik dat het over oordeel ging. Maar ik ontdekte: het gaat hier over verlossing! Hoe jij dit hoofdstuk leest laat toch zien waar jij staat? Waar jij wilt staan? Ik ontdekte: het gaat hier over mijn verlossing. Wanneer God alle zelfaanbidding uit deze wereld bant, ben ook ik eindelijk verlost! Wat zal ik juichen. Wat zal ik juichen tot in eeuwigheid. Ik kan daar nu al van juichen. Amen.