Sustainable Development Goals
3 september 2023
God veroordeelt het onrecht dat mensen elkaar aandoen.
Lezen: Amos 5
Tekst: Amos 5:10-13
Ik heb een aanstaande schoondochter die kort geleden is afgestudeerd in de theologie. Zij heeft een scriptie geschreven over de Sustainable Development Goals, de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. In haar scriptie zegt ze: diaconieën zouden die doelstellingen moet omarmen om daarmee de relevantie van de kerk zichtbaar te maken.
Dit deed me denken aan iets dat dit voorjaar speelde, misschien hebt u erover gelezen in het nieuws: een open brief van jongeren. Uit onderzoek was gebleken dat nog maar 6 procent van de jongeren in Nederland zichzelf ‘toegewijd christen’ noemt. Eén van de redenen om af te haken was: ‘Te vaak horen we preken die niet over ons leven gaan.’ Wat zijn dan preken die over het leven van jongeren gaan? Volgens hun open brief zou het dan moeten gaan over klimaatverandering, vervuiling, racisme, discriminatie vanwege seksuele geaardheid en online uitbuiting. Ze schrijven: ‘Onrecht in deze wereld houdt ons bezig, we willen met onze generatie het verschil maken. Alleen weten we niet goed waar we moeten beginnen.’
Dit triggert mij, jongeren die zeggen: het onrecht in deze wereld houdt ons bezig. En dan vraag ik me af: houdt het mij ook bezig? Wij lazen in Amos 5 hoe God Israëls omgang met de zwakken, armen en kwetsbaren keihard veroordeelt. Naar de zwakken wordt niet omgezien, armen worden niet geholpen maar juist uitgebuit, aan kwetsbaren wordt geen recht gedaan. Ik voel me hier ongemakkelijk bij. Op een bepaalde manier maakt Gods woede over het onrecht dat mensen wordt aangedaan me bang. Het verlamt me. Als ik zo’n hoofdstuk lees vraag ik me af: zou God ook mijn omgang met de zwakken, armen en kwetsbaren veroordelen?
Terug naar de Sustainable Development Goals. In 2015 zijn ze opgesteld -toen liepen de millenniumdoelstellingen af- en het gaat om 17 doelstellingen die van 2016 tot 2030 van kracht zijn. Ze vormen de agenda om tegen 2030 een betere en duurzamere toekomst voor alle mensen en de wereld te bereiken. Wat zou er in 2030 bereikt moeten zijn? 1 Geen armoede, 2 geen honger, 3 goede medische voorzieningen, 4 goed onderwijs, 5 gelijke rechten voor mannen en vrouwen, 6 schoon drinkwater en sanitair, 7 betaalbare en schone energie, 8 eerlijk werk en economische groei, 9 industrie, innovatie en infrastructuur, 10 minder ongelijkheid, 11 duurzame steden en gemeenschappen, 12 verantwoorde consumptie en productie, 13 klimaatactie, 14 leven in het water, 15 leven op het land, 16 vrede, justitie en goede publieke diensten, en 17 partnerschap om deze doelstellingen te bereiken.
Hier hebben de landen van de Verenigde Naties zich dus toe verplicht. Had de kerk dat eigenlijk niet al veel eerder moeten doen? Misschien zeg je: de kerk heeft niet de middelen en mogelijkheden om zoiets te bereiken, dat is meer iets van landen. Maar als kerk kun je toch elk van deze 17 doelstellingen omarmen? Er zit er toch geen een tussen waarvan je zegt: daar kan ik het niet mee eens zijn? Natuurlijk, de motieven van kerk en Verenigde Naties om hiermee bezig te gaan verschillen; zouden verschillen, want de kerk is er niet eens mee bezig. Eén van de kritiekpunten op de motieven van de Verenigde Naties is dat de doelstellingen zijn ontworpen om milieubescherming te verzoenen met sociaal-economische ontwikkeling en dat vervolgens de balans is doorgeslagen naar de sociaal-economische ontwikkeling ten koste van de biodiversiteit. Volgens mij heeft de kerk nog veel diepere motieven om zich in te zetten voor deze duurzame ontwikkelingsdoelen.
Wat zijn dan die motieven? Ik zou zeggen, allereerst Gods woede over het onrecht dat mensen wordt aangedaan. God zegt: Ik veroordeel dat. Ik veroordeel allen die onrecht begaan. Misschien denk je nu: ik doe dat niet. Ik buit mensen niet uit, ik verdraai het recht niet, ik besteel mensen niet. Ik probeer juist goed te doen, mensen te helpen, ik zamel spullen in, ik geef aan collectes. Dat kan ik beamen, in onze gemeente kom ik veel onderlinge hulp tegen. Hulp voor de directe naaste in de gemeente, er is veel omzien naar elkaar. Maar ook hulp voor de verre naaste. Dan denk ik aan de zending en aan bouwprojecten in Oost-Europa, dat soort dingen. Daar is Heemse goed in. Maar hoe zit het met de ‘onbekende’ naaste? De mensen die onze kleren maken, de miljoenen die honger lijden, de mensen die lijden onder de klimaatproblemen die wij veroorzaken. Ik krijg het niet uit mijn hoofd. Hebt u dat niet, dat het aan je vreet? Tegelijk voel ik me onmachtig. Ik ben opgegroeid met een bepaalde leefstijl, noem het gerust welvaart. Daar heb ik nooit voor gekozen maar ondertussen weet ik wel wat het anderen kost, hun leven. Ik denk wel eens, wat een rotwereld. Amos zegt namens de Here: ‘Wie verstandig is zwijgt in deze tijd, want het is een kwade tijd.’ Ja, het is zeker een kwade tijd.
Waarom stuurt de Here Amos eigenlijk naar de Israëlieten? Dan gaat het over het tienstammenrijk, zelf kwam Amos uit Juda maar hij moet dus naar de tien noordelijke provincies. Bij een profeet denken wij nog wel eens aan de toekomst, profeten zouden de toekomst onthullen. Toch is dat maar de helft van het verhaal. Wat profeten vooral doen is commentaar geven op hoe de Israëlieten omgaan met de wet van Mozes. Houden ze die wetten en passen ze die toe in de praktijk? Kortom, leven ze zoals God dat wil? Vaak doen de Israëlieten dat niet. Dan spreken profeten scherpe woorden. Ze kondigen oordeel aan. Maar altijd, ook door Amos, wordt er aangedrongen op bekering. Dat God weer gediend wordt. Want dan zal God de aangekondigde straf intrekken en zijn volk geluk en vrede geven.
In het boek Amos, in het hoofdstuk dat we lazen, is dit duidelijk zichtbaar. Ik denk aan vers 6: ‘Zoek de HEER en leef!’ Vervolgens wordt de Here geprezen als de schepper van de sterren en het morgenlicht, van de zee en de aarde. Maar de schepper van de wereld is ook de schepper van mijn medemens. Wie het leven van de medemens aantast, tast het werk van de schepper aan. Daarom wordt de Here woedend als mensen elkaar onrecht aandoen. Zie je nu waarom de Here Amos naar de Israëlieten stuurt? God zegt: Ik veroordeel het onrecht dat jullie doen. Maar de Here zegt dat om te waarschuwen en tot bekering te bewegen.
Twee dingen vallen nog op in het boek Amos. Het eerste is, hoe het zover gekomen is (hoofdstuk 2). Waarom doen de Israëlieten hun medemens geen recht? Waarom buiten ze de armen en zwakken uit? Hoe komt een mens ertoe om zoiets te doen? Volgens Amos begint dat met het loslaten van de Here. Als God al niet meer belangrijk voor je is, hoe kan de medemens dan belangrijk voor je zijn? Ik zeg nu niet dat mensen die niet geloven niet sociaal bewogen kunnen zijn. Gelukkig zijn heel veel niet gelovigen sociaal bewogen. Toch zit er ergens een verband. Jezus vat later de 10 geboden samen in: God dienen en de naaste liefhebben als jezelf. Dat heet wel het dubbelgebod. Je zou het ook zo kunnen zeggen: het is gek als jij wel de zorg en de liefde van de Here wil ontvangen, maar je vervolgens zelf wreed en hard opstelt naar je medemens.
Wat ook opvalt in het boek Amos (hoofdstuk 9) is dat de Here tegen de Israëlieten zegt: denk niet dat jullie een streepje voor hebben bij Mij. Door je offers in de tempel, door je liederen en gebeden, door je feesten en vrome woorden. Het lijkt erop dat de Israëlieten zich nogal vergissen: ze verlangen naar de dag van de Heer (5:18). Blijkbaar zijn ze stekeblind voor het onrecht dat ze begaan. Ze denken dat de dag van de Heer hen iets goeds zal brengen. Maar Amos moet zeggen: die dag zal jullie duisternis brengen. Tenzij jullie je bekeren. Naast de keiharde veroordeling en de messcherpe woorden staat de oproep om nu eindelijk recht te gaan doen: ‘Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek’ (Amos 5:24).
Waarom zou je als kerk, als christen, die doelstellingen van de Verenigde Naties omarmen? Allereerst vanwege Gods woede over het onrecht dat zwakken en kwetsbaren wordt aangedaan. En wat is er veel onrecht op aarde. God veroordeelt dat in niet mis te verstane woorden. Maar ook vanwege de liefde, de zorg die jijzelf van God ontvangt. Deel daarvan uit. Dat kon wel eens de reden zijn waarom God het je geeft. En omarm die doelstellingen vanwege je liefde voor God. Wie God erkent als schepper en Vader ontdekt de medemens als medeschepsel, als broer en zus. Ik hoop dat dit je raakt, dat het onrecht in de wereld je raakt. Misschien herken je ook het ongemak dat je daarbij kunt voelen: wat moet je doen, wat kun je doen? Wij leven in welvaart. We kopen wat we nodig hebben en gooien weg wat we over hebben. We verplaatsen ons over de aardbol en genieten van wat verre landen te bieden hebben. We kijken naar het nieuws over honger en vluchtelingenkampen en nemen nog een koekje. Ik krijg het niet bij elkaar. Het zit zo vreselijk scheef allemaal en de ongelijkheid is zo groot. De Here is duidelijk in zijn woord, maar hoe wij moeten reageren is niet altijd duidelijk. Ik denk dat de eerste vraag is, wat doe jij met deze profetische aanklacht? Laat je die op je afkomen of laat je die langs je heengaan?
Ik moet denken aan wat Jezus deed toen Hij op aarde was. Bij zijn geboorte vereenzelvigt Hij zich met de armen. Tijdens zijn leven ziet Hij om naar weduwen, hulpbehoevenden en zieken, naar mensen aan de rand van de samenleving. Hij geeft aandacht aan buitenlanders, aan hen die door iedereen gemeden worden. Bij zijn sterven laat Hij zich tussen de misdadigers hangen. Nee, Jezus was niet bezig met de duurzame ontwikkelingsdoelen. Want op een bepaalde manier keek Hij dieper, keek Hij naar een nog verdere horizon, of die nou voor 2030 ligt of daarna. Jezus leefde en stierf voor de herschepping van Gods wereld. Dan is er geen enkel ontwikkelingsdoel meer nodig. ‘Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij’ (Openbaring 21:4). In Jezus is ons onrecht veroordeeld. Dat geeft lucht. Wij kunnen de ellende en het onrecht van deze wereld niet dragen. Het zou ons kapot maken. Wat dat betreft staan we aan dezelfde kant als al die mensen die honger hebben, arm zijn en kwetsbaar. De scheve verhoudingen maken ook ons kapot. Omdat God het onrecht veroordeelt. Wie aan het onrecht vasthoudt gaat mee ten onder. Dat is de ernst van dit evangelie.
Het is ook de ernst van het avondmaal. Vanmiddag bereiden we ons daarop voor. Denk eens aan wat er staat in 1 Korintiërs 11, over het lichaam van de Heer. Vroeger stond er: wie het lichaam van de Heer niet onderscheidt, moet geen avondmaal vieren. Nu staat er: ‘Daarom maakt iemand die op onwaardige wijze van het brood eet en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en het bloed van de Heer’ (vers 27). En ‘wie eet en drinkt maar niet beseft dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling over zich af’ (vers 29). Het lichaam van de Heer is de gemeente. Daar gaat het over in 1 Korintiërs 11, dat bij de maaltijd ieder alleen voor zichzelf zorgt ‘zodat de een honger heeft en de ander dronken is’ (vers 21). ‘Veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen?’ vraagt Paulus (vers 22). In een wereld die een global village is geworden is de gemeente van Jezus heel groot. Laten wij de armen in de wereld niet vernederen door ons ongegeneerd vol te stoppen. Aan de avondmaalstafel leer je leven van genade. Die genade mag je anderen niet onthouden.
Hoe maak je dit concreet? Waar moeten we ons van bekeren? Ik denk allereerst van ons diepgeworteld egoïsme. Zit dat niet achter al het onrecht dat we de medemens aandoen? Maar dan, hoe verder? We willen Jezus liefhebben, Hem dienen. Maar het onrecht op aarde is zo groot, zo massief, zo uitzichtloos en eindeloos. Jezus zegt heel eenvoudig: ‘alles wat jullie gedaan hebben voor een van de geringsten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan’ (Matteüs 25:40). Het zijn gewoon de mensen die op je pad komen. Iemand die zijn hand ophoudt, iemand die je hulp vraagt, iemand die zichtbaar in de knel zit. Het zijn de gezichten op TV, de kinderen op een flyer, de ouderen in een mailing. ‘Wanneer hebben wij U, Heer, hongerig gezien, dorstig, naakt, in de gevangenis of als vreemdeling?’ Jezus is er al die tijd bij.
Concreet. Denk eens na over jouw omgang met de armen, zwakken en hulpbehoevenden. Duw dat niet van je af, maar laat het dichtbij komen. Voel de pijn, voel het ongemak, ook van jouw consumptiepatroon. Zie van daaruit om naar hen die op je pad geplaatst worden. Doe goed, heb lief, geef zorg en aandacht. Verlicht het lijden waar je kunt. Beheer de gaven die God jou heeft gegeven goed: je geld, tijd, energie en mogelijkheden. Leer, vanuit Gods zorg voor jou, steeds meer zorgen voor anderen.
Tot slot. In onze samenleving neemt de aandacht voor armoede, honger en ongelijkheid toe. De aandacht voor de noodzaak van schoon drinkwater, genoeg voedsel, medische voorzieningen, eerlijk werk, verantwoorden consumptie, de leefbaarheid van de aarde. In de Bijbel heet dat recht en de afwezigheid ervan heet onrecht. Dat de samenleving de kerk hier momenteel in voorgaat is beschamend. Tegelijk is het troostvol dat de heilige Geest deze onrust in de samenleving bewerkt. Want ik geloof dat het de heilige Geest is die dat doet. Laten we die Geest volgen in geloof. Amen.