Vasten of vieren

17 maart 2019

Moet je vasten als christen? Mogen christenen wel vasten? In Jezus en zijn koninkrijk ligt het antwoord.

Lezen: Jesaja 58:1-10

Tekst: Marcus 2:18-22

De vastentijd is begonnen op woensdag 6 maart: Aswoensdag. Wie toen begonnen is met vasten en dat volhoudt tot Pasen heeft straks geen 40 dagen gevast maar 46. Er is dus iets dat niet helemaal klopt met al die 40 dagen challenges. Weet je wat dat is? Op zondag vast je niet. En tel maar na: er zitten precies 6 zondagen in de Veertigdagentijd.

 

Ik proef een bepaalde spanning tussen het kerkelijk vasten en het vasten in onze samenleving. Juist als christen kun je verbaasd zijn over het vasten van ongelovigen. Mensen die helemaal niets met God of de kerk hebben grijpen de Veertigdagentijd aan om zich in die periode iets te ontzeggen. Veertig dagen zonder suiker, veertig dagen zonder alcohol, veertig dagen zonder vlees, veertig dagen zonder social media, veertig dagen zonder auto, je kunt het zo gek niet bedenken of je kunt er wel veertig dagen zonder. Dat juist ongelovigen massaal aan het vasten slaan roept de vraag op: moet ik als christen dan niet vasten? Het lijkt wel of iets christelijks gekaapt wordt door de mensen om ons heen. Je kunt dat natuurlijk ook positief duiden, blijkbaar voelen ook ongelovigen aan dat er iets goeds in vasten zit. Maar blijft staan de vraag: moet ik als christen dan niet vasten? Of in de woorden van de vrouwenvereniging: wat verwacht God van ons? Dat is een mooie vraag want daarachter zit het gevoel: doe ik het wel goed? Wij willen het graag goed doen. Dat is positief. Daar spreekt liefde uit voor God. Dus wat verwacht God van ons concreet op het punt van vasten?

 

Wat is vasten? Ik noemde net al wat voorbeelden. In eerste instantie gaat het over niet eten en drinken. Denk maar aan hoe moslims vasten tijdens de ramadan, overdag eten en drinken ze niks. Nu ken ik niet zoveel christenen die dat doen. Geen één eigenlijk. Vaak wordt er gevast op een deelgebied, één ding. En dat veertig dagen lang, al dan niet met daarbij nog die zes zondagen (daar kom ik nog op terug). Waarom doen mensen dit? Mensen hebben daar heel verschillende redenen voor. Sommige mensen willen zich bepaald gedrag ontwennen. Iets waar ze niet helemaal tevreden mee zijn. Ze vinden dat ze teveel alcohol drinken, te veel door de social media worden beheerst, te veel calorieën binnenkrijgen en daar willen ze eigenlijk wel vanaf. En het schijnt dat als je veertig dagen een bepaald nieuw gedrag volhoudt, dat het dan inslijt in je hersenen als nieuw patroon.

 

Behalve ontwenning vasten mensen ook om zich te bezinnen: waar ben ik eigenlijk mee bezig? Waarom doe ik wat ik doe? Soms weet je dat niet meer, je doet gewoon elke dag wat je de dag daarvoor ook deed. Als je dan stopt met iets te doen, bijvoorbeeld veertig dagen geen tv, kan het zomaar zijn dat je na afloop merkt dat je het helemaal niet meer mist. En je houdt opeens zeeën van tijd over.

 

Een derde reden om te vasten is oefenen in zelfbeheersing. Kun jij jezelf iets ontzeggen? Ben je sterker dan de drang om te eten, te drinken, met twitter en facebook bezig te zijn? Oftewel, heb jij controle over je leven of wordt jouw leven door de omstandigheden geleid? Glipt het leven -en je idealen- je door de vingers? Wie een periode vast, pakt iets van die controle op het leven terug.

 

Nu is dit nog niet het christelijke vasten. Overigens, ik heb nog nooit gevast. Ik vast nu ook niet. Door bezig te zijn met deze preek ga ik het wel meer overwegen. Maar wat is nou typisch aan het christelijke vasten? In de geschiedenis van de kerk is er eindeloos veel gevast. In de bijbel kom je het ook tegen. We zoeken ook nog steeds naar een antwoord op de vraag: moet je vasten? In de bijbel wordt er gevast om drie redenen. Allereerst heeft vasten in de bijbel te maken met erkenning van zonde en schuld. Het is een uiting van berouw. Denk aan de inwoners van Ninevé die na de boodschap van Jona een vasten uitroepen (Jona 3:5). In plaats van gewoon maar door te leven laten ze met het vasten zien dat ze berouw hebben over hun slechte daden. Vasten is in de bijbel daarom ook een uiting van verdriet. Vasten en treuren worden vaak in één adem genoemd. Vasten kan ook te maken hebben met verdriet over iets waar je naar verlangt. Denk aan de profetes Hanna die dag en nacht in de tempel is, vastend en biddend, omdat ze uitziet naar de komst van de Messias (Lucas 2:37). De derde reden in de bijbel om te vasten heeft te maken met bidden. Vasten is een bekrachtiging van het gebed. Door te vasten breng je je gebed met extra nadruk onder Gods aandacht: smeken en vasten (Jeremia 14:12, Handelingen 13:2). Door te vasten houd je natuurlijk ook extra tijd over om te bidden. Als je vast maak je van bidden een prioriteit, je zet dat op nummer 1 zo’n dag.

 

Als je die drie redenen samenvat kun je zeggen: vasten creëert ruimte voor God. In plaats van gewoon maar door te leven druk je op de pauzeknop en richt je je op God. Wat je lichamelijk voelt door niet te eten en drinken, vertaal je in verlangen naar God. Je maakt jezelf en je behoeften minder belangrijk omdat je erkent dat God de enige is die je echt niet kunt missen. Alle aandacht en tijd die normaal opgaat aan jezelf geef je aan God. Dat deze diepte van het vasten niet in het vasten van onze samenleving zit is logisch. Maar hoe is dat bij christenen? Dat dit niet vanzelf goed gaat laat Jesaja 58:1-10 ons zien. Wat je daar leest is dat de Israëlieten het vasten hebben ingepast in hun oude, onveranderde leven. Ze vasten en bidden wel, maar doen ondertussen niet wat God van hen vraagt. Ze gaan gewoon door met hun eigen leven -geld verdienen, mensen uitbuiten, aan hun trekken komen- en zijn ook niet van plan dat op te geven, en tussen de bedrijven door vasten ze nog even. Ze houden alleen van zichzelf, en dat ze zich op God richten is meer om iets van Hem gedaan te krijgen dan dat ze zich aan Hem willen geven om zich door Hem te laten veranderen. En dan zegt de profeet Jesaja: in hoe je omgaat met je naaste ziet de Here of je Hem werkelijk wilt dienen. Het bijbelse vasten maakt ruimte voor God in je leven en daarmee ook voor je naaste.

 

Maar moet je vasten als christen? Nee, er is geen gebod voor christenen om te vasten. Alleen voor het volk Israël was er één verplichte vastendag, namelijk de Grote Verzoendag (Leviticus 16:29, Numeri 29:7). Opvallend is wat Jezus zegt over het vasten. Daar wil ik het de rest van deze preek over hebben. We hebben dat gelezen in Marcus 2:18-22 (zie ook Matteüs 9:14-17 en Lucas 5:27-39). De leerlingen van Jezus vasten niet. Zij houden zich niet aan de vastendagen die in het joodse leven gewoon waren geworden (bepaalde gedenkdagen en soms ook nog twee vaste dagen in de week). Waarschijnlijk hield Jezus ze zelf ook niet. We lezen wel dat Jezus vast, bijvoorbeeld voorafgaand aan de verzoeking in de woestijn (Matteüs 4:2). Maar dat zijn leerlingen de vastendagen niet houden roept verwondering op. Waarom doen zij dat niet? In zijn antwoord maakt Jezus duidelijk dat er met zijn komst op aarde nieuwe tijden voor het vasten zijn. Sterker nog: Hijzelf bepaalt de nieuwe tijden voor het vasten. En ook voor het vieren, de keerzijde van vasten. Jezus zegt: dat heeft alles te maken met wie ik ben. Dit gedeelte is ronduit onthullend. Jezus zegt: ik ben de bruidegom en we zitten midden in een feest, dan ga je toch niet vasten? Vasten doe je nooit op een feestdag. Daarom horen de zondagen ook niet bij de vastentijd. De zondag is een feestdag. Als je vast, doe dat dan niet op zondag. Kortom, Jezus zegt in Marcus 2: ik ben de bruidegom en het feest is in volle gang, maar dan eet en drink je toch?

 

Dan is er nog iets. Dat zijn die wat raadselachtige woorden over een nieuwe lap die je niet op een oude mantel moet naaien en over nieuwe wijn die niet in oude zakken moet. Het punt is: Jezus is nieuw. En Hij kondigt de komst van een nieuwe wereld aan, het koninkrijk van zijn Vader. Wat je dan niet moet doen is Jezus en het koninkrijk in je oude leven proberen te passen. Dat willen de joden: ‘Een nieuwe rabbi, eens even kijken wat we met hem kunnen.’ Terwijl Jezus het omgekeerde wil, Hij zoekt mensen waar Hij wat mee kan. Dit is hetzelfde probleem als in Jesaja 58: probeer ik het nieuwe van Jezus een plek te geven in mijn oude leven, of laat ik mijn oude leven door Jezus vernieuwen? Denk daar eens over na voor jezelf: hoe is dat eigenlijk bij mij van binnen? Pas ik Jezus in mijn leven in, of laat ik Jezus mijn leven passend maken voor zijn koninkrijk? Daar gaat het toch om, dat mijn leven verandert en gaat passen binnen het nieuwe koninkrijk van God? Onveranderd kun je daar niet naar binnen. Denk aan het zinnetje uit het doopformulier: ‘Je kunt zijn koninkrijk alleen binnengaan als je opnieuw geboren wordt en een nieuw leven krijgt.’ Maar veranderen is zo moeilijk. Wij doen het vaak op die andere manier: wat God van ons vraagt proberen we een plekje te geven binnen onze oude patronen. Dan hoef je namelijk niet te veranderen.

 

Jezus wil dit doorbreken. God zij dank. Jezus weet dat wij onveranderd het koninkrijk niet kunnen binnengaan. De verandering die moet plaatsvinden is: geef jij werkelijk ruimte aan God in je leven? Of beter gezegd: geef jij je leven aan God, in zijn dienst? Maar dan laat je Hem ook de tijden bepalen voor vasten en vieren. Dan laat je je eigen gedachten daarover los. Dat is wat Jezus van de omstanders vraagt in Marcus 2. En moet je nagaan wat er dan gebeurt: vastendagen worden feestdagen. Maar dat is een mooie verandering. Met Jezus ga je er alleen maar op vooruit. Onze angst voor verandering zit vaak vast op het idee dat het dan minder wordt. Maar met de verandering die Jezus in je wil bewerken ga je er alleen maar op vooruit. Vastendagen worden feestdagen. De profeet Zacharia had dat al gezegd: ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: De vastendagen in de vierde en de vijfde maand en de vastendagen in de zevende en de tiende maand zullen voor Juda veranderen in blijde feestdagen vol vreugde en vrolijkheid’ (Zacharia 8:19). Dit is de manier waarop Jezus ons wil bevrijden van het vasthouden aan ons eigen leven. Jezus verandert vasten in vieren. Daarvoor zag Hij van alles af. Niet alleen van eten en drinken maar ook van het leven zelf. Vasten wordt vieren door het offer van Jezus aan het kruis.

 

Wat betekent dit alles voor het vasten nu? We hebben gezien dat er geen goddelijk gebod is om als christenen te vasten. We zien ook dat Jezus de vraag of je moet vasten verbindt aan zichzelf en zijn koninkrijk. En dan komt opeens ook de keerzijde in beeld, niet vasten maar vieren. Het kernpunt is dat Jezus ons leven passend wil maken voor zijn koninkrijk. Dat is reden tot feest. Er is geen gebod om te vasten, wel de opdracht om het avondmaal te vieren. Eten en drinken aan Jezus’ tafel als voorproef van het bruiloftsmaal van het Lam. Maar moeten we de vraag dan misschien omdraaien: mogen christenen wel vasten? Je wilt het toch graag goed doen?

 

Als het gaat om het koninkrijk van God, dat je je daarop richt in je leven, dan is vasten nog helemaal niet zo gek. Je richten op het koninkrijk van God kost tijd. Wij zijn over het algemeen zo druk met ons leven hier op aarde, dat tijd voor en met God er zomaar bij inschiet. Dan is bewust minderen met social media heel goed. Datzelfde geldt natuurlijk voor de tv. Vul de ruimte die dan ontstaat met meer tijd voor bijbel lezen en gebed, voor dingen samen doen met kerkmensen of met goed doen in de samenleving. Als je gaat vasten als christen moet het altijd te maken hebben met Jezus en zijn komende koninkrijk.

 

Doordenk daarom je motieven als je van plan bent te gaan vasten of als je al bezig bent met vasten. Waarom doe je dat? Gaat het om jezelf of gaat het om Jezus en zijn koninkrijk? Wie door te vasten aan zijn zelfbeheersing wil werken; - gebruik die zelfbeheersing dan in het leven met God. Wie zichzelf in de Veertigdagentijd snoep, alcohol of iets anders kan ontzeggen, kan zich ook gemakkelijker zondige verlangens ontzeggen. Leg altijd de verbinding met God.

 

Bedenk ook dat vasten, bidden en geven bij elkaar horen. Vasten, bidden, geven, zo is er in de christelijke kerk door de eeuwen heen gevast. Het zijn drie dingen die bij elkaar horen. Zonder bidden en geven raakt vasten uit balans. Ik laat eerst de link tussen vasten en bidden zien. Vasten is het uitstellen van goede gaven, het is niet het afwijzen van goede gaven. Een bepaalde periode niet eten en drinken betekent niet dat je nooit meer zult eten en drinken. De keerzijde van vasten is vieren. Daarom zit in het vasten ook iets van uitzien naar en verlangen naar. Je ziet uit naar het moment dat je weer gaat eten. Je ziet uit naar het moment waarop je weer feest viert. Wanneer je als christen vast, bid dan tegelijk om de komst van het koninkrijk. Dan zal het leven één groot feest zijn. Daar hoeft nooit meer gevast te worden.

 

De link tussen vasten en geven is dit: door te vasten zie je af van je eigen behoeften. Zo maak je ruimte voor God en de medemens. Je maakt jezelf bewust minder belangrijk en dat bewijst zich in aandacht voor je medemens, in tijd of in iets dat je geeft. Heel concreet kun je het geld dat je uitspaart door te vasten weggeven aan een goed doel. Opnieuw wordt vasten dan vieren. Doordat jij vast, kan een ander feest vieren.

 

Dus of je nou vast of niet, richt je blik op het koninkrijk van God. Zie daar naar uit, leef daarnaar toe. Vergelijk het maar met de vakantie. Vaak wordt er al ruim van te voren geboekt, je weet dus precies waar je naar toe gaat. En vervolgens leef je er naar toe. Je verheugt je er al op. Je legt misschien ook al wel dingen klaar. Misschien ontzeg je je soms ook iets om geld over te houden voor de vakantie. Je vakantie straks bepaalt je leven nu. Zo moet het ook zijn met het koninkrijk van God. Je blik richten op het koninkrijk van God verandert je leven nu. Uitzien naar het koninkrijk van God geeft enerzijds reden om te vasten, anderzijds reden om feest te vieren. Amen.