Vraag en aanbod in kerkrelaties

10 maart 2010

God geeft kerken aan elkaar in wederkerige relaties van hulp, steun en gebed. Zo hebben wij als gemeente een plek in het kerkverband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in Nederland. Maar ook wereldwijd zijn er tientallen relaties met gereformeerde kerken en kerkverbanden. In die relaties geven we, maar we ontvangen ook! Alleen, staan wij daarvoor open? Om de zuiverheid en het voortbestaan van de kerk geeft God kerkrelaties.

Lezen: 2 Korintiërs 8

Tekst: 2 Korintiërs 8:14-15

‘Wij zullen voor jullie bidden!’ zei een Afrikaanse collega tegen mij een paar jaar geleden toen ik in donker Afrika was, Congo. We hadden het gehad over de grote armoede die dat land teistert. En die naar het lijkt het de kerken daar zo moeilijk maakt. We hadden het ook gehad over de hulp vanuit Nederland. En hoe je er dan als kerken voor elkaar bent. Maar deze collega corrigeerde mij direct toen ik zei: ‘We zullen voor jullie in je armoede bidden’. Niet dat dit geen goed gebed zou zijn of dat hij dat niet op prijs stelde. Maar de eenzijdigheid, dat was het punt. En daarom zei deze Afrikaanse predikant: ‘En wij zullen voor jullie bidden! In je rijkdom. Dat de rijkdom jullie niet verstikt. Dat jullie comfortabele levens je niet doen vergeten dat je afhankelijk bent van God. Dat alle overdaad jullie niet het zicht op het Gods koninkrijk ontneemt...’ ‘We zullen voor jullie in je rijkdom bidden’ - snap je dat nou? Moet het niet omgekeerd zijn? Is armoede niet het probleem, en niet rijkdom? Zijn wij ook niet de kerk die helpt, en geeft, en weet, en bidt?

 

Thema voor deze preek is:

Let op de vraag én het aanbod in kerkrelaties

 

Broeders en zusters, ik wil vanavond met u stilstaan bij liefde en trouw in kerkrelaties. Liefde en trouw is ons jaarthema. Tegelijk is het Oekraïneweek; we zitten er midden in! En wat is het dan mooi om te zien dat God kerken aan elkaar geeft in wederkerige relaties van hulp, steun en gebed. En dat is een gave en een opgave. God wil dat wij als kerken in die onderlinge relaties met elkaar verbonden zijn. Daarom vormen wij als gereformeerde kerken in Nederland een kerkverband. En de kerken daarin noemen we zusterkerk. Wij weten ons dus verbonden met de kerk in Harderwijk, met de kerk in Lelystad en Almere. Maar ook met de kerk in Ten Boer en Brunssum. Het kerkverband van de gereformeerde kerken vrijgemaakt telt momenteel 277 kerken verspreid over Nederland. Maar bij de grens houdt het niet op. Wereldwijd hebben wij als gereformeerde kerken contact met zusterkerken. Met 32 kerkverbanden elders in de wereld hebben wij zo’n zusterkerk-contact. Daarnaast zijn er ook nog een krappe 30 andere contacten met kerkgroepen waar we banden mee onderhouden. En wat ons verbindt is dat we gereformeerd willen zijn. Dus Jezus’ Woord het laatste en hoogste woord geven in ons leven en in de kerk; en elkaar daaraan mogen houden. En om dat laatste gaat het ook, dat we elkaar eraan houden dat we Jezus’ Woord het laatste en hoogste woord willen geven. Kerken kunnen elkaar daarbij helpen. Als straks in 2011 alle gereformeerde kerken vrijgemaakt samenkomen -dat heet ‘synode’, zie de artikeltjes daarover in ons kerkblad- dan worden al die zusterkerken van over de hele wereld ook uitgenodigd. Het is het eenvoudige en bekende principe: twee weten meer dan één. Twee kerken weten meer dan één. En twee kerkverbanden weten ook weer meer dan één.

 

Dat deze hele organisatie geen menselijk bedenksel is, maar iets dat God geeft, blijkt op vele plaatsen in de bijbel. Verrassend meer plaatsen trouwens dan ik had gedacht, voor ik daar naar ging zoeken. Allereerst is het heel typerend dat de christenen samen door Petrus een volk worden genoemd. ‘Een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft’ (1 Petrus 2:9). Dat roept herinnering op aan de twaalf stammen van Israël, die door God met elkaar verbonden waren in onderlinge relatie. Dat ook de christelijke gemeenten zo met elkaar verbonden zijn blijkt vervolgens ook uit de vele groeten die je tegenkomt aan het einde van praktisch elke nieuwtestamentische brief (Romeinen 16, 1 Korintiërs 16:20, 2 Korintiërs 13:12, Filippenzen 4:21, 1 Tessalonicenzen 5:26, Titus 3:15, Hebreeën 13:24, 3 Johannes 1:14). Ook de oproep om voor elkaar te bidden kom je herhaaldelijk tegen (Romeinen 15:30-31, Efeziërs 6:19, Kolossenzen 4:3, 1 Tessalonicenzen 5:25, Hebreeën 13:18-19). Tegelijk lezen we dat een brief die aan de ene gemeente geschreven is, ook in een andere moet worden voorgelezen (Kolossenzen 4:16). Verder kunnen mensen als ‘vertegenwoordigers’ van een gemeente of van een groep gemeenten optreden (2 Korintiërs 8:23), al dan niet met een ‘aanbevelingsbrief’ op zak (1 Korintiërs 16:3). Dan zitten we al heel dicht tegen onze structuur aan. Als de kerken in de classis Harderwijk vergaderen, dan ga ik samen met een ouderling daar namens Zeewolde naar toe, en dan hebben we ook zo’n brief bij ons. In Handelingen 15 komen we trouwens ook een kerkvergadering tegen, dat wordt wel de eerste synode genoemd. Dat kerken elkaar onderling met raad en daad zullen bijstaan is natuurlijk ook al duidelijk uit de tekst voor vanavond, 2 Korintiërs 8:14; over die collecte voor Jeruzalem - maar daar kom ik nog op terug. Denk op dit moment ook even aan Paulus’ oproep elders in het nieuwe testament: ‘Laten we voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten’ (Galaten 6:10).  Overigens hoef je elkaar daar niet eens voor te kennen, de apostel Johannes zegt ergens in zijn brieven: ‘uw trouw blijkt uit alles wat u voor de broeders doet, zelfs al kent u hen niet’ (3 Johannes 1:5).

 

Dus God geeft kerken aan elkaar. In wederkerige relaties van hulp, steun en gebed. Waar moet je dan concreet aan denken? Dat is ontzettend breed. Hulp kan gegeven worden in de vorm van geld. Van leningen, denk aan de microkredieten waar De Verre Naasten mee werkt. Denk aan hulp bij de ontwikkeling van mensen, groei in zelfstandigheid, alfabetiseringscursussen. Hulp kan ook bestaan uit het bouwen van een school of het slaan van een waterput. Kerken kunnen elkaar ook helpen door personeel uit te wisselen: een predikant die aan een theologische opleiding werkt of kerkelijke opbouwwerk doet. Op die manier werken er drie predikanten namens de kerken in Flevoland en Gelderland in Oekraïne. Zij helpen onze zusterkerken met de opbouw van het kerkelijk leven, en zij dragen bij in de opleiding van predikanten. Deze opsomming is nog eindeloos veel langer te maken. Denk aan het werk dat de stichting Szeretet doet. Denk aan het werk van SHIB... Alleen er is één risico bij dit alles. En dat is het misverstand dat wij hulp geven, en dat de anderen ontvangen. Het misverstand dat wij weten, alle kennis in huis hebben, en de anderen ontvangers zijn. Hoe beleven wij zo’n Oekraïneweek? Zien wij onszelf dan vooral in de rol van gevers? Wij spannen ons van jong tot oud in om zoveel mogelijk geld bij elkaar te halen. En dat sturen we straks op met de hartelijke groeten en de bede dat het goed gebruikt mag worden. Maar vergeten wij dan niet dat deze relatie wederkerig is? Het pijltje op het scherm moet ook weer terug wijzen. De Oekraïners profiteren niet alleen van deze relatie, maar wij hebben ook wat aan hen. Tenminste als je dat wilt zien en je daarvoor openstelt.

 

Ik kan me voorstellen dat dit op het eerste gehoor vreemd klinkt. Dat zal ook wel zo zijn geweest voor de gemeente in Korinte. In het gedeelte dat we gelezen hebben roept Paulus de gemeente op gul te geven in de collecte voor Jeruzalem. De kerk in Jeruzalem is blijkbaar arm geworden, tegenwoordig noemen we dat een hulpbehoevende kerk. Maar dan schrijft Paulus aan de christenen in Korinte: ‘Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem, zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen.’ Verwacht Paulus dan dat de rollen binnenkort omgedraaid zullen zijn? Dat de gemeente in Jeruzalem meer dan genoeg financiële middelen zal hebben, en dat de kerk van Korinte dan aan de grond zal zitten? Als je kijkt naar hulpverleningsrelaties van nu, ook kerkelijke, gaat het vaak om generatielange steun. In Romeinen 15:27 zegt Paulus iets dat een andere kant op wijst. Paulus zegt over deze collecte: ‘Zij -de Macedonische kerken, waar Korinte ook toe behoorde- hebben daartoe vrijwillig besloten, maar ze staan dan ook bij hen -de Jeruzalemse kerk- in de schuld. Immers, omdat de heidenen deel hebben gekregen aan wat de heiligen in Jeruzalem in geestelijk opzicht geschonken hebben, zijn ze ertoe verplicht hen bij te staan in materiële zaken.’ Belangrijk voor ons is te beseffen dat kerkrelaties nooit éénzijdig zijn. Dergelijk éénrichtingsverkeer-denken ontmaskert Paulus in onze tekst. Ik hoop van harte, en ik weet wel zeker, dat de Oekraïnse kerken veel voor ons bidden. Misschien moeten wij ook wel gebedspunten naar hen opsturen. Nu ontvangen wij alleen gebedspunten voor Oekraïne, in de nieuwsbrief van de Oekraïnecommissie. Laten we oppassen dat hier toch weer niet het superioriteitsdenken de kop op steekt uit de koloniale tijd. Alsof wij de Oekraïnse kerken moeten helpen, alsof wij weten hoe alles moet, alsof wij voor hen moeten bidden, en niet andersom.

 

Maar wat kunnen wij dan van onze zusterkerken in het buitenland leren?  Nou denk even terug aan het voorbeeld van het begin. Als christenen in Nederland denken we vaak dat armoede heel erg is. En dat is het ook. Maar is rijkdom niet net zo erg? Is rijkdom niet net zo’n grote bedreiging van je relatie met de Here? Ook als het gaat over bijbel lezen kun je veel leren van zusterkerken uit het buitenland. Ik denk aan de nieuwe rubriek in NAAST/, het informatieblad over het zendings- en ontwikkelingswerk vanuit onze kerken. In die nieuwe rubriek worden voorbeelden gegeven van ‘Intercultureel bijbellezen’. Dat is samen de bijbel lezen, als Afrikaan en Nederlander. Als Oekraïner en Nederlander. En elk leest vanuit eigen culturele achtergrond, je kunt immers niet anders. En soms draait het verhaal dan zomaar een slag. Zo zit voor ons Gehazi, die achter Naäman aangaat om de door Elisa afgeslagen geschenken alsnog voor zichzelf aan te pakken, duidelijk fout. Maar voor de Afrikaanse bijbellezer is Gehazi de held; hij is namelijk degene die begrijpt dat je Naäman niet op zo’n manier voor zijn hoofd kunt stoten. Een laatste voorbeeld op dit moment van wat je van elkaar kunt leren als wereldwijde zusterkerken is wat mij betreft de Candlestandstatement. Misschien herinnert u zich nog dat boekje uit 2004. De ondertitel is ‘Gereformeerde overwegingen bij de charismatische beweging’. En het boekje is aangeboden aan alle GKv- kerkenraden als -ik citeer- ‘geschenk van wederkerigheid uit het werkveld van de gereformeerde oecumene’. Het is geschreven door 14 broeders uit Kenia, Indonesië, Oeganda, Nederland, Zuid-Afrika, India en Zimbabwe. Maar, wat hebben wij daar eigenlijk mee gedaan? Volgens mij veel te weinig. En is dat niet een teken dat wij nog veel te veel in een éénrichtingssfeer zitten te denken als het gaat over onze relaties met kerken in het buitenland? En wat kan daar die hoogmoed achter zitten waar Paulus in 1 Korintiërs 14:36 al de vinger bij legt. Paulus zegt daar: ‘Heeft het woord van God zich soms verspreid vanuit uw gemeente? Of heeft het enkel u bereikt?’ Dat is een gevaarlijke hoogmoed, broeders en zusters, die wij -wanneer wij daarmee behept zijn- zo snel mogelijk zullen afleggen.

 

God laat ons weten dat Hij wil dat we als kerken wereldwijd in wederkerige relaties van hulp, steun en gebed zullen leven. Hij geeft die relaties. Het is gave en opgave. Maar waarom wil God deze relaties? Relaties in binnen- en buitenland, die op zijn Woord gebaseerd zijn? Het antwoord is: omdat de Here ons in zijn genade deze extra waarborg geeft om bij Hem en zijn Woord te blijven. God geeft ons zijn genade, zijn Woord, zijn Geest. Maar hoe kwetsbaar ben je als kerk in je eentje niet? Hoe gemakkelijk raak je niet bij de genade vandaan? Raken dingen uit de bijbel onderbelicht, of drukt de cultuur niet een verkeerd stempel op het kerk-zijn? Dus om de zuiverheid en het voortbestaan van de kerk geeft God kerkrelaties. Om te groeien en niet te verslappen. Om die kostbare genade te bewaren in plaats van te verspelen.

 

Maar dan moeten wij niet alleen letten op de vraag -en daarop ingaan- maar ook op het aanbod. Wat geven kerken ons? Zijn we daarin geïnteresseerd en pakken we het aan? Laten wij ons serieus aanspreken door buitenlandse zusterkerken wanneer zij zorgen uiten over de koers van onze kerken? Denk ook aan de jaarlijkse kerkvisitatie, waarbij twee predikanten uit de classis -zeg maar - op huisbezoek gaan bij de kerkenraad. De ellende van het individualisme nestelt zich ook in kerkrelaties. Ik zie veel kerken nog al individualistisch opereren. Landelijke quota -dat is een aanslag die je als kerken opgelegd krijgt voor iets wat we landelijk betalen, bijvoorbeeld de theologische universiteit- landelijke quota worden niet van harte betaald. Kerkenleden die zich niet meer thuis voelen in het kerkverband stappen daar uit. De wil om zich neer te leggen bij synodebesluiten lijkt verdwenen. Daar achter zit opnieuw dat stukje hoogmoed dat je het zelf ook allemaal wel weet. En dat je het desnoods in je eentje ook wel redt als kerk. Maar het is een valkuil. God doorbreekt dit individualisme van de zondeval. Wat is dat een weldadige genade! God geeft mensen, maar ook kerken, aan elkaar in onderlinge liefde en trouw. Laten wij dat geschenk van God aanpakken, uitpakken en gebruiken!

 

En broeders en zusters, dat we hier niet met oppervlakkige dingen bezig zijn blijkt wanneer ik het verbind met de aard van God genade. Genade betekent dat God geeft. Genade betekent dat de mens ontvangt. Maar dat laatste is moeilijker dan we denken: ontvangen. Want je erkent dan dat je het zelf niet redt. Daar willen we het liefst zo gauw mogelijk weer bovenuit groeien. Wanneer mensen door ziekte of handicap afhankelijk zijn van anderen dan zie je hoe moeilijk we dat als mensen vinden. We komen zo gauw mogelijk weer uit bed en slepen onszelf nog liever voort dan dat we voor ons laten zorgen. Zo zou ik ook zijn, denk ik. Maar we moeten onszelf daarbij eens deze vraag stellen: als wij het zo moeilijk vinden om ons te laten helpen door mensen, hoe waar is het dan als je zegt te leven van Gods genade? Ik laat me graag door die parallel een spiegel voorhouden. En als het dan gaat over kerkrelaties dan is een kerk die niet zoveel op heeft met die relaties, of een kerk die daarin wel wil geven maar niet wil ontvangen, een kerk die nog aardig wat kan leren over genade. Broeders en zusters, wilt en durft u te ontvangen? Van mensen. Maar vooral ook van God? Die zijn hulp vaak weer geeft via mensen... Maar al te vaak denken wij dat we het zelf moeten zien vol te houden. Ook als kerk. Maar God geeft. Hij geeft liefde en trouw. Hij geeft hulp en steun. God geeft biddende kerken om ons heen. God geeft kerken om ons heen in Nederland en ver daarbuiten die op ons toezien, die zorgend naar ons omkijken, die met ons meedenken en die kritische vragen stellen. Laten we dat uit Gods hand aannemen. Omdat Hij het is die geeft. Maar ook omdat je er alleen maar je voordeel mee kunt doen. Laten we letten op de wederkerigheid in relaties met buitenlandse kerken, en laten we het kerkverband hier in Nederland op waarde schatten. Zo mogen we als kerken samen heen leven naar de dag van Christus. Elkaar vasthoudend. Van elkaar lerend. En samen groeiend. Soms ken je elkaar niet eens. Denk aan die tekst uit 1 Johannes 3:5. De gelovigen in Korinte kenden de christenen in Jeruzalem, voor wie ze geld inzamelden, natuurlijk ook helemaal niet. Ook wij kennen de mensen in Oekraïne niet of nauwelijks. En ook de mensen in Kenia en Burundi niet, waar we straks voor gaan collecteren. Maar eens zullen we elkaar ontmoeten. Als Jezus terugkomt, en Hij de heilige natie, het volk dat God zich verworven heeft, thuisbrengt. Uit de duisternis geroepen naar zijn wonderbaarlijk licht. Eens geen volk, nu Gods volk, eens buiten Gods ontferming, nu in Gods ontferming aangenomen. We zullen elkaar ontmoeten, en dan spreken over wat God voor ons gedaan heeft. Ook door die ander! Amen.