Bid om vrede voor de gemeente

6 januari 2013

Jubileumpreek bij het 25-jarig bestaan van de gemeente. Psalm 122 legt ons de vraag voor of we het fijn vinden om naar de kerk te gaan. Tegelijk spoort dit lied ons aan om te bidden om vrede in de gemeente zodat het prijzen van Gods naam ongehinderd doorgang vindt.

Lezen: Psalm 122

Tekst: Psalm 122

Vind jij het fijn om naar de kerk te gaan? ‘Ik was verheugd toen men mij zei: Laat ons naar ‘t huis des Heren gaan’ (Psalm 122:1). Ik zal later in deze preek uitleggen hoe ik de sprong maak van de tempel in Psalm 122 naar de kerk nu. Want het gaat in Psalm 122 over de tempel in Jeruzalem en niet over de Schuilhof in Zeewolde. Maar toch, je ligt zondagochtend in je bed, ben jij dan blij als je hoort roepen: ‘We gaan naar de kerk!’ En als je dan hier het gebouw binnenloopt zeg je dan: ‘ik ben blij dat mijn voeten nu binnen de deur staan’?

 

Hoe voelt het om naar de kerk te gaan? Hoe voelt het om hier te zijn? En welke gevoelens heb je bij de gemeente? Want de kerk is niet alleen het gebouw, het is ook de ontmoeting met elkaar. Ik denk dat die gevoelens heel verschillend zijn. De een is blij met de gemeente en komt hier graag. Een ander zit hier met reserves of met tegenzin. De een heeft goede hoop voor de toekomst, een ander maakt zich juist grote zorgen. De een verwacht veel van 2013, van bijvoorbeeld die nieuwe vorm van de middagdienst, een ander ziet dat met grote argwaan tegemoet.

 

En dan zijn we 25 jaar kerk. Sommigen die hier zitten hebben al die 25 jaren meegemaakt. Anderen een groot deel daarvan. Nog weer anderen alleen de laatste paar jaar. Het is niet gek om bij zo’n jubileum terug te kijken. Hoe was het toen? Ja, het was een tijd van opbouw, van pionieren. Een tijd van ‘eensgezind de schouders eronder zetten’, ds Reitsema noemde dat zo in zijn mail aan mij. Verder schrijft hij: ‘Ik wil die tijd niet idealiseren, maar ik heb volop genoten in die jaren.’ Ds Arie Reitsema werd predikant van de gemeente Almere-Zeewolde begin 1987. Eind november van dat jaar werd dit kerkgebouw, de Schuilhof, in gebruik genomen. En op 1 januari 1988 werd de gemeente Zeewolde geïnstitueerd. Vanaf dat moment was de gemeente een zelfstandige kerk. Reitsema werd officieel predikant van Almere maar met een uitgebreid consulentschap in Zeewolde. In de praktijk veranderde er niets voor hem. En na zijn vertrek in september 1991 werd in juni 1992 ds Tonny Nap de eerste predikant van de Gereformeerde kerk vrijgemaakt in Zeewolde.

 

Zo terugkijken zal voor hen die erbij waren een gevoel van weemoed geven. Het was een mooie tijd. En terugkijkend kun je gemakkelijk gaan idealiseren. Maar misschien zijn polderbewoners daar ook wel te nuchter voor. In ieder geval merk ik onder de mensen van het eerste uur een hele open houding naar de toekomst toe. Zonder te weten wat de toekomst brengt is er geen angstvallig vasthouden aan die mooie tijd van toen. Het zou ook niet kunnen, we hebben het te doen met het heden.

 

Maar dan komt opnieuw de vraag op ons af: hoe staan we er voor? De gemeente bestaat 25 jaar, maar hoe staan we er nu voor? Hoe gaat het met ons als gemeente? Dat wordt heel verschillend beleefd. De een zal zeggen: het gaat goed met ons, een ander vindt dat helemaal niet. En wat de een als een veel te lang uitgestelde verbetering ziet, ziet een ander juist als een grote verslechtering. Beiden niet blij. Wat vind ik eigenlijk? Ik kwam hier een half jaar voor de 20e verjaardag van de gemeente, die overigens niet gevierd is. Hoe vind ik dat we ervoor staan? Weet u, een gemeente is nooit af. Nooit volmaakt. Als ik zou zeggen: ‘het gaat hier alleen maar goed', dan zou ik gigantische oogkleppen ophebben. Er valt nog veel te verbeteren. Maar dit neemt niet weg dat ik altijd blij ben om hier te zijn. Want de bron van mijn vreugde is niet hoe de gemeente er voor staat. Is niet wat ik voel bij de gemeente. De bron van mijn vreugde is het evangelie. Dat er genade en vrede voor ons is, van God de Vader, door onze Heer Jezus Christus, in de verbondenheid met de heilige Geest.

 

Nu hebben we gelezen Psalm 122. Die Psalm begint met: ‘Verheugd was ik toen ik hoorde: ‘Wij gaan naar het huis van de Heer’, verheugd ben ik, nu onze voeten staan binnen je poorten Jeruzalem.’ En de Psalm eindigt met: ‘Vraag om vrede voor Jeruzalem: Dat rust hebben wie van je houden’ (vers 6). En: ‘Om het huis van de Heer, onze God, wens ik je al het goede’ (vers 9). In Psalm 122 wordt om vrede gevraagd voor Jeruzalem omdat de tempel daar staat. Waar de dienst van de verzoening plaats vindt. Ik wil u vanochtend laten zien dat deze Psalm ons aanspoort om te bidden om vrede voor de gemeente. Of je nou blij bent met de kerk of niet, of je nou verwachtingsvol naar 2013 kijkt of met zorg. Bij ons 25 jarig jubileum vraag ik u te bidden om vrede voor de gemeente. Dus het thema is:

 

Bid om vrede voor de gemeente

 

Opvallend is de enorme vreugde waarmee Psalm 122 begint. Het spat er vanaf en het neemt mij eigenlijk altijd mee. Psalm 122 kan ik met een gerust hart een van mijn lievelingspsalmen noemen. En die vreugde blijft de hele Psalm beheersen. Het is een opgetogen lied, vol blijdschap. En de melodie waarop wij de Psalm zingen draagt daar wat mij betreft aan bij.

 

Nu is Psalm 122 een pelgrimslied. Een pelgrim maakt een reis naar het heiligdom van zijn God, verblijft daar een tijd en gaat dan weer naar huis. Wij kennen dat een beetje vanuit de nieuwsbeelden van moslims die in grote getale naar Mekka gaan. En Psalm 122 beschrijft de aankomst in Jeruzalem. De pelgrimsliederen of bedevaartsliederen beginnen in bij Psalm 120 en de laatste is Psalm 134. In Psalm 120 is de dichter nog ver weg: ‘Mesech’, ‘Kedar’ (vers 5). Mesech lag bij de Kaspische zee, Kedar in de Arabische woestijn. In de bekende Psalm 121 is de dichter dan onderweg: ‘Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp?’ (vers 1). In Psalm 122 komt hij dan aan in Jeruzalem: ‘verheugd ben ik, nu onze voeten staan binnen je poorten, Jeruzalem’ (vers 2). Wie verder leest in de bedevaartsliederen ontdekt dat de Psalmen 123-133 de zegen beschrijven die de God van Sion geeft over het leven. En in het laatste bedevaartslied, Psalm 134, zien we de priester als het ware de zegen meegeven aan de pelgrims die weer naar huis gaan: ‘Moge uit Sion de Heer u zegenen, die hemel en aarde gemaakt heeft’ (vers 3).

 

Maar waarom is de dichter nou zo blij met Jeruzalem? Als stad? Boven de Psalm staat dat David hem gemaakt heeft. In dat geval kunnen we ons zijn liefde voor de stad voorstellen, het is zijn woonplaats. In de verzen 1-2 verplaatst hij zich dan in een pelgrim, want als je in Jeruzalem woont dan kun je daar niet aankomen als pelgrim. Maar Jeruzalem als stad wordt bezongen. Waarom? Ja omdat daar de tempel van de Here staat! Dat maakt Jeruzalem bijzonder. En met de tempel als centrum wordt Jeruzalem ook een plaats van ontmoeting. Daar komen de stammen van Israël samen. Daar vullen de straatjes zich met ontmoeting en gezelligheid en bijpraten na een hartelijk weerzien.

 

Maar waar komt nou die opdracht vandaan om te bidden om vrede voor Jeruzalem? Het is bijna de helft van de Psalm, vers 6-9. Als je de Psalm in drie stukken verdeelt dan gaat het in de verzen 1-4a over het gaan naar en aankomen in Jeruzalem. En in de verzen 6-9 klinkt de oproep op te bidden om vrede voor de stad. Wat je dan overhoudt, het midden van de Psalm, zijn de verzen 4b-5. En daar ontdekken we waar die opdracht om te bidden om vrede voor de stad vandaan komt. Of beter gezegd, waarom het belangrijk is dat er vrede is in Jeruzalem. Die vrede heeft als doel dat Gods naam geprezen wordt (vers 4b). De stammen kwamen samen ‘om Israëls plicht te vervullen, te prijzen de naam van de Heer’. En het is ook de koning die daarop moet toezien (vers 5). Die daarin moet voorgaan. De koningen van Israël waren theocratische koningen. Zij regeerden niet alleen bij de genade Gods, maar zij hadden ook als taak het volk voor te gaan in het leven uit Gods genade. Dus de oproep om te bidden om vrede voor Jeruzalem heeft hiermee te maken dat het prijzen van Gods naam doorgaat.

 

En daarom kwam je als pelgrim toch ook naar Jeruzalem? Je kwam voor God. Je kwam omdat Hij je riep. Drie keer per jaar moest je als Israëliet naar Jeruzalem voor de drie grote feesten: Pacha, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest. Je kwam dus om te feesten. Ja en om je heilige plicht te vervullen: Gods naam prijzen. Maar als je bedacht wat je vierde op die feesten dan was het geen plicht maar een vreugde om Gods naam te prijzen. Pascha: de bevrijding uit Egypte. Het Wekenfeest of Oogstfeest, later het Pinksterfeest: Gods zorg voor het dagelijks leven. En het Loofhuttenfeest: om niet te vergeten hoe God tijdens de reis door de woestijn voor hen zorgde. Als pelgrim kwam je naar Jeruzalem om de naam van de Here te prijzen. Om God groot te maken voor wie Hij is en wat Hij gedaan heeft. Je kwam naar Jeruzalem om te feesten!

 

En wat zou die feestvreugde nou meer kunnen verstoren dan onvrede? Wat zou er het eerst bij in schieten wanneer er onrust was in Jeruzalem en verwijdering tussen mensen? Ja, de dienst aan God. Het prijzen van zijn naam. Vandaar dat hartstochtelijke gebed om vrede voor Jeruzalem. Om rust binnen haar muren. ‘Vrede zij in jou’. ‘Om het huis van de Heer, onze God, wens ik je al het goede.’

 

En geldt dat ook niet voor de gemeente van Christus? Ik denk van wel. Daarom: bid om vrede en rust in de gemeente. Zodat de eredienst ongehinderd doorgang vindt! Zodat het prijzen van Gods naam doorgang vindt! Dat is breder dan de eredienst, dan gaat het ook over je leven door de week. Maar wat is vrede? Vrede is in de bijbel de ontplooiing van het hele leven. En dat in relatie met de medemens. Vrede, kun je zeggen, is dat het goed met je gaat. Hier dus: dat het goed gaat met de gemeente. Dat er eendracht is en eensgezindheid. De wil om samen iets op te bouwen. Dat er veiligheid is en vertrouwen. In die sfeer kan het kerkelijk leven opbloeien. Vrede betekent rust. Je hoeft je aandacht niet te besteden aan wat je nog wilt bereiken of wat je wilt voorkomen. Aan frustraties of boosheid of teleurstelling. Nee, wanneer er vrede is -in je hart en in de gemeente- kun je je richten op God. Op het prijzen van zijn naam. Dat is toch ook de kern van je bestaan? Dat is toch ook de kern van ons gemeente zijn?

 

Ik laat de oproep van Psalm 122 dus op de gemeente slaan. Bid om vrede voor de gemeente. Niet dat ik niet zou willen bidden om de vrede van het huidige Jeruzalem want wat een ellende is het daar. Oorlog in de stad van vrede. Jeru-shalom, het is een woordspel in de Psalm. Stad van vrede. Wat is daar van over? De tempel van God staat er ook niet meer. Waar moet je naar toe als je God wilt prijzen? Weet u wat het nieuwe centrum van aanbidding is? Dat is Jezus. Had Hij niet gezegd: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen’ (Johannes 2:19-21, Marcus 14:58)? Had Hij het toen niet over de tempel van zijn lichaam? Ik denk hierbij ook aan het scheuren van het voorhangsel. Toen Jezus stierf aan het kruis scheurde het voorhangsel in de tempel van boven naar beneden door Gods eigen hand. Dat laat niet zozeer zien dat de heilige God nu ongehinderd bekeken en benaderd kan worden. Het duidt er volgens mij op dat Gods heiligheid de tempel verlaat en zich op Jezus zet. Hij is nu de meest heilige plaats op aarde. Jezus die zijn leven in uiterste liefde gaf aan zijn Vader. Jezus wordt in de evangeliën al ‘de heilige Gods’ genoemd (Johannes 6:69). En tegen de Samaritaanse vrouw had Jezus gezegd: ‘Geloof me, er komt een tijd dat jullie noch op deze berg -de Gerizim- noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in Geest en in waarheid’ (Johannes 4:21,23). De tempel in Jeruzalem is in 70 na Christus door de Romeinen verwoest. Maar op dat moment liet God zich al jaren lang aanbidden in Christus zijn Zoon. Door de gemeente van zijn Zoon.

 

En daarom past de oproep van Psalm 122 ook op Christus’ gemeente nu. Bid jij om vrede voor onze gemeente? Om rust? Niet omdat je zelf naar rust verlangt maar omdat alleen dan het prijzen van Gods naam goede doorgang vindt. Jij wilt toch ook God prijzen? Daarvoor kom je toch ook naar de kerk? Wie niet naar de kerk komt om te feesten heeft er niets van begrepen. En wij hebben toch ook heel veel om dankbaar voor te zijn? Wij vieren toch ook het feest van de bevrijding en het feest van God die voor ons zorgt? Wij vieren dat God ons vrede gaf! Door Christus. God gaf ons vrede met zichzelf. Rust in ons leven. Zodat ons leven zich kan ontplooien. Zodat ons leven kan opbloeien. Laten we God daarom prijzen. Dat is onze heilige plicht. Dat is de kern van ons leven en van ons gemeente zijn. Al die 25 jaren al en ook in de tijd die komt.

 

En laten we dan ook doen wat vers 1 van Psalm 122 beschrijft. Namelijk dat we elkaar oproepen tot vreugdevolle eredienst: Wij gaan naar het huis van de Heer! Ga je mee? Doe je mee? En ik begrijp dat dat soms moeilijk is. Omdat je je gevoelens hebt bij wat er in de kerk gebeurt. Door wat de kerkenraad doet of juist niet doet. Door wat mensen doen en zeggen. Focus dan op de bron van blijdschap: Christus. Het evangelie van zijn naam. Genade en vrede door Hem. Daar draait het hier om. En daar kan niets tegen op. Bid om vrede voor de gemeente. Want onrust is er. Het meeste daarvan zit in ons eigen hart. Maar als het gaat over de kerk mag je bedenken dat Christus voor zijn gemeente zorgt. Dat deed Hij de afgelopen 25 jaar, dat blijft Hij ook doen in de komende 25 jaar. En daarna, of zolang als het nog duurt tot zijn wederkomst. Hij geeft ons de vrede met God. En Hij geeft ons de vrede met elkaar. Bid om die vrede.

 

Dat kan heel praktisch. Je komt hier binnen zondagmorgen, je gaat zitten en je sluit je ogen en bidt: ‘Heer, geef vrede in uw gemeente. Zodat wij ook vanmorgen onze plicht vervullen: uw naam prijzen.’ Bid ook thuis om vrede in de gemeente. Dit is toch geen vergeten gebed? En zoek naar vrede. Leef zelf uit de vrede van God. Verheug je over God. En zie toe op jezelf. Let niet op anderen in de gemeente, maar let op jezelf. Hoe zit jij hier? Was je blij toen je hoorde: ‘We gaan naar de kerk’? Was je blij toen je over de drempel stapte? We zijn pelgrims, net als in Psalm 122. Onderweg naar Gods koninkrijk. We zijn samen onderweg. Om ook samen aan te komen. Psalm 121 beschrijft het onderweg zijn, een geliefde Psalm. Psalm 122 beschrijft het aankomen in Jeruzalem, ik hoop ook een geliefde Psalm. Wij zien uit naar het nieuwe, hemelse Jeruzalem. Stad van eeuwige vrede. Stad waar Gods naam geprezen wordt. Stad waar je naar toe gaat om te feesten. Laten we onder Gods zegen pelgrims zijn die onderweg zijn naar die stad. En die tegelijk elke zondag al mogen proeven van de vreugde die daar volmaakt zal zijn. Amen.