Vraag vrede voor Jeruzalem

6 oktober 2024

Vrede is voorwaarde voor het prijzen van God. Vrede is ook een reden om God te prijzen.

Lezen: Psalm 122

Tekst: Psalm 122:6

Vandaag is het Israëlzondag. Dat betekent dat we stilstaan bij onze verbondenheid als christenen met het Joodse volk en dan ook onze verbondenheid met de messiasbelijdende Joden. Ik vind die verbondenheid ingewikkeld op dit moment. Morgen is het een jaar geleden dat de staat Israël op gruwelijke wijze door Hamas is aangevallen. Er zijn veel mensen gedood en er worden nog steeds veel mensen als gijzelaar vastgehouden in Gaza. Daarna is Israël een oorlog begonnen tegen Hamas waarbij ook veel Palestijnse burgers zijn omgekomen, op de vlucht geslagen en verdreven. Het leven in Gaza is totaal ontwricht. Kort geleden kwam daar de oorlog tegen Hezbollah bij, in Libanon, een oorlog waardoor ook veel mensen op de vlucht zijn geslagen, verwond en gedood. De beelden die we te zien krijgen verbijsteren. Met verslagenheid luisteren we naar de berichten.

 

Wat ik niet ga doen in deze preek is partij kiezen voor Israël of de Palestijnen. Wie heeft er gelijk in zo’n conflict? Daar kom je niet uit. Het lijkt me ook niet de roeping van de kerk om partij te kiezen. We hijsen geen Palestijnse vlag maar ook geen Israëlische. En toch, we zijn als christenen verbonden met het Joodse volk. Jezus was een Jood. Het Oude Testament is een joods boek. De bijbelse geschiedenis speelt zich af in wat nu het land Israël is. Plaatsnamen van nu kennen we uit de Bijbel: Jeruzalem, Bethlehem, het meer van Galilea, Nazareth. Toch denk ik dat we het bijbelse Israël niet moeten verwarren met de staat Israël nu. Je kunt dat niet een-op-een op elkaar leggen. Heel veel Israëliers nu leven ook helemaal niet volgens de joodse wetten en hebben niets met de God van de Bijbel. Daarom ben ik ook huiverig om te zeggen dat de staat Israël recht heeft op bepaalde stukken land. Of dat God hen die beloofd heeft en dat militairen ze daarom mogen innemen. Beloften moeten je nog altijd in handen gelegd worden door degene die de beloften gedaan heeft. Eeuwenlang hebben er Arabische volken in Palestina gewoond, hebben die dan geen rechten? Heeft het Israël van de Bijbel zijn rechten op het land ook niet verspeeld door zijn zonden en afkeer van God? De staat Israël zoals wij die nu kennen bestaat sinds 1948 en is een staat zoals alle andere: door mensen opgericht.

 

Tegelijk hoor je mij ook niet zeggen dat de kerk in de plaats gekomen is van het volk Israël. Alsof het Israël van de Bijbel heeft afgedaan. Alsof God zich heeft afgekeerd van de Joden. Hoe het precies zit is ingewikkeld en het zou jammer zijn als christenen daarin tegenover elkaar komen te staan en dat de visie op Israël een splijtzwam wordt. Soms helpt een beeld, een vergelijking. Denk aan het beeld van de olijfboom zoals Paulus in zijn brief aan de Romeinen schetst (11:17-24): het Israël van het Oude Testament is de stam, de christenen zijn takken die op die stam zijn geënt. Wij kunnen niet zonder de stam, dan zouden wij als christenen in de lucht komen te hangen. Maar, zegt Paulus, er zijn ook oorspronkelijke takken afgebroken: Joden die niet meer met hun eigen stam verbonden zijn. Niet alles wat Israël heet is Israël (9:6). In een ander beeld noemen christenen het Joodse volk hun ‘oudste broer’. Beiden kinderen van Abraham, beiden kinderen van God. Maar hoe vul je die verbondenheid in tegen de achtergrond van die gruwelijke oorlog waarin Israël momenteel verwikkeld is?

 

Ik wil u en jou meenemen naar de oproep die in Psalm 122 wordt gedaan: ‘Vraag om vrede voor Jeruzalem’ (vers 6). Die oproep is mij uit het hart gegrepen. Vrede, dat verlang ik voor de inwoners van Israël. Dat verlang ik voor de inwoners van Gaza en Libanon. Maar net zo goed voor de inwoners van Oekraïne en Rusland. Oorlog is een ramp. Zoveel gebieden op aarde worden geteisterd door oorlog. Zoveel mensen op aarde zijn op de vlucht. Zijn alles verloren, zijn geliefden verloren. Het bijbelse woord sjalom -vrede- gaat over mens zijn in relatie, mens zijn in sociale verbanden. Sjalom duidt op de situatie waarin het leven zich kan ontplooien. Het leven in relatie met de medemens en het leven in relatie met God. Dat gun ik al die mensen in Israël, in Gaza en Libanon. Dat er ruimte komt om te leven. Om te leven met elkaar. Om te genieten van een dag op het strand, van een maaltijd met het gezin, van de gezelligheid in een druk stadje. Leven in vrede, het zou zo gewoon moeten zijn. Vanuit al het oorlogsgeweld is dit het gebed dat in mij opwelt: ‘Vraag om vrede voor Jeruzalem.’

 

In de Psalm roepen mensen elkaar er toe op om dit te bidden. De Psalm gaat over pelgrims die onderweg zijn naar Jeruzalem voor een van de grote feesten: Loofhuttenfeest, Pascha of Grote verzoendag. En Jeruzalem met de tempel was het centrum van die feesten. Vers 4 zegt: ‘Daar trekken de stammen naartoe, de stammen van de HEER, om Israëls plicht te vervullen, te prijzen de naam van de HEER.’ En vanuit die plicht -het prijzen van de naam van de HEER- volgt het gebed om vrede. Blijkbaar hebben ze met elkaar te maken. God laat ons in deze Psalm pelgrims zien die weten dat een leven in vrede voorwaarde is voor het prijzen van God. Vrede kan een reden zijn om God te prijzen, maar vrede is ook een voorwaarde om God te kunnen prijzen. Met een dichtgeknepen keel kun je niet zingen. Als jij je adem inhoudt omdat het luchtalarm afgaat kun je God niet prijzen. En ongetwijfeld wordt er gebeden in schuilkelders en op kazernes, wordt er gezongen dwars door alles heen. Maar is dat niet vooral de jammerklacht? De pelgrims van Psalm 122 zijn blij dat ze in Jeruzalem zijn aangekomen: ‘Nu staan onze voeten binnen je poorten, Jeruzalem.’ Ze waren al blij toen ze plannen maakten voor de reis: ‘Verheugd was ik toen men mij zei: ‘Wij gaan naar het huis van de HEER.” Psalm 122 is een uitbundig lied. Wat dat betreft is het contrast met de oorlog die nu in Israël en Gaza woedt groot. De lijn die dit verbindt is de overtuiging dat vrede voorwaarde is voor het prijzen van God. De pelgrims die naar Jeruzalem gaan om hun plicht te vervullen -namelijk God prijzen- doen vervolgens iets anders. In de Psalm zelf wordt Gods naam helemaal niet geprezen. De pelgrims vragen om vrede. Aan de verplichte lofzang gaat het gebed om vrede vooraf. Want een hemel gevuld met rook, vuur en dreiging verduistert het zicht op God. Waar mensen in vrede met elkaar samenleven is ruimte voor de lofzang.

 

Maar dan schrik ik wel van de situatie in Nederland. Wij leven in vrede. Er is rust. Er is ruimte voor het samenleven met elkaar. Dat gebeurt ook in allerlei verbanden. Mensen genieten daar ook van. En wanneer dat bedreigd wordt door haatzaaierij gaan onze nekharen gelijk overeind staan. Maar wordt God geprezen in Nederland? Ja. Door iedereen? Nee, dat niet. Het is een kleine minderheid die God prijst in zijn leven en die daarvoor naar de kerk komt op zondag. Terwijl iedereen hier in vrede leeft. Al bijna 80 jaar. Vrede is voorwaarde voor het prijzen van God. Vrede is ook een reden om God te prijzen. Toch gebeurt het heel vaak niet in ons land. De vrede in Nederland leidt niet tot een breed gedragen prijzen van God. Blijkbaar zien heel veel mensen het verband tussen God en onze vrede niet meer.

 

In de Psalm wordt dat verband wel gelegd. Want er wordt gevraagd om vrede. Dat is op twee manieren opvallend. Bedenk eens wat je als pelgrim allemaal voor Jeruzalem kunt vragen. Je kunt vragen om macht, om rijkdom en glorie, om een lang bestaan, om overwinningen. Allemaal dingen die een stad bekend en beroemd maken. Het ligt voor de hand om daarom te vragen. Maar wat vragen deze pelgrims? Vrede. Blijkbaar voelen zij aan dat dit kostbaarder is dan die andere dingen. En ze voelen aan dat vrede veel moeilijker te bereiken is. Misschien wel helemaal niet te bereiken voor ons mensen. Kijk maar naar de oorlog in Israël en Gaza. Kijk maar naar de oorlog tussen Rusland en Oekraïne. Het lukt mensen niet om vrede te bereiken. Wij hebben het hooguit over een staakt het vuren, over een gewapende vrede. En ook als een oorlog eindigt doordat één partij wint en de ander verliest, dan nog is er geen vrede. Winnen is iets anders dan vrede, wat is dat een vaak gemaakte vergissing. Het lukt mensen niet om vrede te bewerken. Vrede moet ons gegeven worden. ‘Vraag om vrede voor Jeruzalem.’ Vraag God er om in je gebed. Hij kan het geven; dat mensen elkaar weer zien als mens, als buur, als vriend. Heb je je wel eens afgevraagd wie de echte vijand is wanneer mensen oorlog voeren? Dat is de dood. Dat zijn haat- en wraakgevoelens. Dat is de macht van het kwaad. Dat moet verslagen worden. De echte vijand in een oorlog is de satan die alles kapot wil maken. Hij moet verslagen worden. Dan ontstaat er vrede. Dan ontstaat er ruimte voor het samenleven van mensen.

 

Daarom is de vraag om vrede in Psalm 122 uiteindelijk de vraag om de vredevorst. Wij kennen Hem: Jezus Christus. Zijn vrede overwint de vijandschap. De vijand, maar vooral ook de vijandschap. Dat is een groot verschil. De manier waarop Jezus vrede bewerkt is niet door overmacht maar door lijden. Hij offert zich op voor de vrede. Vrede is voor Jezus belangrijker dan leven. Leven zonder vrede is namelijk geen leven. Als je moet kiezen, kies dan altijd voor vrede wat het ook kost. Zo hebben veel mensen hun leven gegeven, oorlogsbegraafplaatsen zijn er de stille getuigen van. Wie vrede wil moet zijn vijand niet overwinnen maar voor zich winnen. Dat kan alleen door lief te hebben. Door je in te zetten voor verzoening en verbinding. Ik denk dat dit de roeping van de kerk is. Eerder zei ik: ik ga geen partij kiezen. Als kerk moeten we volgens mij geen partij kiezen. Laten we als kerk bidden om vrede en aandringen op verzoening.

 

Er is maar één manier om uit te komen bij de vrede die God bewerkt en die Hij geeft in zijn koninkrijk, en dat is biddend. Wij kunnen geen vrede bewerken, wij zullen er om moeten vragen. Bij God. En zijn antwoord is Jezus. Hij wint ons voor zich. Wij waren Gods vijanden, wij stonden vijandig tegenover Hem (Romeinen 5:10). Maar God bestrijdt ons niet, Hij neemt geen wraak op ons, Hij betaalt ons niet met gelijke munt terug. Nee, Hij overtuigt ons van zijn liefde. Hij maakt ons harde hart zacht en haalt ons naar zich toe. Dat is evangelie. Goed nieuws. Want winnen zouden we toch nooit van God. En zouden we wel winnen van God en Hem verslaan, dan werd de aarde een hel. Waar God niet is, is de hel. Zonder vrede met God en de medemens is er voor ons geen hemels koninkrijk. Dat rijk, waar we Hem in eeuwigheid zullen prijzen, is gebouwd op vrede. Dankzij Jezus mogen we vragen om vrede. Voor Jeruzalem. Voor Gaza. Voor Libanon. Voor Oekraïne en Rusland. Voor al die plekken op deze wereld waar de vrede afwezig is. En in alles is duidelijk, in Jezus is duidelijk, God wil ons vrede geven. Vrede met Hem en vrede met onze medemens. Want dan komen we eindelijk toe aan onze plicht: Hem prijzen tot in eeuwigheid.

 

Wij gaan straks bidden om vrede. Doe dat ook thuis. Bid voor het Joodse volk. Dat ze de vrede in Jezus mogen leren kennen. Bid voor de Palestijnen. Voor Palestijnse christenen en Arabische christenen. Bid voor de messiasbelijdende Joden. Bid voor de burgers in Libanon. Bid voor moslims in Israël. Zoveel mensen passen niet in de hokjes die een oorlog creëert. Zoveel mensen staan niet simpelweg aan de ene of de andere kant. Ze zijn slachtoffer van een oorlog die mensen tegenover elkaar zet terwijl ze dat helemaal niet willen. Bid God om vrede en rust zodat er ruimte ontstaat om samen te leven. Bid voor de leiders aan beide kanten, dat ze niet denken vanuit haat en vergelding maar dat ze inzien dat vrede bereikt wordt door de ander te zien als mens. Bid dat hierdoor Gods naam geprezen wordt. In Israël, in Gaza, in Nederland en op heel de aarde. Vrede is Gods gift, Hem prijzen is onze plicht. Amen.