Wat voorbij gaat, blijvend is en nieuw wordt

31 december 2020

We sluiten een bijzonder jaar af, we gaan met vertrouwen een nieuw jaar in. Want wij leven in het heden van Gods trouw.

Lezen: Micha 4:1-5 en 5:1-3

Tekst: Micha 7:18-20

Wij sluiten vandaag een heel bijzonder jaar af. Ik weet niet of het woord coronajaar al bestaat -ik heb begrepen dat het woord anderhalvemetersamenleving de verkiezing ‘woord van het jaar 2020’gewonnen heeft- maar dat 2020 als coronajaar de geschiedenisboeken in gaat spreekt voor zich.

 

Wanneer ik met u en jou over corona sprak vroeg ik vaak: hoe verbind je God en corona aan elkaar, wat heeft God met corona te maken? Soms viel dan het woord straf. Corona als straf van God voor de zonden die wij mensen hier op aarde doen. Dat heeft iets lastigs. Voor mensen die niet geloven is dat onzin, ze geloven niet in een God, dus ook niet in een God die straft. Maar tegelijk krijgen ze van christenen die dit zeggen een godsbeeld mee waar ik niet blij van word. Niet dat ik niet geloof dat God kan straffen, zeker wel. Maar het gekke van deze straf is dat God dan de verkeerde mensen lijkt te treffen: de arme mensen in Afrika en Zuid-Amerika. Die worden het hardst geraakt. Terwijl de rijke, westerse wereld zich wel een lockdown kan veroorloven en vaccins kan kopen. Maar de meeste van die rijke westerlingen zijn nou niet echt gelovig. En de leefstijl in onze samenleving is ronduit god-loos te noemen.

 

Als gelovige kun je ook moeite hebben met een God die straft. God is toch genadig en liefdevol? Er is toch vergeving van onze zonden? Zeker, zo is het. Maar zo’n manier van praten kan ook iets gemakzuchtigs in zich hebben. Alsof zonden niet erg zijn. Alsof het er niet op aankomt hoe je leeft. Ik vind dat lastig: leven wij als christenen hier in Nederland nou op een manier waar God blij van wordt? Of laden wij net zo goed schuld op ons met de onrechtvaardige scheidslijn tussen arm en rijk, met het meedoen in een samenleving die draait om de economie en het ik? Als je het zo bekijkt zou een straf van God terecht zijn.

 

Maar als we zeggen dat corona geen straf van God is, wat is het dan wel? Is het stom toeval? Is het een wake-up call dat we anders met de aarde moeten omgaan? Of is het iets van de duivel, komt dit voort uit de macht van het kwaad? Ergens ligt dat voor de hand omdat corona afstand maakt tussen mensen. Dat is typisch duivelswerk. Terwijl God de relaties tussen Hem en de mens, en tussen mensen onderling probeert te herstellen, is de duivel bezig afstand te maken.

 

Ik kom hier niet uit. Als het gaat over God en corona tast ik in het duister. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik in het duister tast over God, over hoe Hij is. Gelukkig niet. In de slotwoorden van het boek Micha ontdekken we drie dingen over God: zijn woede gaat voorbij, zijn trouw is blijvend en zijn ontferming wordt weer nieuw. Daarin hoor je verleden, heden en toekomst. Wij sluiten vandaag een jaar af en wij gaan een nieuw jaar tegemoet. Dat doen we met allerlei vragen in ons hoofd. Verwarrende vragen: hoe zit dat nou met God en wat we op dit moment meemaken? Misschien ervaar je afstand naar God: waarom laat Hij dit gebeuren? Maar tussen verleden en toekomst ligt het heden. Micha zegt: Gods woede gaat voorbij en God ontferming, zijn medelijden met ons, wordt weer nieuw. Want Gods trouw is blijvend. Dat is de constante in alles wat er gebeurt, wat er gebeurd is en wat er nog gaat gebeuren. Wij leven in het heden van Gods trouw.

 

Gods woede gaat voorbij

 

Opvallend in Micha 7 is wat er staat over Gods omgang met onze zonden. Hij gooit ze in de diepten van de zee. Dat beeld spreekt sterk in een tijd waarin er geen duikboten waren en geen kennis over wat er onder het wateroppervlak is. Mensen wisten dat daar vissen zwommen, maar daar hield het ook mee op. De zee was een ondoordringbare plek. Als iets onder de golven verdween was het voorgoed weg, dat zag je nooit meer terug. Het was verdwenen naar een plek waar niemand het meer vandaan kon halen. Misschien zouden wij moeten zeggen: God schiet onze zonden de ruimte in, in een baan om een ster hier miljoenen lichtjaren vandaan. Als God onze zonden vergeeft, zijn ze echt helemaal weg. Geen mens kan ze terughalen. En God? Hij wil ze niet terughalen.

 

Want dat valt ook op, God blijft niet woedend. Onze zonden roepen dus wel Gods woede op, vergeet dat niet. Maar woede, boosheid past niet bij Gods aard. De Bijbel zegt nergens: God is woede. Wel zegt de Bijbel: God is liefde (1 Johannes 4:8). Gods woede hoort niet bij zijn wezen. De Bijbel zegt zelfs dat Gods woede op een dag voorbij is. In Openbaring 15:1 staat over de zeven plagen van Gods oordeel dat daarmee ‘aan Gods woede een einde komt’. Hier in Micha 7 proef je dat ook al: God blijft niet woedend. Onze zonden roepen Gods woede op. Maar God legt die woede op Jezus Christus. Micha kende Jezus nog niet. Hij kende wel Psalm 103 waar David over God zegt: ‘Niet eindeloos blijft hij twisten, niet eeuwig duurt zijn toorn’ (vers 9). David koppelt dat aan Gods trouw. Het was vanuit die trouw dat God zijn eigen Zoon stuurde om de woede over onze zonden weg te dragen. Ook de zonden van het afgelopen jaar.

 

Gods woede, zou je kunnen zeggen, is niet onverbiddelijk. Wij gebruiken dat woord als iets sowieso gaat gebeuren: je kunt proberen wat je wilt, maar het gaat door. Als je het woord letterlijk neemt gaat het over bidden, verbidden. Dat betekent: God op andere gedachten brengen door te bidden. Dat kan, de Bijbel geeft daar voorbeelden van (Genesis 18:22-32, Exodus 33:17). De woede van God is dus niet onverbiddelijk, dat die sowieso doorgaat. Je kunt Gods woede verbidden. Het is beter als ik zeg: Jezus kan dat. Jezus pleit voor ons bij het altaar in de hemel (Romeinen 8:34, Hebreeën 8:1-2, 1 Johannes 2:1). Hij bidt voor ons. Hij pleit bij de Vader voor ons. Hij wijst zijn Vader op het offer dat Hij gebracht heeft aan het kruis. Jezus is de priester die met het offerbloed het heiligdom is binnengegaan en daar nu voor zijn volk bidt om vrijspraak. Zo komt Gods woede voor ons tot een einde.

 

Gods trouw is blijvend

 

De trouw waar het hier in Micha 7 over gaat is Gods verbondstrouw. In vers 20 zie je de namen van Jakob en Abraham staan. God had zich aan hen en hun nageslacht verbonden. God had beloofd niet zomaar afscheid van hen te nemen. In voor en tegenspoed zou Hij hun God zijn. In goede en kwade dagen. Die kwade dagen waren gekomen. Israël had zich van God afgekeerd, was zijn eigen gang gegaan. God had hen gestraft met vijandelijke onderdrukking in de tijd van de Rechters. God strafte hen in de ballingschap. Maar nooit vergat God zijn beloften aan Abraham, Isaak en Jakob. Daarin is God uniek. De slotverzen van het boek Micha laten zien dat God heel anders is dan de afgoden. Het eerste is natuurlijk dat afgoden niet bestaan. Ze bestaan wel maar ze leven niet. Maar de afgoden die door de volken rond Israël vereerd werden waren niet zo vergevingsgezind. Die goden moesten genoegdoening hebben, die lieten zich niet verbidden. Maar de God van Israël is anders. Vers 18 begint met de vraag: wie is een God als u? Dat is een kernzin in het boek Micha. Het antwoord is: niemand. God is uniek. Hij blijft niet woedend. Maar zijn trouw is wel blijvend. Dat zit al in het woord trouw; dat is dat je blijft doen wat je deed. Dat je je beloften niet breekt. Dat je blijft wie je bent. Mensen kunnen op jou aan. God straft de zonden. Maar, zegt Micha, ‘U blijft niet woedend op wie er van uw volk nog over zijn; liever toont u hun uw trouw.’ Dat doet God liever, zijn trouw tonen. Je zou kunnen zeggen, God is graag betrouwbaar. Hij wil dat mensen Hem vertrouwen.

 

Als het gaat over ons vertrouwen op God, zit hier wel een dingetje. Laat ik het zo zeggen: je zekerheid ligt in God, in hoe Hij is, niet in de kracht van je geloof of wat je ervaart van je geloof. Ik merkte dat ik de laatste tijd vooral bezig was met mijn geloof, dat ik daarnaar keek. Vertrouw ik God of voel ik soms twijfel? Het heeft iets verleidelijks om daarmee bezig te zijn want daarmee hou je het dichtbij jezelf. Onze samenleving stimuleert dat ook, dat kijken naar binnen. Voor geloofszekerheid heb je daar niets aan. Voor zekerheid in je geloof moet je juist naar buiten kijken, naar God. Denk aan het volgende voorbeeld, ik hoorde het laatst ergens langskomen. Twee jongens staan aan de rand van een vijver met ijs. Ze weten niet of het houdt. De ene jongen gelooft vast en zeker dat hij over het ijs naar de overkant kan. De andere jongen twijfelt. Wie van beiden komt aan de overkant? Ja, dat hangt van het ijs af, niet van het geloof van die jongens. Als het ijs dik genoeg is komen ze beiden aan de overkant. Gods trouw is als dat ijs. Als meters dik ijs. Daar moet ik aandacht aan geven, zo krijg ik zekerheid. Die zekerheid ontstaat niet door te kijken naar mijn geloof en de kracht daarvan. God draagt mij naar de overkant, zijn trouw is blijvend. Vraag je af waar jij naar kijkt. Kijk jij vooral naar je geloof en je twijfels of kijk je naar God en zijn trouw? In de kerk is dit ook verschoven in de afgelopen jaren. Misschien onder invloed van preken. Ik heb me voorgenomen -dat is al vast één goed voornemen voor het nieuwe jaar- om minder aandacht te geven aan ons geloof en meer aan God. Want in zijn trouw vind je zekerheid.

 

Gods ontferming wordt weer nieuw

 

Je ziet het staan in Micha 7:19: ‘Opnieuw zult u zich over ons ontfermen’. Ontfermen is een bijbelwoord, maar wij kennen het ook wel in de zin van: je ontfermen over een zwerfkatje. Ontferming heeft te maken met medelijden. En wanneer God medelijden heeft dan komt Hij ook in actie. Dat is wat wij mogen verwachten voor het nieuwe jaar. Gods trouw is niet dat Hij onbewogen is, uit Gods trouw komt juist telkens weer nieuw medelijden. Gods vergeving heeft geen grens. God zegt nooit: nu is de maat vol. Dat betekent niet dat je zonden niet serieus hoeft te nemen. Dat is de achtergrond van het boek Micha. De Israëlieten leefden met een valse gerustheid. Ze dachten dat Gods beloften los stonden van hun gedrag. Alsof Gods beloften ook wel effect in je leven zullen hebben als jij zonder God leeft en je niets aan Hem gelegen laat liggen. Nee, Gods beloften worden werkelijkheid in de relatie met Hem. Valse gerustheid is dat je zegt: God is liefde, en ik doe het toch best aardig? Het is waar dat God liefde is. Maar onze zonden zijn ernstig. Wie zegt ‘ik doe het toch best aardig’, heeft de diepte van zijn zonden niet in beeld. Dan wordt genade goedkoop.

 

Juist omdat Gods ontferming telkens weer nieuw is -ook in het jaar dat komt- zou ik willen zeggen: neem je zonden serieus. Ga niet lichtvaardig om met je zonden. Breng ze voor God en vraag om vergeving. Je weet toch wie God is? Een God die schuld vergeeft, die niet woedend blijft. Maar wel trouw. Let erop dat de zonde je wil misleiden: als ik nou maar goed geloof komt het goed met mij, dan vergeeft God mijn zonden. Daar loop je mee vast. Want je geloof is soms zwak en zonden maken afstand naar God. Maar laat juist dan Gods trouw bevrijdend in je leven doorwerken. Niet jouw geloof maar Gods trouw is de grond onder de vergeving van je zonden. Als je naar jezelf blijft kijken en naar je geloof en je geloofservaring, word je diep ongelukkig. God laat zich aan ons kennen want Hij gunt ons de zekerheid van de vergeving van onze zonden. Hij gunt ons zekerheid over onze toekomst. Een zekerheid die er in Hem is en in Hem vastligt. In al je worstelingen mag dit je troost zijn: God verandert niet. Hij is en blijft de God die zegt: mijn woede gaat voorbij, mijn trouw is blijvend, mijn ontferming over jou is iedere keer weer nieuw. Splinternieuw, alsof er daarvoor niets gebeurd is.

 

Soms kom je mensen tegen met een enorme rust in hun leven. Zij gaan ‘eenvoudig’ uit van wat God over zichzelf zegt. Het ijs! Dat geeft rust. Misschien ken je ook wel zo iemand. Ik hoop dat er vanavond allerlei goede voornemens worden gemaakt. Als je deze preek concreet wil maken, neem je dan ook voor om jezelf en elkaar eraan te herinneren naar God te kijken. Daardoor komt er zekerheid in je leven. En neem je voor om je zonden serieus te nemen en ermee naar God te gaan. Want of je corona nou ziet als een straf van God of niet, dat onze zonden Gods woede oproepen is een feit. Maar wat ook een feit is, is dat God onze zonden overwint. Wij niet, God, Hij overwint ze. Hij gooit ze in de diepten van de zee. Ook al gaan we een onzeker jaar tegemoet, die zekerheid hebben we. Een gelukkig nieuwjaar gewenst. Amen.