Wie Jezus belijdt als levende Heer wordt gered

31 mei 2015

Drie vragen van de jongeren brengen ons bij de kern van het evangelie: God zelf komt met Jezus naar je toe.

Lezen: Romeinen 9:30-10:13

Tekst: Romeinen 10:9

Wat is belijdenis doen? Met de jongeren die vanmiddag belijdenis doen is dit natuurlijk allemaal al besproken. Zij weten ondertussen heel goed wat belijdenis doen is. Toch hadden zij bij de voorbereiding van deze diensten nog wel wat vragen, ik zal die ook een plek geven in de preek. Maar op een zondag als vandaag, waarop jongeren belijdenis doen van hun geloof, is het goed om zo’n vraag gewoon eens te bekijken: wat is belijdenis doen nou? Voor jongere catechisanten is dat denk ik ook wel goed, misschien denk je er over om volgend jaar belijdenis te gaan doen. Maar ook als je jaren geleden al belijdenis deed is het goed om weer eens te bedenken: wat heb ik toen eigenlijk gedaan? En voor iedereen geldt, voor ons als gemeente geldt: wat gebeurt hier nou eigenlijk vanmiddag? Wat krijgen we vanmiddag te zien en te horen?

 

De bijbelse basis voor belijdenis doen

Nu is het gekke dat de bijbel belijdenis doen niet kent. Dat is dus een probleem, toch hoeft u niet bang te zijn dat het feest vanmiddag niet doorgaat. Maar ik noem het omdat jongeren hiermee komen. Waar staat nou in de bijbel dat je belijdenis moet doen? Kom eens met een tekst. Ik geef ze dan altijd gewoon gelijk, belijdenis doen is niet bijbels. En dan bedoel ik dat belijdenis doen in het voorjaar, in de kerk, in een speciale kerkdienst, waarbij je op het podium gaat staan, een paar vragen moet beantwoorden en dat je dan een boek krijgt en daarvoor je hele familie uitnodigt. Dat vind je nergens in de bijbel. Dat is een uitvinding van mensen. Het belijden zelf kom je natuurlijk wel tegen in de bijbel. Jezus zegt: ‘Iedereen die Mij zal belijden voor de mensen, zal ook Ik belijden voor mijn Vader die in de hemel is’ (Matteüs 10:32). Die tekst laat gelijk zien hoe enorm belangrijk het is om de naam van Jezus te belijden. Om dat ook publiek te doen. Niet alleen in je gebed tot God, maar gewoon in het openbaar. Openbare geloofsbelijdenis. Je geloof belijden is dus heel bijbels maar belijdenis doen kom je zo niet tegen in de bijbel.

 

Waarom doen wij dat dan? Dat heeft te maken met het avondmaal. Als je vanmiddag goed luistert dan hoor je dat er wordt gezegd dat belijdenis doen een vraag is om aan het avondmaal te mogen. Het formulier begint zo: ‘Geliefde broeders en zusters, jullie zijn hier verschenen voor God en zijn heilige gemeente om je doop te beamen, je geloof te belijden, en zo toegang te krijgen tot het avondmaal van onze Here Jezus Christus.’ En dan worden precies de twee sacramenten genoemd die Jezus zelf heeft ingesteld: doop en avondmaal. Jezus heeft niet het belijdenis doen ingesteld, maar wel doop en avondmaal. Als Jezus na zijn opstanding zijn leerlingen instructies geeft zegt hij: ‘Ga op weg, maak alle volken tot mijn leerlingen door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest’ (Matteüs 28:19). En als Hij op de avond van zijn gevangenneming het Pascha met zijn leerlingen viert zegt Hij: ‘Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken’ (Lucas 22:19). Het kerkelijke belijdenis doen kun je daarom het beste heel dicht tegen het avondmaal aan trekken. Want avondmaal vieren is je geloof belijden met de daad. Avondmaal vieren is je geloof belijden door iets te doen: je loopt naar voren (bij ons gaat het ook door de rijen, maar het heeft iets moois als je er voor in beweging moet komen) en je eet en drinkt. Door dat te doen belijd je: ik geloof in Jezus. Ik geloof in zijn offer aan het kruis voor mij. Ik leef daarvan. Ik heb dat nodig. En ik geloof dat deze Jezus nu leeft in de hemel, en dat Hij zelf gastheer is aan deze tafel en ik geloof dat Hij mij vanuit de hemel het leven geeft. Dat belijd je door avondmaal te vieren. Avondmaal vieren is je geloof belijden met de daad. En daarom zeggen we: als je nou de eerste keer mee viert, ga dan even op het podium staan met je gezicht naar de gemeente en zeg het dan ook hardop: ‘Ja, ik geloof in Jezus als mijn levende Heer, Hij is mijn redder, door Hem leef ik.’ Daarom vind ik het ook zo mooi dat de jongeren die vandaag geen belijdenis kunnen doen dat op de 14e doen, wanneer we als gemeente het avondmaal vieren. Het mooist zou het zijn om belijdenis doen altijd op een avondmaalszondag te plannen.

 

Dit was de eerste vraag van de jongeren toen we de diensten van deze dag voorbereidden: ‘is belijdenis doen wel bijbels?’ Antwoord: het hoort bij de eerste keer avondmaal vieren. Je beaamt je doop en vraagt toegang tot het avondmaal. En dat is precies wat God graag ziet. Dan de andere twee vragen: ‘hoe kun je bij het belijdenis doen nou zeggen dat je de rest van je leven zult blijven geloven?’ Dat is de tweede vraag uit het formulier: ‘Beloof je bij de belijdenis van deze leer door Gods genade te blijven in leven en sterven?’ Dat is nogal een grote belofte, terwijl je nog helemaal niet weet hoe je leven zal gaan. Ik noem ook vast de derde vraag van de jongeren: ‘moet je alles weten als je belijdenis gaat doen?’ Die gedachte leeft vaak wel, tegelijk merken ze ook dat het niet kan. Je kunt niet alles weten. Zelfs ik weet niet alles, hoewel sommige catechisanten dat wel denken. De vraag hierachter is ook: moet je 100 procent overtuigd zijn als je belijdenis doet?

 

God zelf brengt Jezus dichtbij je

Maar hoe kun je bij het belijdenis doen beloven dat je de rest van je leven zult blijven geloven? Dat weet je toch juist niet? Hier zit een heel groot en belangrijk iets achter. De ouderen in de kerk zullen het herkennen en beamen. Want waar zitten wij vanmiddag naar te kijken en te luisteren, naar iets wat mensen doen of naar iets wat God doet? Vorige week heb ik gezegd: het is de Geest van Pinksteren die mensen tot geloof brengt. Niemand kan zeggen ‘Jezus is Heer’, dan door de heilige Geest (1 Korintiërs 12:3). Tegelijk voelt het als je eigen keus wanneer je belijdenis doet. Dat is het bijzondere van hoe de heilige Geest werkt, Hij werkt het geloof in jou op een manier dat het van jezelf wordt. Maar het begon allemaal bij de heilige Geest en Hij is het ook die je ja-woord draagt en laat standhouden je leven lang. Wij zitten vanmiddag naar Gods werk te kijken en te luisteren. Naar wat Hij gedaan heeft en doet in de levens van deze jonge mensen.

 

Ik wil dit aanwijzen in Romeinen 10. We hebben dat zojuist gelezen, ook dat prachtige vers 9: ‘Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.’ Dat is een ontzettend mooie tekst. Moet je hem wel goed lezen. Je leest hem verkeerd als je er een voorwaarde in leest. Dan leg je de nadruk op de woordjes als en dan. Maar de nadruk ligt in dit vers op de redding door Jezus. Paulus weet dat zijn lezers in Jezus geloven, maar hij wil hen bemoedigen: als je mond belijdt dat Jezus de Heer is en als je gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt -wat zo is bij jullie, beste christenen in Rome- dan zul je worden gered. Dit vers wil gelovigen bemoedigen: jullie geloof in Jezus leidt tot redding. Zo kan ik het dus ook zeggen tegen hen die vanmiddag belijdenis doen: jullie geloof in Jezus leidt tot je redding. Echt waar, gefeliciteerd! Redding waarvan? Redding van de dood die je verdient omdat je God niet volmaakt lief hebt. Wie leeft op Gods wereld moet God erkennen als de Maker, moet God eren en liefhebben als de Maker van de wereld en van je eigen leven. Maar geen mens komt daar aan toe op een manier die voldoet (Romeinen 3:10-20). Maar door Jezus is er redding want Hij had God wel volmaakt lief. En daarom: wie Jezus belijdt als zijn levende Heer wordt gered.

 

Wat ontmoedigt de christenen in Rome dan? Waarom schrijft Paulus aan hen: ‘jullie die in Jezus geloven zullen worden gered’? Omdat deze christenen te maken hadden met grote joodse synagogen in Rome waar Jezus werd afgewezen als Heer. De christenen aan wie Paulus schrijft zijn bekeerlingen uit de heidenen, die de jood Jezus hebben leren kennen als de Zoon van God die is opgestaan uit de dood en nu leeft in de hemel en aan hun redding werkt. Maar wat zij niet snappen is dat de Joden zelf deze Jezus afwijzen. Jezus is de aan de Joden beloofde redder, hun profeten hadden zijn komst aangekondigd, en dan komt Hij en dan wijzen ze Hem af. Is Jezus dan wel de redder? Daar zit hun twijfel. Geloven, terwijl heel veel mensen om je heen niet geloven, vind jij dat niet lastig?

 

En dan zegt Paulus (vers 6-8): maar God zelf brengt Jezus naar je toe. Dat zijn die woorden over: ‘Zeg niet bij uzelf: Wie zal opstijgen naar de hemel?’- en dat betekent: wie zal Christus naar beneden brengen? Of: ‘Wie zal afdalen naar de onderwereld? - dat betekent: Christus bij de doden vandaan naar boven brengen.’ Dit zijn woorden uit Deuteronomium (30:12-14) die oorspronkelijk op de wet sloegen. Kijk maar in Romeinen 10:8: ‘Mozes zegt: ‘Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart.” Het punt is, God komt naar Israël toe met zijn wet, met zijn onderwijs. Het is geen wet vanuit de verte, vanuit een ver paleis, maar het is een woord van dichtbij. God bezoekt het volk met zijn onderwijs. Israël hoeft het niet te veroveren maar mag het ontvangen. Daarin zie je Gods genade, ook bij het geven van de wet. Maar datzelfde laat Paulus nu op Jezus slaan. Ook Hem hoef je niet te veroveren want God zelf brengt Hem dichtbij in de verkondiging van het evangelie. Je hoeft niet naar Christus te zoeken, Hij wordt je op een presenteerblaadje aangeboden.

 

Dat is de bemoediging. God komt naar jou toe met Jezus. Hij brengt Jezus dichtbij je. Hij werkt met zijn Geest het geloof in je hart. Wij kijken en luisteren vanmiddag naar Gods eigen werk. Maar juist omdat het geloof Gods eigen werk is kun je ook die grote woorden spreken, kun je beloven dat je je leven lang bij je belijdenis zult blijven. Dat beloof je niet op grond van je eigen kracht of intenties, maar dat beloof je op grond van Gods eigen beloften. Hij wil dat je je leven lang blijft geloven en Hij wil dat ook in jou waarmaken. Dat is de bodem onder jouw belofte. Volgens de tweede vraag van het formulier beloof je ‘door Gods genade’ bij je belijdenis van het evangelie blijven. Het enige wat jij moet doen is dat evangelie, dat woord iedere keer weer in je hart laten leggen. Wat jij moet doen is Jezus iedere keer weer dichtbij je laten brengen. Lees in de bijbel, bid, kom naar de kerk.

 

Leef met je levende Heer in de hemel

Ik moet nog wat zeggen over de derde vraag van de jongeren. Dit sluit prachtig aan op het vorige. De vraag was: moet je alles weten voor je belijdenis kunt doen? Antwoord: nee. Gelukkig niet. Wie zou dan belijdenis doen? Nee, blijf leren. Kom naar de kerk, lees uit de bijbel, neem stille tijd, ga naar een bijbelstudieclub, kortom: ga met God om. Heb contact met God, luister naar zijn stem. Dat betekent dat je blijft leren. Ik heb meer geleerd na mijn belijdenis doen dan ervoor. Met leren bedoel ik dan niet alleen kennis, maar ook hoe dat aan mijn leven raakt. Ik heb geleerd met God te leven. En dat is ook op dit moment nog lang niet af. Gelukkig niet, wat zou geloven dan saai worden. Geloof is levend. Net zoals goede vrienden elkaar door de jaren heen telkens nog weer beter leren kennen, zo is dat ook met God. Zo wil God dat graag. Belijdenis doen is niet het eindpunt van een leertraject maar het begin.

 

Achter deze vraag van de jongeren zit de gedachte: wanneer ben je er klaar voor om belijdenis te doen? Ik merk dat jongeren vandaag de dag op een hele authentieke, overtuigde manier belijdenis van hun geloof willen afleggen. Als ze het doen willen ze er voor de volle 100 procent achter staan. Dat is goed. Dat is beter dan belijdenis doen omdat de groep het doet of omdat je ouders het graag willen. Maar tegelijk merken zij dat 100 procent overtuigd zijn van hun geloof bijna niet kan. Ik ben ook niet elke dag, ieder uur 100 procent overtuigd van mijn geloof. Het kan je dus ook in de weg zitten om belijdenis te doen, die vraag: ‘ben ik er wel klaar voor? Ik ben nog niet 100 procent zeker.’ Een van de jongeren vertelde wat haar ouders hadden gezegd, een heel wijs woord: ‘Als het geloof in jouw leven de overhand heeft dan kun je belijdenis doen.’ Dan gaat het niet over 51 procent geloof, 49 procent twijfel, maar dan gaat het erover dat je met God wilt leven. Dat je met al je twijfels, al je tekort en al je vragen naar Hem toe wil gaan.

 

Want dat is Jezus belijden als je levende Heer, Romeinen 10:9. ‘Als je mond belijdt dat Jezus de Heer is en je hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zul je worden gered.’ Jezus is Heer en Jezus leeft: Hij is voor jou de levende Heer. Dat woord ‘Heer’ wil zeggen: Hij is God, Hij is hoog verheven, Hij heeft alle macht in deze wereld. Dat betekent voor jou: je volgt Hem, je luistert naar Hem, je vraagt Hem om hulp, je dient Hem, je aanbid Hem. Dat zit allemaal in dat woord Heer. Daarom is je geloof belijden ook niet één moment, alleen vanmiddag, je kunt het beter zien als een werkwoord. Kijk naar de poster van Visje: het gaat niet om ‘belijdenis doen’, maar ‘belijden is doen’. Belijden dat Jezus je levende Heer is betekent iets voor iedere dag. Namelijk dat je iedere dag naar Jezus luistert en doet wat Hij zegt. Dat je iedere dag met Jezus praat in je gebed. Dat je iedere dag aan Hem denkt als je koning in de hemel en dus je leven aan Hem wijdt. Je gaat voor Hem leven op een manier zoals Hij dat graag wil. Dan ga je ook merken dat je wordt gered. Nu al. Straks van Gods oordeel, maar ook nu al word je gered. Namelijk van dingen waar je leven onder te lijden heeft. Dingen als angst, onrust, jaloezie, minderwaardigheidsgevoelens, hebzucht en prestatiedrang. Wie Jezus belijdt als zijn levende Heer wordt daar iedere dag weer van gered, van bevrijd. Want als je Jezus ziet als je verheven, hemelse God, vol van macht en majesteit, dan worden aardse dingen steeds kleiner en de hemelse dingen steeds groter. Angst, onrust, jaloezie en hebzucht worden steeds kleiner, liefde, trouw, dienstbaarheid, gehoorzaamheid en vriendelijkheid worden steeds groter. Daarom is mijn oproep aan iedereen hier: leef met Jezus als je levende Heer in de hemel. Amen.